31 497 Passend onderwijs

Nr. 207 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2016

Mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stuur ik uw Kamer bijgaand een schriftelijke reactie op de motie van het lid Siderius, Kamerstuk 31 497, nr. 188, waarin de regering wordt verzocht een voorziening te treffen zodat ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen die staan ingeschreven bij een cluster 3-onderwijsinstelling, aanspraak kunnen maken op een Wajonguitkering.

Vanaf 2015 is de Wajong 2015 alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Een dergelijke vaststelling heeft zowel persoonlijk als maatschappelijk vergaande consequenties: de kans op ontwikkeling wordt uitgesloten geacht en betrokkene is daarmee voor de rest van diens leven aangewezen op een uitkering. Dat vraagt om grote zorgvuldigheid in de toetsing. Het is in deze context dat de uitsluitingsgrond in geval van studie moet worden gezien. Het volgen van onderwijs en het ontvangen van een uitkering die dient als inkomensvoorziening gaan niet samen. Ouders van ernstig meervoudig gehandicapte kinderen hebben de keuze of zij hun kind na 18 jaar onderwijs laten volgen dan wel van school halen en via de gemeente een vorm van dagbesteding organiseren. Indien zij kiezen voor het continueren van onderwijs na het 18e jaar, betekent dat, dat de leerling in kwestie voor de duur van dat onderwijs niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wajong 2015.

Voor de ondersteuning in het levensonderhoud van leerlingen ouder dan 18 jaar zijn specifieke regelingen getroffen. Leerlingen met een ernstige meervoudige beperking kunnen, net als andere leerlingen met of zonder beperking, aanspraak maken op de reguliere voorzieningen voor schoolgaande kinderen en studerende jongeren, zoals een tegemoetkoming voor scholieren van ca. € 113 per maand, die afhankelijk van het inkomen van de ouders met ca. € 86 per maand wordt verhoogd. Bij het vaststellen van de hoogte van deze bedragen is rekening gehouden met de onderhoudsplicht van ouders voor hun kinderen tot deze 21 jaar zijn. De hoogte van de tegemoetkoming is in lijn met de bedragen van de kinderbijslag en het kindgebondenbudget, toen de scholier nog 17 jaar was. De gemeente kan op grond van de Participatiewet ook een individuele studietoeslag toekennen, maar als voorwaarde hiervoor geldt dat de jongeren in kwestie arbeidsvermogen hebben. De gemeente heeft ook de mogelijkheid om bijzondere bijstand toe te kennen om de hier bedoelde jongere een vangnet te bieden op het moment dat deze zelf, of met ondersteuning van de ouders, niet in het levensonderhoud kan voorzien.

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet is de verantwoordelijkheid voor inkomen en ondersteuning van jonggehandicapten die (nog) niet in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wajong 2015, belegd bij de gemeenten. Om goed in beeld te krijgen hoe gemeenten invulling geven aan hun regierol, is een uitgebreide monitor opgezet (Kamerstuk 34 352, nr. 1). Ik zal hier in de reguliere rapportages van de lopende monitor over rapporteren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven