Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2014
Tijdens het notaoverleg van 29 september jl. (Kamerstuk 31 135, nr. 48) heeft u mij met de motie Ypma/Straus (Kamerstuk 31 135, nr. 38) verzocht om advies te vragen aan de Onderwijsraad. Hierbij bied ik u het advies
«Verhouding zorgplicht en toelatingsbeleid» van de Onderwijsraad aan. Tevens bevat
deze brief mijn beleidsreactie op het advies.
In zijn advies is de raad ingegaan op de volgende twee vragen:
-
1. Hoe verhoudt zich de zorgplicht van scholen in het kader van passend onderwijs tot
de mogelijkheid van bijzondere scholen om een toelatingsbeleid te voeren?
-
2. In hoeverre is artikel 23 GW in overeenstemming met artikel 2 van het eerste protocol
EVRM (recht op onderwijs)?
In antwoord op de eerste vraag geeft de raad aan dat de zorgplicht los staat van de
vrijheid van bijzondere scholen om een toelatingsbeleid op denominatieve grond te
voeren. In het kader van de zorgplicht moet de school motiveren of zij kan voldoen
aan de ondersteuningsbehoefte van een aangemelde leerling. De richting van de school
speelt hierbij geen rol. Bij het toelatingsbeleid speelt daarentegen de ondersteuningsbehoefte
van de leerling geen rol van betekenis, maar dient louter te worden gekeken of is
voldaan aan de strikte vereisten tot het gerechtvaardigd kunnen afwijzen van een leerling
op basis van het eigen toelatingsbeleid op denominatieve grond.
Juridisch gezien biedt het recht van bijzondere scholen om een eigen toelatingsbeleid
te voeren (het bevoegd gezag van) een bijzondere school dus niet de mogelijkheid om
dit naar believen in te roepen om de zorgplicht voor een leerling met een ondersteuningsbehoefte
te vermijden of te ontduiken. Uiteraard blijft het wel van belang om de komende tijd
te blijven volgen hoe scholen in de praktijk met hun zorgplicht omgaan.
In antwoord op de tweede vraag ziet de raad geen strijdigheid tussen artikel 23 van
de Grondwet en artikel 2 van het eerste protocol van het EVRM. Door de inrichting
van het onderwijsstelsel met enerzijds algemene toegankelijkheid van openbare scholen
en bijzondere scholen die in beperkte mate en binnen juridische grenzen een toelatingsbeleid
mogen voeren, voldoet de staat volgens de Onderwijsraad aan zijn verplichting om het
recht op onderwijs te garanderen.
Ik heb met instemming kennis genomen van het advies van de Onderwijsraad. Ik zie het
advies als een bevestiging van mijn beleid op dit terrein. Ik dank de raad ook voor
de snelle beantwoording van deze vragen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker