31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 281 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2020

Op 4 maart jl. vond het plenair debat «Aanpassen van Inspectierapporten» plaats met de Minister van Justitie en Veiligheid (Handelingen II 2019/20, nr. 59, item 8).

Bij dat debat was ook mijn brief van 4 maart 2020 (Kamerstuk 31 490, nr. 276) geagendeerd. In die brief ben ik onder meer ingegaan op de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties en de brede evaluatie van de organisatiekaders van het Rijk die zien op verschillende soorten zelfstandige organisaties.

Tijdens het debat werden twee moties ingediend met betrekking tot deze rijksbrede evaluatie-onderzoeken. Zoals toegezegd in het debat door de Minister van Justitie en Veiligheid, reageer ik met deze brief graag op beide ingediende moties.

De ingediende motie van het lid Van Dam c.s.1 strekt ertoe de regering te verzoeken de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties los te koppelen van de brede evaluatie van de organisatiekaders van het Rijk en voor de zomer van 2020 de Kamer een tussenbericht over deze evaluatie toe te zenden, inclusief een visie van de Inspectieraad op de onafhankelijkheid van inspecties.

Zoals ik u in de brief van 4 maart 2020 heb gemeld zal ik u nog dit jaar informeren over de uitkomsten van de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties.

Het volledig loskoppelen van de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties van de eerder aangekondigde brede evaluatie, is echter niet goed mogelijk. Weliswaar zal de evaluatie van die aanwijzingen nog dit jaar plaatsvinden, maar de resultaten ervan zullen onvermijdelijk ook deel uit maken van de eerder aangekondigde bredere evaluatie van kaders voor onafhankelijke organisaties binnen de rijksoverheid. Het gaat bijvoorbeeld om vergelijkingen met de kaders voor planbureaus, adviescolleges en zelfstandige bestuursorganen. Het is nadrukkelijk gewenst om door middel van die evaluatie juist breder te kijken dan alleen naar de rijksinspecties. Dat is dan ook de reden waarom in deze brede evaluatie verschillende organisatiekaders voor organisaties op afstand binnen de rijksoverheid samenhangend worden geëvalueerd. De Aanwijzingen inzake de rijksinspecties is ook zo’n kader en de evaluatie daarvan vormt daarmee één van de bouwstenen voor dit brede onderzoek. Dit brede onderzoek zal een meer diepgaand inzicht bieden dan met afzonderlijke evaluaties van de verschillende kaders kan worden bereikt. Een dergelijk breed onderzoek kost vanwege de omvang ook meer tijd. Het kabinet hecht eraan zorgvuldigheid te laten gaan vóór snelheid.

Ik ben graag bereid, zoals de motie vraagt, voor de zomer van 2020 de Kamer een voortgangsbericht over de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties toe te zenden, inclusief – indien dan beschikbaar – een visie van de Inspectieraad op de onafhankelijkheid van inspecties. Maar ik zal de onafhankelijkheid van de rijksinspecties en de daarop betrekking hebbende aanwijzingen vervolgens wel meenemen in de brede evaluatie zoals hiervoor bedoeld.

In het licht van bovenstaande ontraad ik de motie.

De ingediende motie van het lid Van der Graaf c.s.2 strekt ertoe de regering te verzoeken rijksbreed te onderzoeken hoe de onafhankelijkheid van overheidsinspecties beter kan worden geborgd en de Kamer daarover voor de zomer te informeren.

De Aanwijzingen inzake de rijksinspecties zijn bedoeld als kader om de onafhankelijkheid van de rijksinspecties te borgen. De evaluatie moet inzicht bieden in de werking in de praktijk van dat kader. De kern van de onafhankelijkheid van inspecties is het voorkomen van inmenging in het oordeel van de inspectie, zowel door degene die onder toezicht staat, als door de betrokken beleidsonderdelen of degene die politiek verantwoordelijk is. Het is belangrijk dat bewindspersonen en de Kamer goed worden geïnformeerd. Ook onwelgevallige informatie moet beschikbaar komen. Juist dat soort informatie is essentieel voor de kwaliteit van het beleid en van de politieke besluitvorming.

In de overwegingen van de motie worden verschillende mogelijkheden genoemd om afstand te creëren tussen inspectie en ministerie, zoals fysiek op afstand zetten en het scheiden van financiële stromen. Voor goede besluitvorming over eventuele wijzigingen is eerst een goede analyse van de bestaande problemen nodig en een onderbouwd inzicht in het effect van mogelijke wijzigingen. Vervolgens kan worden bepaald welke maatregelen tot de gewenste verbetering leiden.

Zoals hiervoor reeds genoemd zal ik u voor het einde van dit jaar de uitkomsten van de evaluatie van de Aanwijzingen doen toekomen en zie ik een meerwaarde

in het betrekken van deze uitkomsten bij het bredere perspectief op de

organisatiekaders van het Rijk voor organisaties op afstand. Dit betekent dat ik niet voor de zomer kom met generieke voorstellen voor een betere borging van de onafhankelijkheid van rijksinspecties.

Het voorgaande leidt ertoe dat ik de motie ontraad.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 28 844, nr. 210

X Noot
2

Kamerstuk 28 844, nr. 211

Naar boven