31 482 Cultuursubsidies

Nr. 98 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 september 2016

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 4 mei 2016 inzake het beleidskader internationaal cultuurbeleid voor de periode 2017–2020 en de beleidsdoorlichting van het internationaal cultuurbeleid in de periode 2009–2014 (Kamerstuk 31 482, nr. 97).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 juli 2016 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 14 september 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met enige twijfels kennisgenomen van het voorgenomen internationaal cultuurbeleid 2017–2020. De leden van deze fractie hebben daarom een aantal vragen aan de beide Ministers.

In de beleidsdoorlichting over de periode 2009–2014 lezen de leden van de VVD-fractie tal van kritische opmerkingen. Zo is er strategisch beleid nodig, want er is nu onvoldoende samenhang. En erger: er is geen enkele verantwoordingsplicht vanuit het ministerie. Wat is de reactie van het kabinet op deze conclusies? Bovendien is een gebrek aan inzicht over de totale uitgaven en geboekte resultaten. Is deze duidelijkheid er inmiddels wel? Zo ja, hoe groot zijn de personeelskosten, in Nederland en in het buitenland, die ten laste worden gebracht van het budget internationaal cultuurbeleid? Deelt het kabinet de observatie van de leden van de VVD-fractie dat de doorlichting van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) (ook) een negatief beeld schetst van het cultuurbeleid in de periode 2009–2014? In de inleiding op het beleidskader 2017–2020 wordt alleen beschreven dat de IOB concludeert dat het cultuurbeleid van grote waarde is gebleken. Vindt het kabinet dit citaat niet een te eenzijdig beeld schetsen van een afgewogen rapport van de IOB dat juist ook veel kritische noten aanslaat?

In 18 landen is 43,7% van het totale budget gespendeerd lezen de leden van de VVD-fractie. In hoeverre is de Kamer betrokken bij de prioritering van deze landen? Voor de volgende periode vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet de inspraak van de Kamer gaat organiseren zodat de regering de juiste en gedragen prioriteiten stelt op het gebied van het internationaal cultuurbeleid?

De leden van de VVD-fractie hebben onder meer hun twijfels bij het cultuurbeleid dat de verspreiding van cultuur als doel op zichzelf heeft. Waarom kiest het kabinet er niet voor cultuur altijd als middel in te zetten om een ander doel te bereiken? En waarom kiest het kabinet er niet voor om op projectbasis, bij internationale beurzen, staatsbezoeken van het koningshuis of handelsreizen van de regering, cultuur in te zetten?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of het kabinet uiteen kan zetten hoe het nu de effecten en gevolgen van ons internationale cultuurbeleid gaat meten? De IOB stelt zelf dat de doelmatigheid niet te meten is, maar hoe worden subsidievoorstellen dan beoordeeld, goedgekeurd en geëvalueerd? Graag een toelichting.

De leden van de VVD-fractie steunen het idee van een nieuw beleidskader, zoals ook geadviseerd door de IOB, maar merken op dat dit voorgestelde kader geen grote verandering behelst. Acht het kabinet het bijvoorbeeld niet wenselijk om de verantwoordelijkheid van het internationaal cultuurbeleid bij één ministerie te beleggen? Op welke wijze zal het nieuwe cultuurbeleid transparanter worden, met duidelijke doelstellingen waarop gekoerst en afgerekend kan worden? Bij hoofddoelstelling drie, cultuur effectief inzetten bij moderne diplomatie, geeft het kabinet aan maatwerk en vrijheid te willen nastreven. Maar als de effectiviteit van het cultuurbeleid in de periode 2009–2014 niet gemeten kan worden, waarom verwacht het kabinet dat de overheidsmiddelen nu wel goed ingezet zullen worden? De leden van de VVD-fractie lezen gelukkig dat het kabinet voornemens is om te investeren in de kennisontwikkeling van monitoring en evaluatie. Waarom gaat het kabinet dit nu pas doen? En waarom wordt in de tussentijd beleid doorgezet dat niet meetbaar is? Wanneer verwacht het kabinet wel de evaluatie en monitoring op orde te hebben?

Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat binnen de Basisinfrastructuur voor Cultuur (BIS) er ruimte is voor een beperkt aantal instellingen die zich over de grens mogen richten. Krijgen deze geoormerkte instellingen aanvullend geld uit de budgetten van het internationale cultuurbeleid? Zo ja, kan het kabinet dit uitsplitsen per instelling?

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken de Ministers voor het toegezonden beleidskader voor het internationaal cultuurbeleid 2017–2020. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie zien het belang van internationaal cultuurbeleid. De genoemde leden zijn blij dat het kabinet de focus van het internationaal cultuurbeleid verbreedt en niet meer enkel de aandacht richt op de economische waarde van cultuur. Hiermee wordt meer recht gedaan aan de maatschappelijke waarde die cultuur kan hebben.

Allereerst hebben de leden van de fractie van de Partij van de Arbeid een vraag over de samenhang tussen het cultuurbeleid binnen Nederland en het internationaal cultuurbeleid. Deze leden zijn van mening dat de Nederlandse culturele instellingen een belangrijk visitekaartje voor ons land vormen en dat die kunnen groeien door internationale uitwisseling. Daarom horen de leden van de PvdA-fractie graag hoe er voor gezorgd wordt dat het internationaal cultuurbeleid gestuurd wordt om het nationale beleid te versterken. Zo is er door de Kamer specifiek geld vrijgemaakt om onze topgezelschappen beter in staat te stellen om in het buitenland op te treden. Hoe wordt dit vanuit het internationaal cultuurbeleid ondersteund?

De leden van de PvdA-fractie hebben enerzijds begrip voor het besluit van het kabinet om vast te houden aan een aantal (acht) focuslanden. Door een aantal focuslanden te kiezen is het mogelijk om een meerjarige strategie te ontwikkelen, waarvan deze leden de waarde inzien. Daarnaast is de ruimte die wordt geboden voor maatwerk buiten de acht focuslanden voor de leden van de PvdA-fractie van belang, juist omdat het in de globaliserende wereld van belang is dat we verder kijken dan de gebruikelijke samenwerkingsverbanden. Deze leden vragen zich daarom af of er nagedacht is over een verhouding wat betreft de besteding van het budget aan de acht focuslanden en aan maatwerk buiten de acht focuslanden. Is er een bepaald percentage gereserveerd voor de focuslanden en voor het maatwerk daarbuiten?

Anderzijds vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of het niet doeltreffender is om, in plaats van een aantal focuslanden, meer uit te gaan van de manier waarop Nederland zich zou willen profileren. Op welke manier wil Nederland zich cultureel in de wereld laten zien? Wat willen we uitdragen? En andersom: wat voor culturele toevoegingen zoekt Nederland vanuit andere delen van de wereld? Dit «verhaal» ontbreekt wat de leden van de PvdA-fractie betreft in het toegestuurde beleidskader. Zouden de Ministers hierop kunnen reflecteren?

Ten aanzien van de inzet van cultuur om te komen tot een veiliger en rechtvaardiger wereld zijn de leden van de PvdA-fractie tevreden dat het kabinet zich hiermee specifiek richt op de ring van instabiele landen rondom Europa. De leden van de PvdA-fractie steunen deze inzet volledig. Eerder nam de PvdA-fractie via de motie Servaes/Ten Broeke het initiatief tot de oprichting van het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen, dat zich richt op de ontwikkeling van rechtstaat en democratie in de landen rondom Europa. Ziet het kabinet mogelijkheden om het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen en het internationaal cultuurbeleid elkaar te laten versterken waar dat eventueel mogelijk is?

De leden van de PvdA-fractie zien dat DutchCulture een grotere rol zal krijgen. Kunnen de Ministers bevestigen dat deze organisatie hier voldoende op toegerust is? Is er een evaluatie beschikbaar van de manier waarop DutchCulture de voorbije periode heeft gefunctioneerd?

De leden van de PvdA-fractie hebben ten slotte nog een vraag over de rol van Nederlandse onderwijsinstellingen. De genoemde leden zijn van mening dat studenten een belangrijke rol kunnen spelen bij culturele uitwisselingen. Hierover is geen passage opgenomen in het toegestuurde beleidskader. Graag zien de leden van de PvdA-fractie hierop een reactie van het kabinet.

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het beleidskader internationaal cultuurbeleid voor de periode 2017–2020. Deze leden lezen verheugd dat de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) meent dat het internationaal cultuurbeleid van grote waarde is gebleken, en dat door meer samenhang en samenwerking deze waarde verder versterkt kan worden. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de focus van het internationaal cultuurbeleid de afgelopen periode sterk lag op het exporteren van de Nederlandse cultuur naar het buitenland, waarbij de nadruk lag op de economische waarde van cultuur. Zowel de Raad voor Cultuur als de IOB ziet dit als een te smalle invulling. Deze leden vragen om een toelichting op welke wijze het cultuurbeleid de komende periode zal wijzigen, zodat de nadruk meer op intrinsieke en maatschappelijke waarde komt te liggen. Kan in dat antwoord ook het advies van de Raad voor Cultuur, om in te zetten op een sterk artistiek profiel, in disciplines waarin Nederland onderscheidend en vernieuwend is, worden meegenomen?

De leden van de D66-fractie lezen dat DutchCulture een centrale rol krijgt in de uitvoering van het beleid. Er moeten heldere afspraken komen over regie, coördinatie en uitvoering, waarin een duidelijke en procescoördinerende rol voor DutchCulture is weggelegd, waarvoor ook budget is vrijgemaakt. Daarnaast blijven de huidige functies, het verstrekken van informatie en advies aan het Nederlandse veld en de diplomatieke posten en de bovensectorale netwerk- en kennisfunctie, belangrijke taken van DutchCulture, zo lezen deze leden. Deze leden merken echter op dat de Raad voor Cultuur negatief heeft geadviseerd over de subsidieaanvraag van DutchCulture voor de komende Basisinfrastructuur, omdat het activiteitenplan nog niet ingaat op de evaluatie van het IOB en DutchCulture zich

onvoldoende helder positioneert. Deze leden horen graag welke verwachtingen er richting DutchCulture zijn uitgesproken en hoe zij zich op hun nieuwe taken voorbereiden. Op welke wijze wordt er voor gezorgd dat DutchCulture zowel de huidige taken, als de nieuwe coördinerende taken, goed zal vervullen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad voor Cultuur heeft geadviseerd om de focus op prioriteitslanden landen los te laten en meer te kijken naar de kansen en mogelijkheden die (opkomende) culturele en creatieve hotspots in andere landen bieden. Deze leden merken op dat er voor is gekozen wel een (beperkt) aantal prioriteitslanden op te nemen. Waarom is voor deze landen gekozen, vragen deze leden, en welke afwegingen zijn hierin leidend geweest? Deze leden vragen ook hoe de middelen verdeeld zijn tussen de prioriteitslanden en de «ruimte voor maatwerk» en hoe deze verdeling tot stand gekomen is? Is er op deze wijze nog voldoende ruimte voor het beoogde maatwerk?

De leden van de D66-fractie lezen dat in de regio rondom Europa de veiligheid en stabiliteit onder druk staan, en de ruimte voor cultuur afneemt. Deze leden lezen dat in het bijzonder in landen en steden die te maken hebben met grote aantallen vluchtelingen en migranten, kunstenaars geïsoleerd raken en het recht van burgers om deel te nemen aan een divers cultureel leven in het gedrang komt. Deze leden vragen zich in dat licht af waarom er niet voor is gekozen Jordanië, een land dat zeer veel vluchtelingen opneemt, aan te wijzen als een van de prioriteitslanden? Deze leden lezen dat er in de loop van 2016 een vernieuwende aanpak ontwikkeld wordt samen met lokale, Nederlandse en internationale/EU partners. Wanneer is deze aanpak gereed, vragen deze leden?

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de ambassades en consulaten in de periode 2017–2020 wereldwijd op een moderne en professionele wijze invulling kunnen geven aan culturele diplomatie. Deze leden vragen zich af hoe de ambitie om dit wereldwijd te doen, zich verhoudt tot het beperkte budget dat slechts voor twintig tot dertig diplomatieke posten beschikbaar zal komen? De genoemde leden zien cultuur als ons visitekaartje, het laat aan de buitenwereld zien wie we zijn en wat we te bieden hebben. Als dragers van de Nederlandse identiteit zijn kunst en cultuur niet voor niets sinds jaar en dag een vast onderdeel bij diplomatieke reizen en handelsreizen. Ons rijke culturele aanbod trekt bezoekers van vele nationaliteiten naar Nederland. Ook kan cultureel aanbod in Nederland bijdragen aan diplomatieke betrekkingen. Deze leden zien het Sieboldhuis in Leiden daar als een mooi voorbeeld van. Het Sieboldhuis is niet alleen van groot belang voor de verbindende relaties tussen Nederland en Japan, maar ook een omgeving waarin bijzondere en waardevolle delen uit de unieke collectie die Siebold in de 19e eeuw in Japan heeft aangelegd, toegankelijk worden gemaakt. De rijkssubsidie van het Sieboldhuis is verzekerd tot en met eind 2018. Voor de leden van de D66-fractie is het van belang dat het Sieboldhuis ook na 2018 de relatie tussen Japan en Nederland vorm kan blijven geven en de collecties toont. Zijn de Ministers van OCW en Buitenlandse Zaken dat met deze leden eens? Zo ja, willen zij onderzoeken, samen met het Rijksvastgoedbedrijf, hoe het Sieboldhuis na 2018 mede gefinancierd kan blijven vanuit de rijksoverheid, en hierover uiterlijk begin 2017 rapporteren aan de Tweede Kamer?

De leden van de D66-fractie lezen dat er nog weinig kennis en methodiek beschikbaar is om het internationaal cultuurbeleid te evalueren. Daarom wordt van fondsen en instellingen die middelen beschikbaar krijgen, verwacht dat zij ook expliciet zullen ingegaan op de bereikte resultaten per doelstelling. Deze leden vragen op welke wijze hierbij rekening gehouden kan worden met bijvoorbeeld maatschappelijke of lange termijn effecten, die wellicht niet direct zichtbaar of meetbaar zijn?

Antwoord van het kabinet

Wij waarderen het belang dat de leden van de fracties van de VVD, de PvdA en D66 hechten aan het internationale cultuurbeleid van Nederland en hebben met aandacht kennis genomen van de vragen en zorgen van deze fracties.

De leden van de VVD-fractie vroegen naar een reactie op de kritische bevindingen en de aanbevelingen van de IOB.

De IOB beveelt aan een betere koppeling te maken tussen de doelen van het internationaal cultuurbeleid en de activiteiten van de verschillende uitvoerders, de positie van de verschillende partijen te verduidelijken en de samenhang en regie te versterken en de resultaten beter te monitoren.

De IOB stelt tevens in haar beleidsevaluatie dat het internationaal cultuurbeleid van grote waarde is gebleken om toegang tot een breed en relevant professioneel netwerk tot stand te brengen, en verbinding en samenwerking te realiseren in de prioriteitslanden én in Nederland.

In het beleidskader gaan we uitvoerig in op de bevindingen en aanbevelingen van de IOB. Wij nemen de aanbevelingen grotendeels over.

De IOB heeft kritiek op het ontbreken van informatie over de besteding van middelen op detailniveau door de cultuurfondsen en de meerjarig ondersteunde instellingen in de Basisinfrastructuur en over de resultaten van het internationaal cultuurbeleid. De cultuurfondsen en de meerjarig ondersteunde instellingen in de Basisinfrastructuur hebben in de afgelopen periode verantwoording afgelegd over rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen voor de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid. De verantwoording van de cultuurfondsen is openbaar en gedetailleerd per verrichte activiteit en verleende subsidiebijdrage. In de beschikkingen voor de periode 2017–2020 wordt de cultuurfondsen en relevante instellingen opnieuw gevraagd de uitgaven van de subsidiemiddelen voor de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid specifiek zichtbaar te maken in de jaarverantwoording én expliciet in te gaan op de bereikte resultaten per doelstelling.

De leden van de VVD-fractie wilden informatie over de bijdragen uit het budget voor internationaal cultuurbeleid aan instellingen in de Basisinfrastructuur. Ten eerste zijn internationalisering en internationale uitwisseling een integraal onderdeel van de werkwijze van de cultuursector. Een groot deel van de instellingen in de Basisinfrastructuur ontwikkelt – in meer of minder mate – internationale activiteiten met behulp van de middelen die beschikbaar worden gesteld uit het budget voor cultuurbeleid. Twee instellingen, Toneelgroep Amsterdam en het Koninklijk Concertgebouw Orkest ontvangen op basis van de subsidieregeling basisinfrastructuur 2017–2020 additionele middelen in het kader van internationalisering. Deze extra middelen komen niet uit de budgetten voor internationaal cultuurbeleid, maar uit het totale subsidieplafond voor de basisinfrastructuur. Aan genoemde instellingen is, conform amendement van het lid van Veen c.s. (3 december 2015, Kamerstuk 34 300 VII, nr. 118) als eenmalige projectsubsidie in 2016 een bedrag van € 500.000 in totaal verleend voor het uitvoeren van aanvullende internationale activiteiten.

Daarnaast worden door BZ en OCW, onder specifieke voorwaarden, aanvullende middelen ter beschikking gesteld aan de cultuurfondsen en aan een beperkt aantal culturele instellingen voor de uitvoering van het gezamenlijke internationale cultuurbeleid. Een overzicht van deze aanvullende middelen is opgenomen in de bijlage1.

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe groot de personeelskosten zijn, in Nederland en in het buitenland die ten laste worden gebracht van het budget internationaal cultuurbeleid. De personeelskosten voor de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid komen niet ten laste van het budget voor internationaal cultuurbeleid. Het is niet mogelijk om deze personeelskosten apart in beeld te brengen omdat de taken van de betrokken ambtenaren in de meeste gevallen niet uitsluitend liggen op het terrein van het internationaal cultuurbeleid. Zo zijn cultureel attachés op ambassades in vrijwel alle gevallen ook verantwoordelijk voor communicatie en publieksdiplomatie.

De leden van de VVD-fractie en de PvdA fractie vroegen naar de samenhang tussen het nationale en het internationale cultuurbeleid.

De beleidsdoorlichting door de IOB richt zich specifiek op het internationale cultuurbeleid. Het is geen doorlichting van het nationale cultuurbeleid.

Een groot deel van de aanvullende, specifieke, middelen voor internationaal cultuurbeleid wordt door OCW en BZ ingezet via de cultuurfondsen en culturele instellingen voor de realisering van doelstelling I: een sterke cultuursector die in kwaliteit groeit door internationale uitwisseling en duurzame samenwerking en die in het buitenland wordt gezien en gewaardeerd. Deze doelstelling ligt in het verlengde van de doelstellingen van het nationale cultuurbeleid. De cultuurfondsen en culturele instellingen zetten deze specifieke middelen hoofdzakelijk in voor talentontwikkeling, internationale uitwisseling en internationale presentatie van Nederlandse cultuur.

De leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de D66-fractie hebben vragen gesteld over de achtergrond van de selectie van focuslanden, de ruimte voor maatwerk buiten de focuslanden, het percentage van het budget voor focus- en maatwerklanden en de betrokkenheid van de Kamer bij de selectie van focuslanden.

Het kabinet wil met het internationaal cultuurbeleid inzetten op een duidelijke meerwaarde en een gerichte inzet van de schaarse middelen. Bij de keuze voor de focuslanden gaat het om de belangstelling voor dat land vanuit de Nederlandse cultuursector; de betekenis van een land of bepaalde steden voor internationalisering; de aanwezigheid van belangwekkende podia in dat land; de meerwaarde van een gezamenlijke strategische inzet van onze departementen; de meerwaarde van betrokkenheid en ondersteuning vanuit de overheid en buitenlands-politieke overwegingen.

Daarnaast zijn er zes maatwerklanden waar door het kabinet specifieke kansen zijn geïdentificeerd voor de periode 2017–2020. Dit zijn Brazilië, Italië, Japan, Suriname, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. Bijvoorbeeld vanwege een bijzondere aanleiding (de Olympische Winterspelen in Zuid-Korea) of vanwege de historische relatie met Nederland.

Aan de cultuurfondsen zal als aanwijzing worden meegegeven dat de bijdragen uit het budget voor internationaal cultuurbeleid in principe voor 75% besteed moeten worden aan samenwerking met de focus-en maatwerk landen. Alleen als daar goede argumenten voor kunnen worden aangevoerd, kan van dit percentage worden afgeweken.

Van de BZ-middelen voor deze doelstelling 1 is ongeveer 75% gereserveerd voor de focus- en maatwerklanden.

Met een scherpere selectie van focus- en maatwerklanden, het opstellen van meerjaren strategieën en een scherper onderscheid tussen internationalisering en internationaal cultuurbeleid onderscheidt het nieuwe beleidskader zich van het gezamenlijke internationaal cultuurbeleid in voorgaande jaren.

De beleidskaders van het ICB-beleid, inclusief de aanwijzing van de focuslanden, zijn in de brief van 4 mei 2016 ter beoordeling voorgelegd aan de Tweede Kamer.

Voor het overige is internationalisering in de visie van het kabinet een integraal en onlosmakelijk onderdeel geworden van de subsidieregelingen bij de cultuurfondsen. De cultuurfondsen kunnen met de beschikbare middelen uit de cultuurbegroting van OCW inspelen op actuele internationale ontwikkelingen. Zo houdt bijvoorbeeld ca. 40% van de activiteiten van het Nederlands Letterenfonds verband met vertaling en promotie van Nederlandse literatuur in het buitenland.

De leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de D66-fractie hebben vragen gesteld over de algemene doelstellingen van het internationaal cultuurbeleid, de manier waarop Nederland zich in de wereld wil laten zien en de rol van culturele disciplines waarin Nederland vernieuwend en onderscheidend is.

De afgelopen jaren lag de focus van het internationaal cultuurbeleid sterk op de economische waarde van cultuur, op het exporteren van de Nederlandse cultuur naar het buitenland. Deze benadering doet naar ons oordeel onvoldoende recht aan de praktijk van de internationale culturele samenwerking en aan de intrinsieke en maatschappelijke waarde van cultuur. Deze waarden sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan.

Hoofddoelstelling 1 uit het beleidskader illustreert naar onze mening dat internationale culturele activiteiten, naast een economische waarde, ook een intrinsieke en maatschappelijke waarde vertegenwoordigen. In de landenstrategieën die per focusland worden opgesteld wordt deze doelstelling vertaald naar operationele doelstellingen en concrete resultaten. Bij het opstellen van deze strategieën zal rekening gehouden worden met de culturele disciplines waarin Nederland een sterk artistiek en vernieuwend profiel heeft en waarin Nederland zich internationaal onderscheid.

Wederkerigheid zien wij als een essentieel onderdeel van duurzame internationale culturele samenwerking. Het presenteren van internationale ontwikkelingen in Nederland, die van belang zijn voor de versterking van de Nederlandse cultuursector, is een wezenlijk onderdeel van internationale culturele samenwerking. Er wordt onder meer ondersteuning geboden aan culturele instellingen om buitenlandse gasten zoals kunstenaars, curatoren en critici kennis te laten maken met het Nederlandse culturele veld en Nederland op de hoogte te brengen van actuele ontwikkelingen. Zo vindt de Nederlandse culturele uitwisseling plaats in een context waar internationale artistieke maatstaven en de belangen, voorkeuren en prioriteiten van partnerlanden een rol spelen.

De leden van de VVD-fractie informeerden naar de inzet van cultuur bij internationale beurzen, staatsbezoeken van het koningshuis of handelsreizen van de regering.

Het is goed gebruik handelsreizen, staatsbezoeken en dergelijke aan te kleden met culturele activiteiten. Alle Nederlandse diplomatieke posten maken waar mogelijk op gezette tijden gebruik van de kansen die cultuur biedt. Deze culturele diplomatie wordt bedoeld onder hoofddoelstelling 3 van het nieuwe beleidskader.

De leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de D66-fractie hebben vragen gesteld over de monitoring en evaluatie van het internationaal cultuurbeleid.

Wij zijn van mening dat in de periode 2009–2014 de overheidsmiddelen voor het internationaal cultuurbeleid op zinvolle wijze zijn ingezet en dat dit wordt ondersteund door de IOB evaluatie, die bijvoorbeeld stelt dat posten en fondsen hun doelgroepen goed hebben weten te bedienen. De IOB geeft ook aan dat de cultuurfondsen, in weerwil van de bezuinigingen, in staat zijn geweest om met een beperkter budget invulling te geven aan de hun opgedragen verantwoordelijkheden en in staat geweest zijn de leemtes deels op te vangen die zijn veroorzaakt door het wegvallen van de kennisinstituten.

De kritiek van de IOB betreft vooral de meetbaarheid van de effecten van het beleid en niet de doelmatigheid van de uitgaven. Prestatie-indicatoren en duidelijke rapportagevoorschriften ontbraken volgens de IOB in de vorige periode. De IOB stelt dat het aannemelijk is dat de doeltreffendheid van het beleid zal toenemen naarmate er meer synergie komt tussen de verschillende beleidsonderdelen en programma’s en de posten en de cultuurfondsen nog actiever gaan samenwerken.

Net als de IOB is het het kabinet van mening dat effectmeting belangrijk is. Tegelijkertijd – en ook dat wordt door de IOB aangegeven – is het meten van de doeltreffendheid van het cultuurbeleid een lastige opgave. De komende jaren zal het kabinet daarom extra investeren in kennisontwikkeling, monitoring en evaluatie, zodat beter inzicht kan worden verkregen in de effecten van het internationaal cultuurbeleid:

  • Bij de monitoring en evaluatie zullen de landenstrategieën een belangrijke rol spelen. Per focusland zal een meerjarenstrategie worden vastgesteld, waarin doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren zullen worden benoemd. Deze strategieën zullen eind 2016 openbaar beschikbaar zijn en de basis vormen voor rapportages over het internationaal cultuurbeleid.

  • De 2e hoofddoelstelling wordt op vergelijkbare manier uitgewerkt, maar op dit punt is meer voorwerk nodig. Op dit moment wordt een «theory of change» ontwikkeld die wordt getoetst met relevante stakeholders. De ambassades in de betreffende landen zullen analyseren waar de prioriteiten zullen worden gelegd in de specifieke context van dat land. De «theory of change» vormt ook het kader voor de monitoring.

  • Van de fondsen en instellingen, die middelen krijgen in het kader van het internationaal cultuurbeleid, vragen wij dat zij niet alleen rapporteren over de besteding van de internationale middelen maar ook expliciet ingaan op de bereikte resultaten per doelstelling.

  • Externe deskundigen zullen worden betrokken worden bij het opstellen van een monitoring kader. Daarin zullen ook de lange termijn effecten en de maatschappelijke effecten mee worden genomen.

  • In lijn met het advies van de IOB vragen wij DutchCulture de database «Buitengaats» zo in te richten dat deze bruikbaar is voor het maken van rapportages over de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid.

De leden van de VVD-fractie vroegen of het niet wenselijk is de verantwoordelijkheid voor het internationaal cultuurbeleid bij één departement te beleggen.

Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Ministers van BZ en OCW omdat aan dit beleid enerzijds culturele en anderzijds buitenlands politieke en economische doelstellingen ten grondslag liggen. De samenwerking is goed. Derhalve zien wij geen aanleiding voor een overheveling naar één van de departementen.

De leden van de PvdA-fractie en de D66-fractie vroegen naar de rol en het functioneren van DutchCulture.

In het «Beleidskader internationaal cultuurbeleid 2017–2020» zijn de uitgangspunten voor de rol en de taken van DutchCulture neergelegd. Op basis van het advies van de Raad voor Cultuur zal DutchCulture vóór 1 november van dit jaar een herzien beleidsplan opstellen, met inachtneming van de aanbevelingen van de IOB en de bevindingen van de Raad voor Cultuur. In het herziene beleidsplan zal een aanpassing van de organisatie worden opgenomen om tegemoet te komen aan de voorwaarden die worden gesteld aan de werkzaamheden van DutchCulture in de periode 2017–2020.

Met deze aanpassingen en de middelen die gereserveerd zijn op de begroting van BZ en OCW voor de activiteiten van DutchCulture hebben wij er alle vertrouwen in dat deze organisatie voldoende toegerust is voor de versterkte rol die zij in het beleidskader krijgt toegekend.

De leden van de PvdA-fractie wezen op de belangrijke rol die Nederlandse onderwijsinstellingen kunnen spelen bij internationale culturele uitwisseling.

We delen de mening van de leden van de PvdA-fractie dat studenten een belangrijke rol kunnen spelen bij culturele uitwisselingen. Het kabinet stimuleert de uitwisseling tussen kunstenaars, studenten en leraren, onder andere in internationale uitwisselingsprogramma’s. Daardoor studeren er bijvoorbeeld veel buitenlandse studenten aan Nederlandse kunstvakopleidingen. De uitwisseling van studenten is niet opgenomen in het beleidskader omdat deze vallen onder de verantwoordelijkheid van het wettelijk bevoegd gezag van de onderwijsinstellingen zelf.

De leden van de D66-fractie hebben vragen gesteld over de bijdrage die cultuur kan spelen in de veiligheid en stabiliteit van de regio rondom Europa.

Onder de tweede doelstelling van het internationaal cultuurbeleid (meer ruimte voor een bijdrage van cultuur aan een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld) is een beperkt aantal landen geselecteerd. De keuze van deze landen is gebaseerd op de relevantie van deze landen voor de doelstelling alsmede de aanwezige culturele netwerken en ervaring waarop kan worden voortgebouwd. Daarbij is niet gekozen voor Jordanië gezien de schaarse middelen en de beperkte culturele ervaring en netwerken die Nederland heeft met Jordanië. De operationele invulling van de tweede doelstelling van het internationaal cultuurbeleid zal eind 2016 gereed zal zijn.

De leden van de PvdA-fractie vroegen naar mogelijkheden om het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen en het internationaal cultuurbeleid elkaar te laten versterken. Het is denkbaar dat het internationaal cultuurbeleid en het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP) elkaar versterken in de vier landen (Turkije, Marokko, Egypte en Libanon) waar ambassades op beide terreinen werkzaam zijn. Hierbij moet worden bedacht dat doelstelling en werkterrein van het internationaal cultuurbeleid en het NFRP van elkaar verschillen. Het NFRP ondersteunt de ontwikkeling van de rechtsstaat, de democratie en mensenrechten rondom de Europese Unie en in de Arabische regio. De tweede doelstelling van het nieuwe internationaal cultuurbeleid is gericht op een beperkt aantal landen rondom Europa waar mogelijkheden liggen om via cultuur bij te dragen aan grotere sociale cohesie, een opener samenleving met meer ruimte voor culturele verschillen en meer wederzijds begrip en vertrouwen. Het gaat daarbij om ondersteuning van lokale culturele initiatieven of om ondersteuning van samenwerking tussen lokale culturele organisaties en Nederlandse of internationale culturele organisaties.

De leden van de D66-fractie hebben vragen gesteld over de invulling van de culturele diplomatie op de diplomatieke posten. Doelstelling 3, invulling geven aan culturele diplomatie, biedt de mogelijkheid tot een flexibele inzet in die landen waar ambassades met cultuur buitenlands-politieke en/of economische beleidsdoelstellingen zinvol kunnen ondersteunen. Dat is niet in alle landen in gelijke mate het geval. Bovendien hebben lang niet alle ambassades de personele capaciteit om dit op een professionele manier te doen. Om die redenen en het beperkte budget zal er een selectie plaatsvinden welke ambassades dit instrument zullen gaan gebruiken.

De leden van de D66-fractie vroegen bijzondere aandacht voor het Sieboldhuis. Het kabinet is bereid € 0,3 mln. uit de cultuurbegroting van het Ministerie van OCW beschikbaar te stellen voor de ondersteuning van het Sieboldhuis na 2018. Er zal een onderzoek worden gedaan of het Sieboldhuis in het cultuurstelsel kan worden opgenomen. Het kabinet zal de Tweede Kamer informeren over het resultaat van dat onderzoek.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven