31 415 DNA-onderzoek in strafzaken

C BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2020

De voordracht van de algemene maatregelen van bestuur, vast te stellen ingevolge de artikelen 151a, elfde lid, 151b, vijfde lid, 151d, derde lid, 195d, vijfde lid, en 195f, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering mag niet eerder worden gedaan dan nadat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gedurende vier weken de gelegenheid hebben gehad hun wensen en bedenkingen daartegen kenbaar te maken. Deze voorhangprocedure heeft blijkens de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2000/2001, 26 271, nr. 19) tevens tot doel de algemene maatregelen van bestuur die dienen te worden vastgesteld op basis van de artikelen 151a, achtste lid, en 195a, vijfde en zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering, in ontwerp aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer voor te leggen.

Gelet op deze voorgeschreven voorhangprocedure leg ik u hierbij het ontwerpbesluit1 voor dat ertoe strekt het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, dat onder meer uitvoering geeft aan de hiervoor genoemde artikelen van het Wetboek van Strafvordering, op een aantal punten te wijzigen. Voor een overzicht en de inhoud van de wijzigingen verwijs ik u graag naar de nota van toelichting die bij het ontwerpbesluit hoort.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning.

Naar boven