31 409 Zeevaartbeleid

Nr. 57 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld op 15 november 2013

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben drie fracties behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu inzake het ontwerpbesluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren (Kamerstuk 31 409, nr. 56).

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De adjunct-griffier van de commissie, Miserus

Vragen en antwoorden

De leden van de fracties van VVD-fractie vragen wat de redenen waren die de betrokken beroepsgroepen hebben aangedragen om er de voorkeur aan te geven de diverse opleidingen zelfstandig te blijven voortzetten.

In het verlengde daarvan vragen de leden van de VVD-fractie wat de voor- en nadelen zijn van het voorstel van de minister om de diverse opleidingen onder te brengen bij één van de onder de minister ressorterende zelfstandige bestuursorganen (zbo’s), die deskundig zijn op het gebied van opleidingen en examens. De leden van de VVD-fractie vragen ten slotte op dit punt hoe uiteindelijk de afweging van de minister heeft plaatsgevonden en hoe het uiteindelijke besluit tot voortzetting van de diverse zelfstandige opleidingen is genomen.

De betrokken beroepsgroepen wensten de opleidingen zelfstandig te blijven voortzetten omdat deze al vele jaren met succes door de beroepsgroepen zelf worden georganiseerd en gefinancierd.

Het voordeel van het voorstel van de minister om de diverse opleidingen bij één van de onder de minister ressorterende zelfstandige bestuursorganen onder te brengen, was dat de examinering en het toezicht op de diverse opleidingen in één hand terecht zou komen. De beroepsgroepen die in die situatie nog steeds zelfstandig de opleiding zouden voortzetten beoordeelden dit voorstel, tezamen met de sector, als nadelig. De examinering en het toezicht op de opleidingen zou daarmee te veel op afstand worden gezet. IenM, beroepsgroepen en sector hebben vervolgens in onderling overleg gezocht naar een alternatief waarin meer ruimte is voor maatwerk en een grotere verantwoordelijkheid voor de beroepsgroepen en betrokkenheid van de sector. Het in het ontwerp-besluit opgenomen systeem van accreditatie (registerloodsen) en certificatie (noordzeeloodsen en VTS-operators) voldoet hieraan.

De leden van de VVD-fractie vragen tevens of er voldoende beroepsbeoefenaren zijn en, zo nee, of dit ontwerpbesluit ook gaat leiden tot meer instroom in deze beroepsgroep.

Tot op heden zijn er steeds voldoende beroepsbeoefenaren voor handen. Naar verwachting heeft dit ontwerp-besluit geen invloed op de instroom in deze beroepsgroepen.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de minister om aan te geven ter uitwerking van welke artikelen er een ministeriële regeling nodig is.

Ter uitwerking van de artikelen 1.1, 2.7, eerste lid, onderdeel a, en 3.1, vierde lid van het ontwerp-besluit en ter uitwerking van de artikelen 33, eerste en tweede lid, en 36 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, zal één ministeriële regeling nodig zijn. In de betreffende ministeriele regeling zullen diverse bestaande regelingen, voor zover ze tegen het licht van het ontwerp-besluit nog noodzakelijk zijn, worden samengebracht. Er zullen geen nieuwe wettelijke verplichtingen in worden opgenomen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de minister tevens nader in te gaan op hoe de overheid toezicht zal houden op de kwaliteit van de opleiding voor registerloodsen, verklaringhouders en VTS-operators, als de gedetailleerde wettelijke eisen aan deze opleidingen worden geschrapt.

In het ontwerp-besluit zijn in algemene bewoordingen de hoofdthema’s die deel moeten uitmaken van de opleidingen verwoord. Deze thema’s worden in het kader van de accreditatie of certificering in overleg met beroepsgroepen, specialisten en sector uitgewerkt en periodiek geëvalueerd. Dit systeem leidt naar verwachting tot kwalitatief betere en meer actuele opleidingen dan die voorgeschreven door gedetailleerde wetgeving.

De kwaliteit van de opleiding van de diverse beroepsgroepen zal deel uit gaan maken van het overleg dat enige malen per jaar plaatsvindt tussen IenM en de diverse (rijks)havenmeesters. Daarnaast zal de kwaliteit van de opleidingen ook onderwerp van gesprek zijn in de contacten van IenM met de beroepsgroepen zelf.

De Loodsenwet en Scheepvaartverkeerswet bieden de Minister van IenM in het uiterste geval de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien verplichtingen op grond van die wetten en mitsdien ook het onderhavige besluit niet worden nageleefd.

Ook de leden van de PvdA-fractie vragen waarom de betrokken beroepsgroepen zich niet konden vinden in het voorstel van de minister om de diverse opleidingen onder te brengen bij één van de onder de minister ressorterende zbo’s die deskundig zijn op het gebied van opleidingen en examens.

Zie het antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er bij de Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO) voldoende specifieke kennis en kunde aanwezig is om de opleiding tot registerloods te accrediteren.

De accreditatie van de opleiding tot registerloods is voor de NVAO niet anders dan de accreditatie van andere opleidingen op (post)HBO- of academische niveau op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHO). In de WHO zijn ten behoeve van de accreditatie van opleidingen eisen opgenomen. Voorafgaand aan een accreditatiebesluit van de NVAO bezoekt een door de NVAO benoemde visitatiepanel de betreffende opleiding. Dit visitatiepanel bestaat uit opleidingsdeskundigen en audit-deskundigen en wordt aangevuld met zogenaamde domeindeskundigen, personen die over de kennis beschikken van de omgeving waarin in dit geval registerloodsen moeten opereren. Dit panel toetst de opleiding aan de door de sector vastgestelde kwaliteitsaspecten en stelt een rapport met bevindingen op. Het bestuur van de NVAO neemt onder andere op basis van dit rapport van het visitatiepanel een besluit. Deze wijze van toetsen maakt dat de NVAO goed in staat is de opleiding tot registerloods te accrediteren zonder zelf te beschikken over specifieke kennis en kunde.

De leden van de PvdA-fractie zijn verder benieuwd of het haalbaar is om dit besluit al van toepassing te laten zijn op opleidingen die vanaf 1 januari 2014 van start gaan.

Sinds het verschijnen van de in de toelichting bij het ontwerp besluit aangehaalde brief van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat op 17 januari 2008 is over de totstandkoming van het ontwerpbesluit periodiek overlegd met de beroepsgroepen en de sector. Betrokken beroepsgroepen en sector willen graag met ingang van 1 januari 2014 met de nieuwe opleidingen beginnen. Mocht het onderhavige besluit niet voor 1 januari 2014 in het Staatsblad kunnen worden geplaatst, dan is, voor de artikelen die betrekking hebben op de opleidingen, voorzien in terugwerkende kracht tot 1 januari 2014.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de verschillende opleidingen naar verwachting geaccrediteerd of gecertificeerd kunnen worden. Verwacht de minister dat dit voor sommige opleidingen (op korte termijn) lastig zal zijn?

De registerloodsen verwachten dat hun opleiding op 1 januari 2014 zal zijn geaccrediteerd; voor de andere opleidingen zal dit in de loop van 2014 het geval zijn.

De leden van de D66-fractie vragen verder op welke manier en op welke termijn de overdracht van de verantwoordelijkheid voor opleidingen en examens voor nautische beroepsbeoefenaren geëvalueerd gaat worden.

Zie het antwoord hierboven aan de PvdA-fractie betreffende het toezicht op de kwaliteit van de opleidingen.

Naar boven