31 409 Zee- en binnenvaart

Nr. 226 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2019

In het Algemeen Overleg Maritiem op 6 december 2018 (Kamerstuk 31 409, nr. 216) hebben wij uitgebreid gesproken over het varend ontgassen in de binnenvaart. Dit heeft onder andere geleid tot de motie Laçin (Kamerstuk 31 409, nr. 215) waarin u mij vraagt mij maximaal in te spannen het verbod op varend ontgassen door andere landen zo snel mogelijk te laten ratificeren en u hierover te informeren. Met deze brief wil ik u graag informeren over de stand van zaken in dit dossier.

Voor een algemene toelichting rond het verbod op varend ontgassen verwijs ik naar de kamerbrief van 5 december (Kamerstuk 31 409, nr. 202).

Stand van zaken ratificatie

In de CDNI-vergadering van 2–3 april jl. is door Nederland aandacht gevraagd voor een snelle ratificatie door de verdragstaten. Desgevraagd gaven alle partijen aan goede voortgang te boeken en mogelijk eind van dit jaar het verdrag te kunnen ratificeren. Alleen Duitsland gaf aan voor de ratificatie tot medio 2020 nodig te hebben. Er wordt vastgehouden aan een gelijktijdige invoering in alle verdragsstaten van het verbod op varend ontgassen.

Stand van zaken voortgang Taskforce

Op 13 maart jl heeft de voorzitter van de Taskforce, de heer Tekin, mij in de tweede High level bijeenkomst ontgassen verslag uitgebracht van de voortgang van het werk van de Taskforce. In algemene zin concludeer ik dat de taskforce de lopende acties voortvarend oppakt. Zo wordt er gewerkt aan de inrichting van het administratief toezicht en aan een standaard vervoersovereenkomst, nodig om te zorgen dat de kosten van het ontgassen ook daadwerkelijk bij de verlader belegd worden, zoals het CDNI beoogt. Ook wordt de al eerder bij u aangekondigde handhavingsactie voorbereid. Verderop in deze brief ga ik daar verder op in.

Tegelijkertijd werd door de heer Tekin een aantal vragen rond vergunningverlening aan dampverwerkingsinstallaties op tafel gelegd, zoals de mogelijkheid om experimenteerruimte te creëren, en de vraag of de opgevangen dampen als product of als afvalstroom beschouwd moeten worden. Wij hebben gezamenlijk geconcludeerd dat de wetgeving voldoende ruimte biedt om deze vragen het hoofd te bieden, maar dat het gewenst is de specifieke vragen op uitvoeringsniveau samen nader uit te werken. Ik heb aan de provincies aangegeven dat mijn ambtenaren hiertoe graag bereid zijn. Het is mijn stellige verwachting dat dit overleg de gewenste helderheid kan bieden.

Thema-actie handhaving

De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft voor september 2019 een actie gepland om in samenwerking met Rijkswaterstaat en andere diensten de mogelijkheden te verkennen van het houden van toezicht op het ontgassen door binnenvaartschepen in het kader van het vernieuwde CDNI-verdrag. Doel van deze verkenning is om vast te stellen op welke wijze het verbod uit het CDNI op het ontgassen van bepaalde stoffen het meest effectief kan worden gehandhaafd. Hierbij zullen ook de mogelijkheden van vernieuwende toezichttechnieken worden verkend. Denk daarbij aan bijvoorbeeld de inzet van drones met voor dit toezicht geschikte camera en e-noses. Deze toezichtverkenning zal gericht worden op locaties waar nu overlast wordt ervaren, onder andere in dichtbevolkte gebieden. Bij het vaststellen van een overtreding zal handhavend worden opgetreden.

Recent zijn reeds eerste verkenningen met het gebruik van drones voor toezicht doeleinden in het kader van de wet vervoer gevaarlijke stoffen (ADN) bij het varend ontgassen uitgevoerd. Daarbij is gebruik gemaakt van actuele e-nose waarnemingen, verkregen van een omgevingsdienst. De data verkregen uit e-nose waarnemingen zullen gebruikt worden om gericht toezicht te houden op plaatsen met veel ontgassingen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven