31 358
Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. Lijst van wijzigingen in het wetsvoorstel

Artikel I

1. In artikel 156a, eerste lid, is «door middel van ieder hulpmiddel dat» vervangen door: op zodanige wijze dat het.

2. In artikel 156a, eerste lid, is «kan» vervangen door: bestemd is te.

3. In artikel 156a, eerste lid, is «waarborgt» vervangen door: mogelijk maakt.

4. Aan artikel 156a, tweede lid, is na «verschaft» toegevoegd: Een instemming ziet, zolang zij niet is herroepen, eveneens op het verschaffen van een gewijzigde onderhandse akte.

5. In artikel 156a, tweede lid, is vervallen: «Aan deze verplichting wordt geacht niet te zijn voldaan zolang de ontvangst van die akte door degene aan wie de akte moet worden verschaft niet aan degene op wie die verplichting rust, is bevestigd.»

6. Aan artikel 156a is een nieuw derde lid toegevoegd luidende: Aan een wettelijke verplichting tot het verschaffen van een onderhandse akte wordt geacht niet te zijn voldaan zolang de ontvangst van die akte door degene aan wie de akte moet worden verschaft niet aan degene op wie die verplichting rust, is bevestigd.

7. Het oorspronkelijke derde lid van artikel 156a is vernummerd tot het vierde lid.

Artikel II

8. Aan artikel II wordt een nieuw onderdeel A toegevoegd.

9. In artikel II worden de oorspronkelijke onderdelen A en B vernummerd tot B en C.

10. Artikel II, onderdeel A (oud) onder 3 luidde: Aan artikel 227a lid 2 (nieuw) wordt toegevoegd: c. overeenkomsten waarbij persoonlijke of zakelijke zekerheden worden verstrekt door personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

11. Artikel II, onderdeel B (oud) onder 1 luidde:

a. Het eerste en tweede lid komen als volgt te luiden:

1. De verzekeraar geeft zo spoedig mogelijk een akte, polis genaamd, af, waarin de overeenkomst is vastgelegd. Een polis die is opgemaakt op een wijze als bedoeld in artikel 156a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet zijn voorzien van een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15a lid 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De verzekeraar is niet verplicht een polis af te geven indien de aard van de overeenkomst afwijkend gebruik rechtvaardigt en de verzekeringnemer bij afgifte van de polis geen belang heeft.

2. Op wijzigingen in de overeenkomst is lid 1 van overeenkomstige toepassing. Een instemming als bedoeld in artikel 156a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering ziet, zolang zij niet is herroepen, eveneens op wijzigingen in de overeenkomst.

II. Lijst van wijzigingen in de memorie van toelichting

1. In paragraaf 3 van de toelichting bij artikel I is de eerste alinea herschreven, en luidde:

3. In het eerste lid van artikel 156a Rv wordt bepaald dat onderhandse akten op een andere wijze dan schriftelijk kunnen worden opgemaakt door middel van ieder hulpmiddel dat degene ten behoeve van wie de akte bewijs oplevert, in staat stelt om de inhoud van de akte op te slaan op een wijze die deze inhoud toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de akte kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de inhoud van de akte waarborgt. Op grond van deze bepaling heeft een elektronische onderhandse akte dezelfde bewijskracht als een schriftelijke onderhandse akte.

2. In paragraaf 3 van de toelichting bij artikel I is de laatste alinea vervallen die luidde: Deze definitie van duurzame drager is nagenoeg letterlijk overgenomen in het eerste lid van artikel 156a Rv. In artikel 156a Rv wordt echter vereist dat het hulpmiddel een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie waarborgt terwijl in de Wet op het financieel toezicht alleen wordt vereist dat het hulpmiddel een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Vanwege de bijzondere bewijskracht die aan akten is verbonden, is het van belang dat de inhoud van de akte niet (eenvoudig) kan worden gewijzigd. Het enkele vereiste dat het hulpmiddel een ongewijzigde reproductie mogelijk maakt, is ten aanzien van akten daarom niet sterk genoeg. Het wetsvoorstel vereist om die reden dat het gehanteerde hulpmiddel een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie waarborgt.

3. Aan paragraaf 4 van de toelichting bij artikel I is de laatste zin vervallen die luidde: Het tweede lid van artikel 156a Rv bepaalt tevens dat een instemming met het verschafen van een akte op een andere wijze dan bij geschrift, zolang zij niet is herroepen, eveneens ziet op het verschaffen van een gewijzigde onderhandse akte.

4. Aan paragraaf 4 van de toelichting bij artikel I is de laatste alinea toegevoegd.

5. In paragraaf 5 van de toelichting bij artikel I is de verwijzing naar het tweede lid van artikel 156a Rv vervangen door een verwijzing naar het derde lid van dat artikel.

6. In paragraaf 5 van de toelichting bij artikel I is in de derde zin na «daarom» het woord «voorts» vervallen.

7. In paragraaf 7 van de toelichting bij artikel I is de verwijzing naar het derde lid van artikel 156a Rv vervangen door een verwijzing naar het vierde lid van dat artikel.

8. In paragraaf 7 van de toelichting bij artikel I is de vierde zin vervallen die luidde: Gezien de bijzondere aard van het erfrecht en het familierecht en de daarbij te beschermen belangen is het wenselijk om ingeval van een wettelijke verplichting tot het opmaken van een onderhandse akte op het terrein van het familierecht en het erfrecht de eis van schriftelijkheid te handhaven.

9. In paragraaf 7 van de toelichting bij artikel I zijn de vierde, vijfde en zesde zin toegevoegd.

10. De toelichting bij artikel 1:88, derde lid, BW is nieuw.

11. In de eerste alinea van paragraaf 2 van de toelichting bij artikel 7:932 BW is de verwijzing naar het tweede lid van artikel 156a Rv vervangen door een verwijzing naar het derde lid van dat artikel.

12. De vijfde en zesde alinea van paragraaf 2 van de toelichting bij artikel 7:932 BW zijn herschreven en luidden:

Aan het tweede lid van artikel 932 van Boek 7 BW wordt toegevoegd dat een instemming als bedoeld in artikel 156a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering eveneens ziet op wijzigingen in de overeenkomst, zolang de toestemming niet is herroepen. Daarmee wordt bedoeld dat met het geven van de toestemming aan de verzekeraar om een polis elektronisch te verzenden ook de toestemming wordt gegeven eventuele latere wijzigingen in de overeenkomst elektronisch te verzenden, mits de toestemming in de tussentijd niet is herroepen.

Het bepaalde in het tweede lid omtrent de instemming laat de andere eis uit artikel 156a lid 2 betreffende de ontvangstbevestiging onverlet. Aan de verplichting tot het melden van wijzigingen in de overeenkomst wordt geacht niet te zijn voldaan zolang de ontvangst van die mededeling door de ontvanger niet aan de verschaffer is bevestigd indien de mededeling op een andere wijze dan bij geschrift is opgemaakt.

Naar boven