31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 77 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2016

Op 14 juni 2016 hebben wij de brief Stand van zaken rekenen en taal in vo en mbo aan uw Kamer gestuurd.1 Kort daarna heeft uw Kamer de Agenda rekenonderwijs mbo-vo (hierna: rekenagenda) ontvangen, waarin acties staan die bedoeld zijn om studenten, leerlingen, docenten en ander onderwijzend personeel te motiveren om zich in te blijven zetten voor goede rekenvaardigheden.2

Ook dit jaar informeren wij uw Kamer over de ontwikkelingen van de resultaten voor taal en rekenen voor het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) op basis van de Rapportage referentieniveaus 2015–2016 van het College voor Toetsen en Examens (CvTE). In deze brief gaan we in op de belangrijkste uitkomsten van deze rapportage, die u als bijlage 13 van deze brief aantreft. Op verzoek van uw Kamer sturen wij u de rapportage eerder dan de Examenmonitor vo die pas eind november gereed is.

Ook gaan we in deze brief in op de resultaten van de tweede tranche van het intensiveringstraject rekenen in het vo. Het intensiveringstraject is bedoeld om scholen waarvan de resultaten op rekenen van een of meer afdelingen tegenvallen, handvatten te geven om hun rekenonderwijs te verbeteren. De Rapportage Intensiveringstraject Rekenen VO, tweede tranche vindt u als bijlage 2 van deze brief.

Tot slot informeren we uw Kamer over de voortgang van de acties uit de rekenagenda.

Investeren in goed taal- en rekenonderwijs

Taal en rekenen zijn basisvaardigheden om goed te kunnen functioneren in beroep en maatschappij. Deze vaardigheden zijn essentieel voor leerlingen en studenten om andere vakken en onderdelen van hun opleiding goed te kunnen volgen. Ook in het latere leven is een goede beheersing van taal- en rekenvaardigheden van groot belang, bijvoorbeeld bij het solliciteren naar een baan, het starten van een eigen bedrijf of het afsluiten van een verzekering.

Docenten en scholen zijn al lange tijd bezig met het verbeteren van hun taal- en rekenonderwijs. Het gaat hier om een langdurig proces waarbij we ervoor moeten waken dat de aandacht verslapt. We zijn daarom blij dat de betrokken partijen zich hebben verbonden aan de uitvoering van de rekenagenda.

Resultaten taal en rekenen 2015–2016 in vo en mbo

Het College voor Toetsen en Examens heeft in de rapportage referentieniveaus 2015–2016 de resultaten voor taal en rekenen van het afgelopen jaar in beeld gebracht. In deze brief behandelen we op basis van deze rapportage eerst de resultaten in het vo en vervolgens de resultaten in het mbo. Ook staan we stil bij de resultaten van de pilot rekentoets 2A en 3S en de pilot rekenexamen 2A.

Voortgezet onderwijs

Nederlandse taal vo

Tabel 1 bevat de resultaten van het centraal examen Nederlandse taal. Het percentage leerlingen met een voldoende voor Nederlandse taal in 2016 is met uitzondering van het vmbo-gl/tl op alle niveaus gestegen ten opzichte van 2015. Verder blijkt dat het invoeren van het niveau 2A nodig is voor een deel van de leerlingen in vmbo-bb, omdat ook in 2016 naar voren komt dat het niveau 2F voor deze leerlingen te hoog is.4 Onze conclusie is dat we met de invoering van de referentieniveaus Nederlands taal op de goede weg zijn.

Tabel 1: verdeling resultaten centraal examen Nederlandse taal naar percentage voldoende en gemiddeld cijfer per niveau per schooljaar 2014, 2015 en 2016 (Bron: DUO, cijfers van de het eerste tot en met derde tijdvak)

Tabel 1: verdeling resultaten centraal examen Nederlandse taal naar percentage voldoende en gemiddeld cijfer per niveau per schooljaar 2014, 2015 en 2016 (Bron: DUO, cijfers van de het eerste tot en met derde tijdvak)

Rekenen vo

Vanaf het schooljaar 2015–2016 telt het resultaat op de rekentoets mee voor het behalen van het diploma in het vwo. In de brief van 14 juni hebben we uw Kamer gemeld dat de rekentoets in het vwo goed is gemaakt. Op basis van de toen beschikbare cijfers haalde 97 procent van de vwo-eindexamenkandidaten een cijfer voor de rekentoets op basis waarvan het diploma kan worden behaald (5 of hoger). Gevolg hiervan is dat het vangnet niet in werking is getreden en dat de rekentoets per 1 augustus 2016 onderdeel is geworden van de kernvakkenregel. 5

De resultaten in het vwo zijn verder verbeterd ten opzichte van voorgaande schooljaren. Uit de definitieve resultaten in tabel 2 blijkt dat afgerond 100 procent van de vwo-eindexamenkandidaten een 5 of hoger heeft gehaald en bijna 95 procent een voldoende (6 of hoger). Dit is een positiever beeld dan is gemeld bij de voorlopige resultaten die we uw Kamer op 14 juni hebben aangeboden. Zoals aangegeven in de brief van 14 juni konden de afnamegegevens van de afname van mei/juni 2016 in die brief nog niet meegenomen worden omdat de uitslag nog niet bekend was. Inmiddels is dat wel zo en een deel van de studenten heeft in die afname het resultaat nog verder verbeterd.

Dit betekent dat nagenoeg alle vwo-eindexamenkandidaten dit jaar een resultaat op de rekentoets hebben gehaald waarmee ze het vwo-diploma kunnen behalen. Er zijn overigens wel vwo-eindexamenkandidaten die voor de rekentoets lager dan een vijf hebben gehaald. Zij zouden echter vanwege hun resultaten op andere examenonderdelen het diploma sowieso niet hebben gehaald.

We volgen het effect van het beleid rond het rekenonderwijs nauwlettend. In dit kader hebben we ook een analyse laten uitvoeren rond de invoering van de rekentoets tot de kernvakkenregel in het vwo. Op basis van de resultaten van de vwo-eindexamenkandidaten 2015–2016 blijkt dat minder dan 1 procent het diploma niet zou behalen, indien de rekentoets afgelopen schooljaar onderdeel zou zijn geweest van de kernvakkenregel.

We verwachten dat dit percentage volgend jaar nog lager ligt, doordat de leerlingen gemotiveerder zullen zijn om een hoger cijfer dan een 5 te halen voor de rekentoets als die deel uitmaakt van de kernvakkenregel. Een vwo-examenkandidaat mag dan hoogstens één 5 halen voor de combinatie van de rekentoets en de vakken wiskunde, Engels en Nederlandse taal. De overige onderdelen van deze combinatie moeten minimaal afgesloten worden met een 6.

Tabel 2: verdeling eindresultaten rekenen naar percentage 5 of hoger, voldoende en gemiddeld eindcijfer per niveau in de schooljaren 2014, 2015 en 2016 (Bron: DUO, cijfers van de het eerste tot en met derde tijdvak)1, 2

Tabel 2: verdeling eindresultaten rekenen naar percentage 5 of hoger, voldoende en gemiddeld eindcijfer per niveau in de schooljaren 2014, 2015 en 2016 (Bron: DUO, cijfers van de het eerste tot en met derde tijdvak)1, 2

1 Tot en met het schooljaar 2014-2015 werd cijferdifferentiatie toegepast in vmbo-gl/tl. De lat lag één cijferpunt boven het 2F-niveau. Voor vmbo-bb wordt nog steeds cijferdifferentiatie toegepast. De lat ligt met één cijferpunt onder het 2F-niveau. We blijven met cijferdifferentiatie voor vmbo-bb werken tot het Wetsvoorstel differentiatie exameneisen taal en rekenen van kracht is. De cijfers in de tabel zijn weergegeven met toepassing van cijferdifferentiatie.

2 Meer gedetailleerde gegevens over de behaalde resultaten op de rekentoets en het rekenexamen, met ook uitsplitsingen naar sectoren en profielen in zowel het vo als het mbo, vindt u in de rapportage referentieniveaus 2015-2016. Daarin zijn ook voorbehouden opgenomen over de vergelijkbaarheid van de resultaten over de jaren heen.

Ook in de andere schoolsoorten zijn de rekenresultaten dit schooljaar verder verbeterd. In grafiek 1 is te zien dat de stijging in vmbo-gl/tl ten opzichte van voorgaande jaren het grootst is: het aantal kandidaten dat een voldoende heeft gehaald is met 20 procent gestegen naar 89 procent. Dit kan grotendeels verklaard worden doordat bij vmbo-gl/tl geen cijferdifferentiatie meer wordt toegepast. Verder is het voldoendepercentage en het percentage leerlingen met een 5 of hoger in het vmbo-bb sterk gestegen.

Grafiek 1: Percentage 6 of hoger als eindcijfer op de rekentoets van de eindexamenkandidaten in de schooljaren 2014, 2015 en 2016 (Bron: DUO, cijfers van het eerste tot en met derde tijdvak)

Grafiek 1: Percentage 6 of hoger als eindcijfer op de rekentoets van de eindexamenkandidaten in de schooljaren 2014, 2015 en 2016 (Bron: DUO, cijfers van het eerste tot en met derde tijdvak)

Middelbaar beroepsonderwijs6

Nederlandse taal mbo

Uit het percentage studenten in mbo 2 en mbo 3 dat in het studiejaar 2015–2016 een voldoende haalt, blijkt het 2F-niveau voor Nederlandse taal goed haalbaar. Uit de eindresultaten blijkt dat 93 procent van de studenten in mbo 2 en 94 procent van de studenten in mbo 3 die dit jaar zijn gediplomeerd, ten minste een 6 hebben behaald voor het centraal examen Nederlandse taal. Voor studenten in mbo 4, die aan het referentieniveau 3F moeten voldoen, komt dit percentage op 82. Voor het instellingsexamen wordt door een nog hoger percentage studenten een voldoende behaald. Deze resultaten vormen samen het eindresultaat.

Uit de resultaten van de afzonderlijke afnames, op basis waarvan de resultaten ook over de jaren heen vergeleken kunnen worden, blijkt dat er ten opzichte van het studiejaar 2014–2015 voor mbo 2 en mbo 3 een stijging in resultaten is waar te nemen. Het behalen van het niveau Nederlandse taal 3F blijkt voor de mbo 4-studenten nog een uitdaging. De resultaten van Nederlandse taal 3F laten geen stijgende lijn zien. Wel is het resultaat in de laatste twee jaren hoger dan de jaren ervoor, toen het examen nog niet meetelde voor diplomering.

Grafiek 2: Het gemiddeld percentage voldoendes op het centraal examen Nederlandse taal per studiejaar, per niveau (Bron: CvTE)1

Grafiek 2: Het gemiddeld percentage voldoendes op het centraal examen Nederlandse taal per studiejaar, per niveau (Bron: CvTE)1

1 Voor studenten in de entreeopleiding en mbo 2 is cijferdifferentiatie toegepast, de lat ligt één cijferpunt onder het 2F-niveau, zoals dat ook is geregeld voor vmbo-bb leerlingen. Ook voor het mbo zal deze maatregel wettelijk worden verankerd met het Wetsvoorstel differentiatie exameneisen taal en rekenen. In grafiek 2 zijn de resultaten van de studenten in de entreeopleiding en mbo 2 weergegeven met cijferdifferentiatie.

Rekenen mbo

Deelname aan het rekenexamen 3F is verplicht voor mbo 4-studenten, maar een voldoende is geen voorwaarde voor diplomering. Uit de eindresultaten blijkt dat het gemiddelde cijfer voor rekenen 3F op 5,5 ligt en dat 48 procent van de gediplomeerde studenten een voldoende heeft behaald voor rekenen. Het rekenexamen 2F voor mbo 2 en mbo 3 was in het studiejaar 2015–2016 nog een pilotexamen. Uit de resultaten van de afzonderlijke afnames blijkt er het afgelopen studiejaar voor deze groep nauwelijks ontwikkeling in de resultaten. Voor de studenten in mbo 2 kan het rekenexamen 2A hierbij uitkomst bieden.

Hoewel er hard wordt gewerkt aan het verbeteren van het rekenonderwijs, laten de resultaten zien dat er nog werk te doen is om ervoor te zorgen dat de rekenvaardigheid van alle studenten op orde komt. Hiervoor ontvangen de mbo-instellingen onder andere middelen via het investeringsbudget van de kwaliteitsafspraken en ook de acties uit de rekenagenda zijn hierop gericht.

Grafiek 3: Het gemiddeld percentage voldoendes op rekenen per studiejaar, per niveau. Het betreft de resultaten van alle afnames (Bron: CvTE)

Grafiek 3: Het gemiddeld percentage voldoendes op rekenen per studiejaar, per niveau. Het betreft de resultaten van alle afnames (Bron: CvTE)

Engels mbo

In het studiejaar 2015–2016 is er voor het eerst een pilotexamen Engels, op het niveau B1 van het Europees Referentiekader (ERK), afgenomen onder een deel van de mbo 4-studenten. Het doel van de pilotfase is om ervaring op te doen met de afname van de examens door bijvoorbeeld te kijken of het type opgaven aansluit bij de doelgroep maar ook om te kijken of de normering en de cesuur passend is.

Uit de afname van de pilotexamens in het studiejaar 2015–2016 blijkt na internationaal ijkingsonderzoek dat de cesuur die is toegepast hoger heeft gelegen dan passend bij het ERK-niveau B1. Dit betekent dat studenten strenger zijn beoordeeld dan bedoeld. Uit het onderzoek is ook gebleken dat als de daadwerkelijke B1-cesuur was toegepast 87 procent van de studenten deze zou hebben behaald. Hieruit blijkt dat het B1-niveau voor studenten goed haalbaar is.

Aan de instellingen is meegedeeld dat met ingang van het studiejaar 2016–2017 de daadwerkelijke B1-cesuur wordt toegepast. Vanaf het studiejaar 2017–2018 wordt het examen Engels dan als een echt centraal examen afgenomen

Pilot rekentoets en rekenexamen 2A en rekentoets 3S

De rekentoets en het rekenexamen 2A zijn ontworpen voor leerlingen in vmbo-bb en studenten in de entree-opleiding en mbo 2 voor wie het referentieniveau 2F niet haalbaar is. De rekentoets 3S is bedoeld voor vwo-leerlingen die meer aankunnen dan de rekentoets 3F. Beide toetsen worden in pilotvorm afgenomen totdat het Wetsvoorstel differentiatie exameneisen taal en rekenen van kracht is.

Rekentoets/-examen 2A

In 2015–2016 is de rekentoets 2A in het vo en het rekenexamen 2A in het mbo tweemaal aangeboden. Het CvTE concludeert dat deze toets een passende toets is voor leerlingen in vmbo-bb die het niveau 2F niet aankunnen. Ongeveer 80 procent van de leerlingen in het vmbo-bb haalt een voldoende.

Voor het mbo haalt 58 procent van de studenten een voldoende voor het rekenexamen 2A, maar het CvTE concludeert dat er te weinig afnames van het rekenexamen 2A zijn gedaan om algemene uitspraken te kunnen doen. Het aantal afnames van het rekenexamen 2A in het schooljaar 2016–2017 zal naar verwachting groter zijn. De mogelijkheid van het rekenexamen 2A voor leerlingen in het mbo-2 en de entreeopleiding heeft tot tevredenheid geleid bij mbo-instellingen, het CvTE verwacht dat er meer mbo-instellingen mee zullen doen aan deze pilot in de komende jaren.

Rekentoets 3S

De rekentoets 3S is in het schooljaar 2015–2016 één keer aangeboden. Scholen kunnen vwo-leerlingen hier vrijwillig voor aanmelden. Iets meer dan de helft (52 procent) van de deelnemende vwo-leerlingen heeft een voldoende gehaald op de rekentoets 3S. In totaal behaalde 85 procent een 5 of hoger voor de rekentoets 3S. De voldoende percentages op de rekentoets 3S zijn lager dan op de rekentoets 3F.

Voor de rekentoets 3S geldt dat er nog te weinig afnames zijn gedaan om conclusies te trekken over de resultaten. We verwachten dat meer leerlingen zich gaan aanmelden voor de rekentoets 3S wanneer de wettelijke grondslag voor het niveau 3S is geregeld.7 Het niveau 3S kan dan ook als zodanig op de cijferlijst worden vermeld. Tot die tijd wordt de pilot in het schooljaar 2016–2017 voortgezet om onder andere meer data te verzamelen over hoe de toets door verschillende groepen vwo-leerlingen wordt gemaakt.

Rekentoets en rekenexamen ER

Vanaf studiejaar 2015–2016 zijn de aangepaste rekentoets en het aangepaste rekenexamen voor studenten met ernstige rekenproblemen waaronder dyscalculie, geen pilot meer maar onderdeel van het reguliere pakket aan rekentoetsen en -examens. In het vo haalde 86 procent van de leerlingen voor de 2ER een 5 of hoger, voor 3ER was dat 85 procent. In het vwo waar de hoogte van het cijfer voor de rekentoets meetelt voor het behalen van het diploma haalde alle 47 leerlingen die deelnamen een 5 of hoger, 74 procent van deze leerlingen haalde een voldoende. In het mbo haalde voor het rekenexamen 2ER 48 procent van de studenten een 5 of hoger, voor het rekenexamen 3ER was dat 53 procent.

Het CvTE concludeert dat de rekentoets ER in het vo een vergelijkbare uitdaging is voor leerlingen met ernstige rekenproblemen als de reguliere rekentoets is voor leerlingen zonder ernstige rekenproblemen. Het is nog te vroeg om hetzelfde te concluderen voor het rekenexamen ER in het mbo, omdat de deelname en de resultaten in het mbo per afnameperiode wisselend waren.

Resultaten van de tweede tranche van het intensiveringstraject vo

Van september 2015 tot juli 2016 namen 234 scholen deel aan het intensiveringstraject van het steunpunt taal en rekenen. Het doel van het intensiveringstraject is om scholen, waarvan de resultaten op de rekentoets van een of meerdere afdelingen tegenvalt, te ondersteunen in het verbeteren van hun rekenonderwijs. Dit intensiveringstraject vindt voor het vo voor de tweede keer plaats en is ontwikkeld naar aanleiding van de ervaringen van scholen tijdens de eerste tranche in de periode 2013 tot 2015.8 Scholen worden tijdens het intensiveringstraject ondersteund met twee gesprekken waarbij ze onder andere kennismaken met de zeven succesvoorwaarden van goed rekenonderwijs.9

Net als de scholen die hebben deelgenomen aan de eerste tranche, stellen de vo-scholen die dit jaar mee hebben gedaan dat hun rekenonderwijs is verbeterd. Ze zijn beter in staat om rekenen een belangrijke plaats in het onderwijs te geven. Ook hebben de scholen meer geïnvesteerd in professionalisering van hun docenten en maken ze gebruik van methodes die maatwerk voor leerlingen mogelijk maken. Tot slot vindt er op deze scholen betere afstemming plaats tussen (reken-) docenten onderling, waardoor de school een eenduidige rekendidactiek gebruikt.

In de rapportage staat ook een aantal boodschappen aan de overheid. De deelnemende scholen geven bijvoorbeeld aan dat ze snel duidelijkheid willen over het moment waarop de rekentoets meetelt in de schoolsoorten havo en vmbo.

Zoals we u hebben gemeld in de brief over het vervolgbeleid rekenen naar aanleiding van de aangenomen moties van 22 oktober 2015, zullen wij de resultaten op rekenen constant monitoren.10 Op basis van de resultaten zal vervolgens het moment kunnen worden bepaald waarop het resultaat van de rekentoets gaat meetellen voor het behalen van het diploma in het vmbo of in het havo. In de brief van 14 juni hebben we uw Kamer gemeld dat het resultaat op de rekentoets niet meetelt voor het behalen van het diploma in het havo en vmbo in het schooljaar 2016–2017. Volgend jaar zien we hoe de cijfers er voor staan en welke maatregelen we dan kunnen treffen.

Ook geven de deelnemende scholen aan dat de inzage in gemaakte toetsen complex en te kort mogelijk is. Om de inzage in gemaakte toetsen beter mogelijk te maken is de inzageperiode van de rekentoets daarom vanaf schooljaar 2016–2017 verruimd.

Rekenagenda

Om goed rekenonderwijs te stimuleren en rekenvaardigheden te ontwikkelen hebben verschillende partijen die betrokken zijn bij rekenonderwijs de rekenagenda opgesteld. In de rekenagenda zijn acties opgenomen die zich richten op:

  • het meer betrekken van leerlingen bij rekenonderwijs en het wijzen op het belang van rekenen aan leerlingen en studenten;

  • het ondersteunen van rekendocenten en ander onderwijzend personeel om het rekenonderwijs verder te verbeteren;

  • het inzicht geven aan besturen en management in de rekenresultaten, zodat zij kunnen zien waar ze zich nog kunnen verbeteren en daarop kunnen sturen.

Een aantal van deze acties is inmiddels afgerond. Zo heeft er een conferentie vmbo-mbo voor de sector Zorg en Welzijn (Z&W) plaatsgevonden. In deze sector in het vmbo en mbo zitten in verhouding tot de andere sectoren over het algemeen de minst sterke rekenaars. Bij de conferentie is ook nadrukkelijk aandacht besteed aan de verbinding van rekenen met vakinhoudelijke thema’s, wat een expliciet aandachtspunt is in de rekenagenda. Er is ook een aparte bijeenkomst georganiseerd voor (reken)docenten die lesgeven aan leerlingen met het havo-profiel Cultuur en Maatschappij, omdat leerlingen in dat profiel in verhouding tot de andere havo-profielen het minst goed scoren. Ook de Etalagebijeenkomst rekenen vo heeft plaatsgevonden net als de Intercollegiale consultatiebijeenkomsten. De deelnemers aan deze bijeenkomsten beschouwden de bijeenkomsten als zeer nuttig bij het verbeteren van hun rekenonderwijs.

Verder organiseren de steunpunten taal en rekenen mbo en vo op 14 december een conferentie over de rekenagenda, waar de stand van zaken wordt toegelicht en ook aandacht is voor goede voorbeelden die zijn opgehaald, de acties die op dit moment worden uitgevoerd en hoe de aanwezigen daar een verdere rol in kunnen spelen. Ook hier zal weer nadrukkelijk aandacht zijn voor de verbinding van rekenen met vakinhoudelijke thema’s. Het in de rekenagenda opgenomen onderzoek naar de besteding van de aanvullende middelen voor taal en rekenen is inmiddels afgerond en aan uw Kamer gezonden.11

De steunpunten taal en rekenen mbo en vo ontwikkelen op dit moment een quick-scan die scholen een toegankelijke handreiking biedt om hun rekenonderwijs aan rekenzwakke leerlingen te verbeteren. Voor het opzetten van de Onderzoekspraktijk rekenen wordt binnenkort een kwartiermaker aangesteld.12 Ook zal er op korte termijn een volgende tranche van het intensiveringstraject in het mbo starten.

Over de mogelijkheden van de pabo-afgestudeerden in de onderbouw van het vmbo zijn we met de Onderwijscoöperatie, VO-raad en de Vereniging Hogescholen in gesprek. Onderdeel van dit gesprek is welke kortdurende scholing wat hen betreft noodzakelijk is om bevoegd rekenlessen te geven in de onderbouw van vmbo-bb en -kb. Dit is een uitwerking van het plan van aanpak onbevoegd lesgeven. We verwachten uw Kamer in de loop van 2017 een wetsvoorstel te sturen dat de bevoegdheden van de pabo-afgestudeerden in de onderbouw van het vmbo verruimt.

Tot slot

Er wordt in alle sectoren hard gewerkt aan het verbeteren van het taal- en rekenonderwijs. Wij houden de voortgang op dit gebied in de gaten en gaan er van uit dat alle partijen zich maximaal blijven inzetten voor het verbeteren van de taal- en rekenvaardigheden van onze leerlingen en studenten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 31 332, nr. 74

X Noot
2

Kamerstuk 31 332, nr. 75

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Vooruitlopend op de invoering van het niveau 2A ligt de lat in vmbo-bb bij het centraal examen Nederlands nu één cijferpunt onder het 2F niveau. In tabel 1 zijn de resultaten van vmbo-bb weergegeven met deze lagere lat. Om deze tijdelijke maatregel om te zetten naar een structurele regeling, wordt als onderdeel van het Wetsvoorstel differentiatie exameneisen taal en rekenen, een wettelijke grondslag voor een niveau 2A Nederlandse taal voor vmbo-bb opgenomen. Over dit wetsvoorstel hebben we u in de brief van 14 juni 2016 geïnformeerd. Tot dit wetsvoorstel na parlementaire instemming van kracht is, blijft de lat één cijferpunt onder het 2F-niveau.

X Noot
5

Als onderdeel van het invoeringstraject, bestond de mogelijkheid van een vangnet tijdens het schooljaar 2015–2016. Als meer dan 5 procent van de leerlingen extra zou zakken vanwege het meetellen van de hoogte van het behaalde resultaat op de rekentoets, dan zou het vangnet in werking treden: leerlingen zouden dan geen 5 maar een 4 hoeven te halen voor de rekentoets om het diploma te kunnen behalen.

X Noot
6

De eindresultaten voor het mbo zijn gebaseerd op de gegevens van circa 88 procent van de studenten die in het studiejaar 2015–2016 een diploma hebben behaald. De gegevens van de andere studenten zijn nog niet aangeleverd. Op basis van de resultaten die er wel zijn, kunnen wel uitspraken worden gedaan over de resultaten van de gehele populatie studenten die in het studiejaar 2015–2016 een diploma heeft behaald.

X Noot
7

Als onderdeel van het Wetsvoorstel differentiatie exameneisen taal en rekenen wordt ook een wettelijke grondslag voor een rekentoets op het referentieniveau 3S opgenomen. Tot die tijd kan het cijfer op de rekentoets 3S nog niet als zodanig op de cijferlijst worden vermeld. De rekentoets 3S is bedoeld voor vwo-leerlingen die meer uitdaging behoeven dan de rekentoets 3F.

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstuk2016, 31 332, nr. 52.

X Noot
9

Rekenlessen uit de praktijk, ontwikkeld door het Steunpunt taal en rekenen vo, juni 2014

X Noot
10

Kamerstuk 31 332, nr. 70.

X Noot
11

Bijlage bij Kamerstuk 31 332, nr. 74.

X Noot
12

Via de Onderzoekspraktijk kunnen docenten onderzoeken uitvoeren naar succesvolle rekenpraktijken in het mbo, bijvoorbeeld voor studenten met ernstige rekenproblemen.

Naar boven