Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 31332 nr. 75 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 31332 nr. 75 |
Vastgesteld 11 juli 2016
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 22 oktober 2015 over vervolg beleid rekenen naar aanleiding van aangenomen moties (Kamerstuk 31 332, nr. 70).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 december 2015 aan de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 8 juli 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wolbert
De adjunct-griffier van de commissie, Boeve
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brief inzake de uitvoering van de aangenomen moties. Zij hebben slechts een enkele vraag aan de Minister en Staatssecretaris. Op basis van welke criteria wordt het moment bepaald dat de rekentoets op alle onderwijsrichtingen mee gaat tellen, zo willen deze leden weten.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. Het stelt hen tevreden dat de beide bewindslieden te kennen geven dat zij de motie van het lid Jadnanansing c.s.1 zullen uitvoeren en het resultaat op de rekentoets in het huidige schooljaar voor het behalen van het diploma alleen meetelt voor leerlingen op het vwo. De leden hebben nog wel enkele vragen over het vervolg van het beleid inzake rekenen.
De leden menen dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen het verwerven en het onderhouden van rekenvaardigheid. Over de rekentoets wordt vaak gesproken vanuit de overweging dat rekenen een vaardigheid van het basisonderwijs is die leerlingen in hun verdere schoolloopbaan moeten onderhouden. Leerlingen die echter in het basisonderwijs al een forse achterstand opliepen bij hun rekenvaardigheid, kunnen deze in het voortgezet onderwijs (vo), waar immers veel minder lestijd beschikbaar is voor rekenonderwijs, heel moeilijk inlopen. De leden vragen wat er waar is van het bericht dat nog geen 15% van de leerlingen in het basisonderwijs voor rekenen het benodigde 1F-niveau haalt. Kan ook inzichtelijk worden gemaakt welke aantallen leerlingen in welke groepen van het basisonderwijs achterstanden oplopen? Het Cito toetst jaarlijks vanaf groep 3 twee keer diverse onderdelen van taal en rekenen. Alle leerlingen die op de rekentoetsen vaardigheidsscores lager dan A/B scoren, hebben achterstand opgelopen. Kan het kabinet, zo vragen de leden, via het Cito het cohort groep 8 leerlingen dat in juli 2014 de basisschool heeft verlaten (ongeveer 180.000 leerlingen) terugvolgen naar eind groep 5 (de data van cursus 2010–2011) en de Kamer aan de hand hiervan informeren over de aantallen leerlingen die op welk moment op de basisschool een achterstand in hun rekenvaardigheid oplopen?
De leden menen dat om de scholieren een goede rekenvaardigheid te laten verwerven, in veel gevallen nog altijd goede rekenles nodig is. In het voortgezet onderwijs worden de rekenlessen echter vaak gegeven door docenten die mentor zijn, docenten die vaak meerdere vakken geven of docenten die uurtjes over hebben. Toch is een goede vakdocent wiskunde of een goede vakdocent economie niet vanzelfsprekend ook een goede rekendocent. De docenten die in het voortgezet onderwijs worden belast met het rekenonderwijs zijn hiervoor geen van allen opgeleid, omdat alleen op de pabo rekenen een aparte discipline is. Dit betekent dat docenten in het voortgezet onderwijs ook niet op de hoogte zijn van de oplossingsstrategieën waarmee leerlingen tegenwoordig vanuit de basisschool hebben leren rekenen. Docenten in het voortgezet onderwijs zijn evenmin op de hoogte van belangrijke didactische- en leerpsychologische begrippen die het niveau van rekenen kunnen verbeteren. De leden vragen of het valt te verwachten dat hierin verbetering zal optreden zolang hogescholen niet zijn geaccrediteerd om vakdocenten rekenen op te leiden. Valt te verwachten dat er zonder accreditatie een goed aanbod van initiële nascholing van de grond zal komen? De scholing voor docenten vanuit de pedagogische centra richt zich hoofdzakelijk op rekenbeleid, de rekencoördinator en rekentoetsen. In hoeverre komt er een scholingsaanbod gericht op effectieve rekenles met kennis van didactiek, differentiatie en diagnostiek? Valt het te verwachten dat schoolbesturen erin kunnen slagen om te sturen op de kwaliteit van opbrengsten bij de rekentoetsen, zonder dat zij diepergaande analyses van toetsconstructies en normeringen (kunnen) maken? Waarop baseert u uw verwachtingen?
In overleg met het Steunpunt taal en rekenen vo zullen de bewindslieden nader bezien welke acties zij aanvullend zullen ondernemen om te zorgen dat scholen voldoende aandacht blijven geven aan het verbeteren van het rekenonderwijs. Op welke data zal het voortgezet onderwijs hierover worden geïnformeerd? Wanneer zal het voortgezet onderwijs ermee aan de slag moeten, zo willen de leden weten.
De Kamer heeft het kabinet verzocht om in het bijzonder met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW) een aanpak te ontwikkelen ter verbetering en borging van de rekenvaardigheid. Hoe oordeelt u in dit verband over het pleidooi van de voorzitter van de NVvW dat het onderhoud van rekenen kan worden geïntegreerd in het bestaande vakkenpakket door het niet alleen aan bod te laten komen bij wiskunde, maar ook bij alle andere bèta- en zaakvakken in onder- en bovenbouw van het voortgezet onderwijs?
Welke voortgang kunt u rapporteren bij de ontwikkeling van de ER-toets.2 voor scholieren met ernstige rekenproblemen? In hoeverre verbindt u consequenties aan de constatering van de hoogleraar dyscalculie, professor Van Luit, dat in 40% van de gevallen van dyscalculie, dyscalculie niet een geïsoleerd probleem voor een kind is, maar een extra probleem bij ADHD, PPD-nos, enzovoorts. Kan bij deze verscheidenheid eenzelfde ER-toets voor alle betrokken scholieren soelaas bieden? De leden vragen hoe vaak het gebeurt dat leerlingen met ernstige rekenproblemen op de ER-toets nog slechter scoren dan op de gewone toets.
De leden hebben voorts begrepen dat de scholen voor vwo nu ook een rekentoets op niveau 3S moeten aanbieden. Kunt u toelichten welke overwegingen hieraan ten grondslag liggen?
Er komt – zoals ook de NVvW bepleitte – een actieplan rekenonderwijs mbo. De leden vragen hoe en in hoeverre scholen nu ertoe worden gebracht om daadwerkelijk rekenonderwijs te gaan verzorgen.
De leden signaleren dat nergens in het technisch hbo wiskunde B wordt gesteld als toelatingseis. Kunt u toelichten waarom het wegvallen van de rekentoets op havo nu geldt als argument om helemaal geen doorstroomeisen naar hbo te stellen?
De leden vragen tot slot of er ook nieuwe voorbeeldopgaven komen nu de mate waarin het gebruik van de rekenmachine is toegestaan, verandert.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en Staatssecretaris d.d. 22 oktober jl. met informatie over de aangenomen moties bij het debat d.d. 7 oktober 2015 over de rekentoets (Handelingen II 2015/16, nr. 11, item 12). Deze leden hebben nog een aantal vragen.
Allereerst over de uitvoering van aangenomen motie van het lid Rog c.s.3 Naar het oordeel van deze leden wordt de motie niet uitgevoerd door alleen te praten met onder andere de NVvW over de verbeteringen in het rekenonderwijs. De opdracht in de motie was breder. Het dictum riep immers het kabinet op in overleg te gaan met het onderwijsveld, en in het bijzonder met de NVvW, om per sector een aanpak te ontwikkelen ter verbetering en borging van de rekenvaardigheid. Bovendien is tijdens het debat aangegeven dat hierbij ook uitdrukkelijk gekeken moet worden of het rekenonderwijs, uitgaande van de referentieniveaus, wel de juiste manier is om het rekenonderwijs te bezien. En te bekijken op welke wijze (en op welk moment) een toets noodzakelijk is om het niveau van een leerling te bepalen. Hiervoor was het belangrijk om draagvlak te creëren. Deze leden ontvangen graag een reactie op dit punt.
Ten aanzien van de uitvoering van de motie van het lid Bisschop c.s.4 verschillen de leden eveneens van mening over de uitvoering met het kabinet. De ondertekenaars van de motie willen dat de rekenmachine alleen dan moet worden gebruikt wanneer het in het dagelijks leven noodzakelijk is. De essentie van de oproep van de motie is dus niet alleen dat het gebruik minder wordt, maar zich alleen tot bovenstaande situaties beperkt. Gaarne ontvangen deze leden een reactie.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de aangenomen moties naar aanleiding van het Rekentoetsdebat. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De leden lezen dat op basis van de resultaten van de rekentoets voor vmbo- en havoleerlingen het moment zal worden bepaald waarop het resultaat van de rekentoets gaat meetellen voor het behalen van het diploma. Is dit daadwerkelijk het enige criterium? En zo ja, wanneer gaat het dan meetellen, is dat vanaf een bepaald percentage leerlingen dat de toets haalt? Voorgenoemde leden vragen het kabinet om ook naar andere criteria te kijken, zoals de kwaliteit van het rekenonderwijs en de rekentoets. Immers, in de eerdergenoemde aangenomen motie van het lid Jadnanansing c.s. werd ook uitgesproken dat leerlingen niet de dupe mogen worden van ontoereikend rekenonderwijs door ze een diploma te onthouden. Neemt het kabinet dit ook mee, zo vragen deze leden.
Op het punt van de kwaliteit van de rekentoets vragen de leden naar de zeer strikte voorwaarden die het College voor Toetsen en Examens hanteert voor besloten inzage van zowel leerlingen als leraren. Kan het kabinet aangeven waarom deze voorwaarden noodzakelijk zijn en hoe hij scholen en leraren tegemoet kan komen om besloten inzage beter organiseerbaar te maken? Deze leden zetten sowieso vraagtekens bij de geheimhouding van de opgaven van de rekentoets na afname, omdat zij menen dat kwaliteit en resultaten gebaat zouden zijn bij meer openbaarheid.
De leden lezen voorts dat de resultaten van de rekentoets weliswaar niet meetellen voor het halen van het diploma, maar wel op de cijferlijst worden vermeld. Deze leden vragen wat hiervan de meerwaarde is, zeker gezien het feit dat rekenonderwijs- en toets nog niet van gewenste kwaliteit zijn.
De leden constateren dat het kabinet pas voor de zomer van 2016 terugkomt op de uitvoering van de eerdergenoemde motie van het lid Bisschop c.s. over het gebruik van de rekenmachine. Waarom was het niet mogelijk om daar bij de komende afname van de rekentoets al een slag mee te maken? Lagen de opgaven al vast, zo willen de leden weten. Ook vragen deze leden wanneer de syllabus rekenen vo en mbo voor 2017 wordt vastgesteld.
Tot slot wijzen deze leden naar de vernietigende kritiek van de Raad van State op de rekentoets en hopen zij dat het kabinet snel de eerder gevraagde reactie naar de Kamer zal sturen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat wat betreft de diagnostische tussentijdse toets een pilot loopt en dat de Kamer over de voortgang wordt geïnformeerd. Deze leden vragen of zij uit de reactie van kabinet mogen opmaken dat zij, conform het dictum van de eerdergenoemde motie Bisschop c.s., in ieder geval de verplichting inzake deelname aan internationaal onderzoek uit het wetsvoorstel zal verwijderen.
De leden van de VVD-fractie vragen op basis van welke criteria het moment wordt bepaald dat de rekentoets op alle onderwijsrichtingen mee gaat tellen.5
Wat betreft het voortgezet onderwijs (vo) blijven we investeren in beter rekenonderwijs. Daarnaast monitoren we evenals afgelopen jaren de resultaten van de afnames. Zodra de resultaten van het havo of een vmbo-leerweg vergelijkbaar zijn met de resultaten van het vwo van afgelopen schooljaar, kan de rekentoets het jaar erop meetellen voor het diploma van de betreffende schoolsoort of leerweg. Wanneer bijvoorbeeld aan het begin van het schooljaar 2017–2018 wordt medegedeeld dat de rekentoets gaat meetellen in een bepaalde schoolsoort of leerweg, dan geldt dit voor leerlingen die in het schooljaar daarná (2018–2019) opgaan voor hun diploma. Zowel uw Kamer als de scholen worden hierover dus ruim op tijd geïnformeerd. Zoals aangegeven in onze brief van 22 oktober 2015 (Kamerstuk 31 332, nr. 70), zullen we zodra duidelijk is wanneer de resultaten in het gehele vo gaan meetellen voor het behalen van het diploma, bepalen wanneer het resultaat ook in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) gaat meetellen. Het uitgangspunt is dat dit vier studiejaren is nadat de rekentoets in het gehele vo meetelt, maar indien de resultaten dit toelaten, kunnen we tot een eerder moment besluiten.6
De leden van de PvdA-fractie vragen wat er waar is van een bericht dat nog geen 15% van de leerlingen in het primair onderwijs het referentieniveau 1F voor rekenen haalt.
Bij dit bericht plaatsen wij grote vraagtekens. Het betreft een artikel in de Telegraaf, waarin wordt verwezen naar een onderzoek van een adviseur bij Delta-Plus.7 In het onderzoek zijn toetsen van Muiswerk Educatief gebruikt. Er zijn kanttekeningen te plaatsen bij de manier waarop het referentieniveau 1F in deze toetsen is verwerkt. Het lijkt er op dat de onderzoeker zelf een 1F-niveau heeft gedefinieerd, zonder te beschrijven hoe hij dat heeft gedaan. De gebruikte toets is in ieder geval niet gebaseerd op het referentieniveau van de commissie Meijerink. Verder is het zogeheten «normeringsonderzoek» ook te beperkt om op basis daarvan betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Hierbij is de toets (Muiswerk) afgenomen onder slechts 25 leerlingen uit groep 7 die zo goed als allemaal niveau 1F beheersten. In het artikel wordt verder gesteld dat leerlingen uit de brugklas (vmbo-bb t/m havo) het referentieniveau 1F niet blijken te halen. Dit is gebaseerd op een kleinschalig onderzoek, uitgevoerd onder scholen in Almere. Ook hier lijkt er sprake van een selectieve en kleine steekproef. Uit landelijke onderzoeken blijkt dat circa 90% van de leerlingen in groep 8 het referentieniveau 1F haalt.8
De leden van de PvdA-fractie vragen verder of inzichtelijk kan worden gemaakt hoeveel leerlingen in welke groepen van het primair onderwijs achterstanden oplopen.
Dat is met de bij ons beschikbare data niet mogelijk. Alleen het resultaat van de eindtoets en het schooladvies worden aangeleverd bij DUO. Scholen volgen de vorderingen van hun leerlingen op taal en rekenen middels leerlingvolgsysteemtoetsen. De toetsresultaten zijn van de school. De Inspectie van het Onderwijs (inspectie) vraagt in het reguliere toezicht als steekproef de resultaten op van deze leerlingvolgsysteemtoetsen van leerlingen uit groep 3, 5 en 7. De inspectie rapporteert in het Onderwijsverslag over deze tussentijdse resultaten van basisscholen op landelijk niveau. Deze tussentijdse resultaten gaven een bevredigend beeld in 2014. In het Onderwijsverslag 2013–2014 is opgenomen dat op 94% van de scholen de tussentijdse opbrengsten als voldoende zijn beoordeeld.9
Door de leden van de PvdA-fractie wordt gevraagd of we de groep leerlingen die in 2014 de basisschool verlaten hebben, kunnen terug volgen naar het einde van schooljaar 2010–2011, toen zij in groep 5 zaten. De leden vragen of wij uw Kamer aan de hand hiervan kunnen informeren over de aantallen leerlingen die op een bepaald moment op de basisschool een achterstand in hun rekenvaardigheid oplopen. Hierover is uw Kamer geïnformeerd in het Onderwijsverslag 2013–2014, waaruit een positief beeld van de tussenresultaten naar voren komt.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar onze verwachtingen over of een goed aanbod van nascholing van de grond zal komen nu hogescholen niet geaccrediteerd zijn om vakdocenten rekenen op te leiden en in hoeverre er een scholingsaanbod gericht op effectieve rekenles met kennis van didactiek, differentiatie en diagnostiek komt.
Uit gesprekken met lerarenopleidingen, MBO Raad en VO-raad blijkt dat er vooralsnog geen behoefte is aan een complete nieuwe lerarenopleiding die alleen voorbereidt op het lesgeven in rekenen. Wel is er de behoefte om (toekomstige) leraren die rekenlessen (gaan) verzorgen daar voldoende op toe te rusten. In gesprekken met de Nederlandse Vereniging voor Wiskundeleraren (NVvW) wordt dit bevestigd. Het Raamwerk scholing en nascholing rekendocent vo/mbo, dat met subsidie van OCW is ontwikkeld, levert hier de bouwstenen voor. Het raamwerk kan worden verwerkt in het curriculum van een bestaande lerarenopleiding, opgenomen in een minor die tijdens de initiële opleiding wordt aangeboden, of gebruikt om invulling te geven aan nascholingsaanbod. Veel hogescholen geven hier al invulling aan. Wanneer het aanbod deel uitmaakt van de initiële opleiding, loopt dit mee in de accreditatie van die opleiding. De kwaliteitsborging van nascholing wordt niet vanuit de overheid gereguleerd. Hiervoor zijn de instellingen zelf verantwoordelijk. Wij verwachten dat met de extra aandacht voor rekenonderwijs de vraag van leraren en schoolbesturen naar degelijke (na)scholing zal toenemen en dat lerarenopleidingen en (na)scholingsinstituten hier in hun aanbod verder op zullen inspelen. Op dit moment wordt onderzocht welk nascholingsaanbod in combinatie met een afgesloten lerarenopleiding in een ander vak kan leiden tot een bevoegdheid om rekenlessen te geven.
Verder vragen de leden van de PvdA-fractie of te verwachten valt dat schoolbesturen erin kunnen slagen om te sturen op de kwaliteit van opbrengsten bij de rekentoetsen, zonder dat zij diepergaande analyses van toetsconstructies en normeringen (kunnen) maken. En waarop wij onze verwachtingen baseren.
Voor het sturen op de kwaliteit van het rekenonderwijs of de resultaten op de rekentoets achten wij dergelijke kennis op het niveau van het bestuur niet noodzakelijk, net zoals dat voor reguliere vakken niet altijd aanwezig hoeft te zijn. Het zal eerder voor docenten nuttig zijn om bekend te zijn met hoe een toets wordt samengesteld en genormeerd. Zij kunnen hiervoor terecht bij het CvTE.
Met betrekking tot de acties ter verbetering van het rekenonderwijs, vragen de leden van de PvdA-fractie op welke data de scholen geïnformeerd zullen worden over eventuele aanvullende acties van het Ministerie van OCW of het Steunpunt taal en rekenen vo en wanneer de scholen ermee aan de slag moeten. De leden verwijzen ook naar het verzoek van uw Kamer om onder andere met de NVvW een aanpak te ontwikkelen ter verbetering en borging van de rekenvaardigheid.
Scholen hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan het verbeteren van het rekenonderwijs. De afgelopen maanden is met bij het rekenonderwijs betrokken partijen de rekenagenda (voorheen actieplan) uitgewerkt. Daarin zijn acties opgenomen die eraan moeten bijdragen dat in de periode dat de rekentoets nog niet meetelt voor het behalen van het vmbo-, havo- of mbo-diploma, de rekenvaardigheden blijven verbeteren. De rekenagenda is inmiddels gereed en treft u aan als bijlage bij deze brief10.
Alle partijen hebben zich maximaal ingespannen voor de totstandkoming van de rekenagenda. Met de rekenagenda ligt er nu een verzameling aan acties waar we de komende jaren gezamenlijk aan kunnen werken en waarvan de uitvoering zal bijdragen aan de verbetering van het rekenonderwijs en de verbetering van de rekenvaardigheden van leerlingen en studenten. Met de ondertekening van de rekenagenda verbinden de partijen zich aan het uitvoeren van deze acties. Daarnaast zal ook Ouders & Onderwijs zich inzetten voor acties in de context van de rekenagenda, onder andere door het informeren van ouders actief in de medezeggenschap over de rol en de informatiemogelijkheden van de medezeggenschapsraad rond het rekenonderwijs.
Helaas heeft de BVMBO, de vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel in het mbo, afgezien van het ondertekenen van de rekenagenda. De BVMBO heeft intensief meegewerkt aan het formuleren van de rekenagenda en herkent zich in de beleidsmatige uitgangspunten zoals beschreven. De BVMBO geeft aan dat het voor ondertekening noodzakelijk is om concreet een datum te noemen waarop het resultaat op het rekenexamen gaat meetellen voor het behalen van het diploma. Om de motivatie van studenten, opleiders en managers voor goed rekenonderwijs te versterken, hecht de BVMBO zeer aan een stip op de horizon. In het actieplan van de MBO Raad, dat u ook als bijlage bij deze brief ontvangt11, staan specifieke aandachtspunten voor het mbo die met het Platform Rekendocenten van de BVMBO als gesprekspartner verder uitgewerkt zullen worden.
Ook de NVvW heeft aangegeven de rekenagenda niet te willen ondertekenen. De NVvW wil niet dat de rekentoets en de resultaten van de rekentoets op enige manier onderdeel uitmaken van de rekenagenda en wil haar aandacht vooral richten op het goed borgen van rekenen als onderdeel van het nieuwe curriculum waarover wordt nagedacht in het kader van Onderwijs 2032. Daarover zijn we goed in gesprek met de NVvW.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar ons oordeel over het integreren van rekenen in het bestaande vakkenpakket in het vo.
Ons bereiken signalen dat er op scholen goede resultaten behaald worden met het aan bod laten komen van rekenen in meerdere vakken. Ook zijn er scholen waar rekenlessen succesvol door bijvoorbeeld alleen de wiskundeleraren worden gegeven. Sommige scholen doen dit in zowel onder- als bovenbouw, andere scholen in alleen de bovenbouw. Het staat scholen vrij om een eigen invulling te geven aan het bijbrengen van voldoende rekenvaardigheden bij leerlingen. Wij gaan ervanuit dat de onderwijscoöperatie en regiegroep voor Onderwijs2032 aandacht zullen hebben voor de verschillende mogelijkheden.
De leden van de PvdA-fractie vragen ook naar de voortgang van de ontwikkeling van de rekentoets voor leerlingen met ernstige rekenproblemen (ER). Ook vragen deze leden naar eventuele consequenties van de constatering van professor Van Luit dat in 40% van de gevallen van dyscalculie, dyscalculie niet een geïsoleerd probleem voor een kind is, maar een extra probleem bij ADHD, PPD-NOS, etc. Gevraagd wordt of bij deze verscheidenheid eenzelfde rekentoets ER voor alle betrokken leerlingen een oplossing biedt? De leden vragen hoe vaak het gebeurt dat leerlingen met ernstige rekenproblemen op de rekentoets ER slechter scoren dan op de reguliere rekentoets.
De rekentoets ER is sinds dit schooljaar een officiële rekentoets. Naar aanleiding van de ervaringen uit de pilotperiode (de twee afgelopen schooljaren) is nu een rekentoets ER ontwikkeld die rekening houdt met ernstige rekenproblemen én valt binnen de vereiste referentieniveaus. In de pilotperiode was het – in tegenstelling tot de situatie vanaf dit schooljaar – niet toegestaan om deel te nemen aan zowel de rekentoets ER als aan de reguliere toets. Het is daardoor niet bekend of er leerlingen zijn die op de rekentoets ER slechter scoren dan op de reguliere rekentoets. Uit de resultaten van vorige jaren blijkt dat de rekentoets ER voor de groep deelnemers dezelfde kansen biedt als de reguliere rekentoets voor de deelnemers aan die toets. Voor individuele leerlingen kan dat anders liggen, omdat – zoals ook professor Van Luit constateert – beperkingen vaak in samenhang voorkomen, waarbij de interactie complicerend kan werken. Mede daarom is de mogelijkheid van een mondelinge afname van de rekentoets ER geïntroduceerd. Bij deze vorm van maatwerk kunnen de eisen worden getoetst met wegneming van de belemmeringen door de beperking of beperkingen. Daarbij kan een mondelinge afname bij een leerling met dyscalculie en PDD-NOS dus anders verlopen dan een mondelinge afname bij een leerling met dyscalculie en ADHD. Maatwerk zal in complexe situaties met meerdere beperkingen altijd nodig blijven, net zoals dat geldt voor andere centrale toetsen en examens. Het ligt echter in de rede om te veronderstellen dat naarmate scholen beter op de hoogte zijn van de vorm en inhoud van de rekentoets ER en daar in het onderwijs rekening mee wordt gehouden, ook voor leerlingen met meerdere beperkingen de standaard, digitale afname van de rekentoets ER maakbaarder zal blijken. In de voorlichting, onder andere tijdens de flitsbijeenkomsten rekentoets vo van november en december 2015, is daaraan uitgebreid aandacht besteed.
Verder vragen de leden van de PvdA-fractie om een toelichting op de overwegingen die ten grondslag liggen aan het aanbieden van een rekentoets 3S aan leerlingen op het vwo.
De beslissing tot invoering van de rekentoets 3S hebben wij opgenomen in onze brief van 6 oktober 2015.12 Deelname aan deze toets is een vrijwillige keuze voor vwo-leerlingen die meer uitdaging willen dan de standaard rekentoets (3F). De beslissing de rekentoets 3S in te voeren is gebaseerd op het onderzoek dat het College voor Toetsen en Examens (CvTE) de afgelopen jaren heeft uitgevoerd naar de mogelijkheden voor invoering van een rekentoets 3S. Het onderzoeksrapport is op 2 maart 2016 gepubliceerd.13
Over het actieplan vragen de leden van de PvdA-fractie hoe en in hoeverre scholen ertoe worden gebracht om daadwerkelijk rekenonderwijs te gaan verzorgen.
In de rekenagenda, voorheen het actieplan, worden acties beschreven die ervoor zorgen dat alle partijen serieus aan de slag blijven met het verbeteren van het rekenonderwijs. Mbo-instellingen die onvoldoende werk maken van het verzorgen van rekenonderwijs en het verbeteren hiervan, worden hier op aangesproken. Alle mbo-instellingen hebben het thema taal en rekenen opgenomen in hun kwaliteitsplannen. Over de uitvoering van de kwaliteitsplannen wordt op bestuurlijk niveau gesproken tussen MBO in Bedrijf en de mbo-instellingen. De inspectie kijkt sinds de invoering van de Wet referentieniveaus naar rekenen. Dit doet de inspectie bij de reguliere toezichtactiviteiten. Daarnaast heeft de inspectie in 2016 het toezicht op rekenen geïntensiveerd.
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat nergens in het technisch hbo wiskunde B wordt gesteld als toelatingseis en vragen ons om toe te lichten waarom het wegvallen van het meetellen van de rekentoets voor het diploma op het havo nu geldt als argument om helemaal geen doorstroomeisen naar het hbo te stellen.
Hierbij geldt dat er wel degelijk opleidingen zijn waar wiskunde B wordt gesteld als toelatingseis. In de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs is de toelating tot het hoger onderwijs geregeld. In Bijlage B. Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs staat gespecificeerd welke profielen en, indien van toepassing, welke vakken, toegang geven tot specifieke opleidingen in het hbo. Voor meerdere technische opleidingen geldt wiskunde A of B als nadere vooropleidingseis. Voor enkele technische opleidingen geeft alleen wiskunde B toegang tot de opleiding. Nu de hoogte van het cijfer voor de rekentoets voor zowel het mbo als het havo dit schooljaar geen gevolgen heeft voor het diploma, worden aan beide doelgroepen dezelfde rekeneisen gesteld. De benadering van doorstromende mbo’ers en havisten hoeft daarom niet door middel van aangescherpte doorstroomeisen op het gebied van rekenen gelijk te worden getrokken. Doorstroomeisen zoals opgenomen in de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs blijven uiteraard van kracht.
De leden van de PvdA-fractie vragen tot slot of er nieuwe voorbeeldopgaven komen nu de mate verandert waarin het gebruik van de rekenmachine is toegestaan.
Deze voorbeeldopgaven bestaan reeds. In de nieuwe syllabus zijn twee bijlagen opgenomen met nieuwe voorbeeldopgaven. Ook staan er voorbeelden van nieuwe opgaven in de voorbeeldtoetsen die scholen kunnen inplannen in de examensoftware voor de rekentoets.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat de motie Rog c.s. niet alleen gaat om het praten over verbeteringen in het rekenonderwijs, maar om in overleg met het onderwijsveld een aanpak per sector te ontwikkelen ter verbetering en borging van de rekenvaardigheid.14
Die aanpak is de afgelopen maanden ontwikkeld, samen met vertegenwoordigers uit de praktijk. Zoals aangegeven treft u de rekenagenda aan als bijlage bij deze brief15.
Verder hebben de leden van de CDA-fractie gevraagd om te bekijken of het rekenonderwijs, uitgaande van de referentieniveaus, wel de juiste manier is om het rekenonderwijs te bezien en op welke wijze en op welk moment een toets noodzakelijk is om het niveau van een leerling te bepalen.
In 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen met brede steun aangenomen. Deze wet geeft een duidelijke opdracht: in het po, (v)so, vo en mbo worden de referentieniveaus ingevoerd en bij leerlingen wordt aan het eind van de opleiding getoetst in hoeverre zij de vaardigheden beheersen zoals omschreven in die referentieniveaus. Zoals het voor elk onderdeel van het curriculum goed is om periodiek de inhoud en manier van toetsing tegen het licht te houden, geldt dat ook voor rekenen. In het kader van Onderwijs2032 zal dit dan ook gebeuren voor rekenen, waarbij de samenhang met het mbo en het hoger onderwijs een duidelijk aandachtspunt is.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie om een reactie op de motie van het lid Bisschop c.s. over het gebruik van de rekenmachine.16 Dat gebruik zou beperkt moeten worden tot situaties waarin dat in het dagelijks leven noodzakelijk is.
In de motie Bisschop c.s. wordt verzocht het advies van de commissie Bosker met betrekking tot het gebruik van de rekenmachine uit te voeren, de rekenmachine verder alleen toe te staan voor opgaven die het gebruik van een rekenmachine toetsen en voor leerlingen met dyscalculie een passende regeling te treffen. In de nieuwe syllabus rekenen vo en mbo zijn de aanbevelingen van commissie Bosker verwerkt.17 In de syllabus wordt aangegeven in welke situaties de rekenmachine mag worden gebruikt. Dat is het geval bij een rekenvaardigheid die in een dagelijkse context is geplaatst of in een geabstraheerde opgave waarbij rekenkundige handelingen nodig zijn die in een latere praktijksituatie van belang zijn. Daarnaast is er vanaf dit schooljaar sprake van contextopgaven waarbij het gebruik van de rekenmachine niet nodig is en daarom bij die opgaven niet voorhanden is. De syllabus is tot stand gekomen na raadpleging van het veld en geldt sinds dit schooljaar. De effecten, inclusief het gebruik van de rekenmachine, zijn dan ook dit schooljaar in de rekentoets zichtbaar. Het gebruik van de rekenmachine is voor vo en mbo gelijk, de rekenmachine is in minder gevallen (60%) nog beschikbaar en is in principe niet meer beschikbaar bij opgaven waarbij de rekenmachine niet voor de hand ligt of nodig is. In de rekentoets mag de rekenmachine worden gebruikt in situaties waarbij je in het dagelijks leven ook een rekenmachine zou gebruiken. De rekentoets ER, die zoals gezegd bedoeld is voor leerlingen met ernstige rekenproblemen zoals dyscalculie, bevat uitsluitend opgaven waarbij de rekenmachine gebruikt mag worden. De motie leidt niet tot verdere aanpassing van de rekentoets.
De leden van de D66-fractie vragen of de resultaten van de rekentoets voor vmbo- en havoleerlingen het enige criterium is op basis waarvan het moment zal worden bepaald waarop het resultaat van de rekentoets gaat meetellen voor het behalen van het diploma. Gevraagd wordt om ook naar andere criteria te kijken, zoals de kwaliteit van het rekenonderwijs en de rekentoets, aangezien in de motie Jadnanansing c.s. werd uitgesproken dat leerlingen niet de dupe mogen worden van ontoereikend rekenonderwijs door ze een diploma te onthouden.18
Wij zien de resultaten van de rekentoets als belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van het rekenonderwijs. De gesprekken die het Steunpunt op hoog- en laagpresterende scholen voert, bevestigen dit. Op een school waar het rekenonderwijs goed op orde is, worden over het algemeen goede resultaten behaald. En andersom is op scholen waar goede resultaten worden behaald, het rekenonderwijs vaak goed op orde. Via onder andere de resultaten op de rekentoets hebben we dan ook zicht op de kwaliteit van het rekenonderwijs. Wij zijn het ermee eens dat leerlingen niet de dupe mogen worden van rekenonderwijs dat achterblijft. De genoemde motie zegt ook dat de inzet op verbetering van de rekenvaardigheden onverkort doorgezet moet worden. Scholen hebben door het uitstel meer tijd gekregen om hun rekenonderwijs op een hoger niveau te krijgen. Bij een school waar de resultaten nog achterblijven gaat niet alleen het Steunpunt langs, maar het kan ook voor de inspectie aanleiding zijn voor een onderzoek naar het rekenonderwijs. Zodra de landelijke resultaten van het havo of een vmbo-leerweg vergelijkbaar zijn met het niveau dat vwo had voordat de rekentoets daar ging meetellen, kan de rekentoets het schooljaar erop gaan meetellen voor het diploma van die schoolsoort of leerweg. De leerlingen die dit betreft krijgen dit dus uiterlijk in hun voorlaatste jaar te horen. Wat betreft de kwaliteit van de rekentoets, hebben wij u in onze brief van 6 oktober 2015 gemeld dat deze op orde is.19 De kwaliteit van de toets – die gemaakt wordt door reken- en wiskundedocenten – is ook in de toekomst gewaarborgd, doordat deze onderhevig is aan regulier onderhoud, zoals dit ook het geval is bij de centrale examens.
Gevraagd wordt waarom strikte voorwaarden noodzakelijk zijn voor de inzage door leerlingen en docenten en hoe inzage beter organiseerbaar gemaakt kan worden.
Het is van belang rekentoetsopgaven tijdelijk geheim te houden omdat de opgaven hergebruikt worden in latere afnamen. Zonder hergebruik van opgaven zouden de kosten voor de rekentoets veel hoger zijn. Inzage is bedoeld om docent en leerling inzicht te geven in de individueel gemaakte fouten, waardoor de voorbereiding op een nieuwe afname hier beter op afgestemd kan worden. Inzicht in de wijze waarop de rekentoets is samengesteld en in meer algemene rekenfouten kan verkregen worden via de antwoordenanalyses en de voorbeeldtoetsen. De geheimhouding van opgaven is tijdelijk, want de opgaven van een schooljaar worden jaarlijks op 1 juli openbaar gemaakt. Dat is inmiddels al gedaan voor de opgaven die gebruikt zijn in de rekentoetsen van het schooljaar 2015–2016.
De eerste inzageperiodes in het vo en mbo zijn achter de rug. Afhankelijk van de signalen die binnenkomen van docenten die hierover bevraagd worden en opmerkingen die via de Toets- en examenlijn worden doorgegeven, kan het afnamesysteem verder worden geoptimaliseerd.
De leden van de D66-fractie vragen wat de meerwaarde is van het vermelden van het cijfer op de cijferlijst, zeker nu het rekenonderwijs en de rekentoets volgens de leden nog niet van de gewenste kwaliteit zijn.
Wat betreft de kwaliteit van de rekentoets verwijzen wij nogmaals naar de brief van 22 oktober 2015.20 Het vermelden van het resultaat van de rekentoets op de cijferlijst geeft inzicht in de rekenvaardigheid van de leerling. Het zichtbaar maken van het cijfer draagt eraan bij dat leerlingen gemotiveerd blijven om zich in te zetten voor rekenen. Ook voor scholen kan het een stimulans zijn om te blijven investeren in het rekenonderwijs. Voor mbo-instellingen en hogescholen zorgt het ervoor dat zij zicht hebben op de rekenvaardigheden van de aankomende studenten. Zij kunnen deze kennis, wanneer relevant, betrekken bij hun studiekeuzeadvies. Zo zouden ze minder goede rekenaars die naar rekenzware opleidingen willen er nadrukkelijker op kunnen wijzen dat rekenvaardigheden hard nodig zijn voor het goed kunnen volgen van de opleiding. Ook kan geadviseerd worden om voor aanvang van de opleiding extra rekenlessen te volgen, zodat de kans op het succesvol doorlopen van de opleiding verhoogd wordt. Het zichtbaar maken van het cijfer op de cijferlijst kan dus zorgen voor een betere aansluiting met het mbo en ho, iets waar ook in uw Kamer al vaak aandacht voor is gevraagd.
De leden van de D66-fractie vragen waarom pas voor de zomer van 2016 wordt teruggekomen op de motie Bisschop c.s. over het gebruik van de rekenmachine en waarom dit niet al verwerkt kon worden in de toets van de afname in januari?
In het antwoord op de vergelijkbare vraag van de leden van het CDA, zijn wij ingegaan op deze motie.
Verder vragen de leden van de D66-fractie wanneer de syllabus rekenen vo en mbo voor 2017 wordt vastgesteld.
De syllabus is in juni 2015 vastgesteld en geldt tot een nieuwe syllabus deze vervangt. Er is op dit moment niet voorzien dat een nieuwe syllabus voor 2017 nodig zal zijn.
Tot slot wijzen de leden van de D66-fractie op het advies van de Raad van State over het wijzigingsbesluit rekentoets.
Onze reactie op dit advies hebben wij op 18 december 2015 aan uw Kamer verzonden.21
De leden van de SGP-fractie vragen of conform het dictum van de motie Bisschop c.s., de verplichting inzake deelname aan internationaal onderzoek uit het wetsvoorstel voor de DTT wordt verwijderd.
De DTT wordt op dit moment in een pilot samen met scholen ontwikkeld. Tijdens de pilotperiode wordt het gehele wetsvoorstel aangehouden, dus ook het onderdeel dat ziet op deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek. Eind 2017 wordt er met uw Kamer gesproken over de toekomst van het wetsvoorstel. Op dat moment zijn ook de resultaten van PISA 2015 bekend.
ER-toets is een aangepaste rekentoets voor kandidaten met ernstige rekenproblemen / dyscalculie.
Als hier wordt gesproken over de rekentoets, dan wordt hiermee zowel de rekentoets in het voortgezet onderwijs (vo) als het rekenexamen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) bedoeld. Als wordt gesproken over leerlingen, dan worden hiermee zowel leerlingen in het vo als studenten in het mbo bedoeld.
Zie de resultaten op de Centrale Eindtoets 2015 in de rapportage taal en rekenen 2014–2015 (CvTE 2015), het Onderwijsverslag 2013–2014 (Inspectie van het Onderwijs 2015) en het Jaarlijks Peilingsonderzoek naar het Onderwijsniveau (Stichting Cito 2015).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31332-75.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.