31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 71 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

In het ordedebat van 25 november 2015 heeft het lid Van Meenen (D66) gevraagd naar de consequenties van het advies van de Raad van State voor de besluitvorming over de rekentoets en voor de rekentoets in het voortgezet onderwijs (vo) zelf (Handelingen II 2015/16, nr. 29, Regeling van Werkzaamheden). Voorts is gevraagd waarom het advies niet eerder met de Kamer is gedeeld.1

In een motie van de leden Straus (VVD) en Jasper van Dijk (SP) is de regering verzocht een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de middelen bedoeld voor de verbetering van het rekenonderwijs in de afgelopen jaren zijn besteed door de onderwijsinstellingen.2 De motie verzoekt ook om de Kamer hierover voor het voorjaarsreces te informeren en te onderzoeken of deze middelen kunnen worden teruggevorderd wanneer deze onjuist zijn besteed.

In deze brief gaan wij in op het advies van de Raad van State en informeren wij u over de geplande uitvoering van het onderzoek.

1. Advies Raad van State

Het advies van de Raad van State betreft het wijzigingsbesluit rekentoets.3 In dat wijzigingsbesluit worden enkele aanpassingen geregeld voor de rekentoets, zoals een aparte toets voor leerlingen met ernstige rekenproblemen (rekentoets ER), extra kansen in het vo, extra mogelijkheden tot vrijstelling en het tijdelijk niet meetellen van het rekentoetscijfer in vmbo, havo en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het wijzigingsbesluit is op 24 november gepubliceerd in het Staatsblad.

Openbaarmaking advies Raad van State

De reden waarom het advies niet vóór 24 november 2015 met uw Kamer is gedeeld, is dat artikel 26 van de Wet op de Raad van State bepaalt dat adviezen van de Raad van State niet eerder dan met het besluit waar het advies betrekking op heeft, openbaar worden gemaakt. Het was dan ook niet mogelijk om uw Kamer voor of tijdens het debat van 7 oktober te informeren over het advies van de Raad van State. Het advies en het nader rapport zijn op 15 december 2015 gepubliceerd in de Staatscourant en op 24 november 2015 reeds op de website van de Raad van State geplaatst.4

Inhoud advies Raad van State

Het advies heeft met name betrekking op de volgende drie punten, waarbij hieronder ook de bijbehorende reactie uit het nader rapport is vermeld:

  • 1. Voor de rekentoets ER zou een nieuwe wettelijke grondslag en daarmee een wetswijziging nodig zijn. De aanname daarbij is geweest dat de rekentoets ER makkelijker zou zijn dan de reguliere rekentoets en niet zou voldoen aan het wettelijk vastgestelde referentieniveau.

    De Raad van State is daarbij uitgegaan van informatie van tijdens de pilotperiode, toen de rekentoets ER nog werd uitgetest. Inmiddels is, mede op basis van gegevens uit de pilotperiode, de rekentoets ER zo samengesteld dat deze niet makkelijker is dan de reguliere rekentoets. De rekentoets ER valt namelijk binnen hetzelfde referentieniveau als de reguliere rekentoets. Een wetswijziging is daardoor niet nodig.

  • 2. Het uitgangspunt van de invoering van de referentieniveaus voor taal en rekenen, namelijk dat er basisvaardigheden voor alle leerlingen zijn, zou achterhaald zijn door de introductie van de rekentoets ER en de tot nu toe behaalde resultaten, aldus de Raad van State.

    Taal- en rekenvaardigheden zijn en blijven basisvaardigheden voor alle leerlingen. De introductie van de rekentoets ER doet hier niets aan af, want zoals hierboven aangegeven ligt deze toets op het vereiste referentieniveau. Wat betreft de resultaten hebben wij uw Kamer op 6 oktober 2015 geïnformeerd en een dag later het gesprek gevoerd.5

  • 3. Aangegeven zou moeten worden hoe de toename van administratieve lasten voor scholen gecompenseerd wordt.

    Vermindering van regeldruk is een belangrijk aandachtspunt van het kabinet. Zoals vermeld in toelichting bij het besluit, vindt compensatie in dit geval onder andere plaats doordat vo-scholen vanaf dit schooljaar nog slechts één cijfer hoeven door te geven aan het ministerie, in plaats van de cijfers van alle afnames van de rekentoets. Wij blijven ons inspannen voor verdere vermindering van de regeldruk.

De volledige reactie op het advies van de Raad van State treft u aan in het nader rapport. Naast aanpassing van het wijzigingsbesluit en aanvullingen in de toelichting bij het besluit, heeft het advies van de Raad van State geen verdere gevolgen voor de besluitvorming over de rekentoets of voor de rekentoets zelf. Zoals gezegd blijven rekenvaardigheden basisvaardigheden voor alle leerlingen.

2. Opzet onderzoek naar besteding aanvullende middelen

Zoals vermeld in onze brief van 22 oktober 2015 zien wij de bovengenoemde motie van de leden Straus en Jasper van Dijk als een ondersteuning van het reeds aangekondigde onderzoek naar de besteding van de aanvullende middelen voor taal en rekenen in de afgelopen jaren, waarvan de resultaten naar verwachting voor de zomer van 2016 bekend zijn.6

Inhoud onderzoek

Doel van het onderzoek is om in beeld te krijgen in hoeverre de aanvullende middelen voor taal en rekenen daadwerkelijk zijn besteed aan verbetering van taal- en rekenonderwijs. In het vo zaten deze middelen in de Kwaliteitsagenda en inmiddels in de Prestatiebox. In het mbo werden deze middelen voorheen aan het macrobudget toegevoegd op basis van de Regeling intensivering Nederlandse taal en rekenen, inmiddels zitten de middelen in het investeringsbudget van de kwaliteitsafspraken.

Kernvraag is welke activiteiten scholen met de aanvullende middelen voor taal en rekenen hebben ondernomen om ervoor te zorgen dat het taal- en rekenonderwijs is verbeterd en wat deze activiteiten bij benadering hebben gekost. De te onderzoeken periode is 2008 tot en met 2015.

Vorm

Er zal sprake zijn van steekproeven van scholen in het vo en van opleidingen in het mbo. Het onderzoek zal deels kwalitatief en deels kwantitatief van aard zijn.

Rol inspectie

In onze brief van 6 oktober 2015 noemden wij dit een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (inspectie).7 Inmiddels hebben wij besloten dat een externe partij het onderzoek zal uitvoeren, zodat het onderzoek minder beslag legt op de capaciteit van de inspectie. De inspectie is wel nauw betrokken bij het proces en de inhoudelijke begeleiding van het onderzoek.

Planning

Het voornemen is om spoedig het aanbestedingstraject te starten, met het oog op gunning van de onderzoeksopdracht in het begin van 2016. We streven op dit moment om het onderzoek voor de zomer van 2016 gereed te hebben, zodat wij uw Kamer nog voor het zomerreces kunnen informeren over de uitkomsten.

Tegelijk met de uitkomsten van dit onderzoek, zullen wij ook terugkomen op het deel van de motie dat gaat over het terugvorderen van middelen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

X Noot
2

Kamerstuk 31 332, nr. 66.

X Noot
5

Kamerstuk 31 332, nr. 52.

X Noot
6

Kamerstuk 31 332, nr. 52; Kamerstuk 31 332, nr. 70.

X Noot
7

Kamerstuk 31 332, nr. 52.

Naar boven