31 322 Kinderopvang

Nr. 404 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2019

Tijdens het AO Kinderopvang van 20 juni jl. (Kamerstuk 31 322, nr. 399) heb ik toegezegd uw Kamer voor 1 september 2019 te informeren over de stand van zaken van de gesprekken over de uitvoerbaarheid en handhaving van het vaste gezichtencriterium. Tijdens datzelfde AO heb ik toegezegd om met toezichthouders en kinderopvangorganisaties na te gaan hoe we in het toezicht de dialoog tussen houder en toezichthouder kunnen bevorderen1. In deze brief informeer ik u over hoe ik invulling geef aan deze toezeggingen.

Toezicht op het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling

Op 22 juli jl. hebben de VNG, GGD GHOR Nederland en mijn ministerie een gezamenlijke brief verstuurd aan gemeenten en GGD’en over het toezicht op het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling2. Sinds de invoering van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) bestond er in de praktijk soms verschil van inzicht over de ruimte die een toezichthouder heeft om wel of geen overtreding vast te stellen als niet precies aan de wettelijke eisen over het vaste-gezichtencriterium en/of de 3-uursregeling wordt voldaan. In de gezamenlijke brief beschrijven de drie organisaties het doel van deze wettelijke eisen, welke uitgangspunten centraal staan en welke betekenis dit heeft voor het toezicht op en de handhaving van bovengenoemde wettelijke eisen. De drie organisaties dragen uit dat bij het toezicht op deze eisen het belang van de kinderen en de inspanning van de kinderopvangorganisatie centraal staan. Dit betekent dat de toezichthouder ruimte heeft om tot een professioneel oordeel te komen of er sprake is van een overtreding die gerapporteerd moet worden.

Omdat het toezicht en de handhaving voor de kinderopvang zijn gedecentraliseerd, is het aan gemeenten en GGD’en om hun werkwijze aan deze lijn aan te passen en hiernaar te gaan handelen. Om toezichthouders en handhavers hierbij te ondersteunen zal het Ministerie van SZW de beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang op dit punt aanpassen. Het streven is om deze aangepaste beleidsregel uiterlijk op 1 januari 2020 te publiceren en in werking te laten treden.

Ik ben ervan overtuigd dat deze gedeelde lijn de kwaliteit van het toezicht op de kinderopvang – en daarmee de kinderen zelf – ten goede komt. Ik ben ook blij dat er nu duidelijkheid is op dit punt, zodat toezichthouders, handhavers en kinderopvangorganisaties weten waar zij aan toe zijn. Ook over het toezicht op het clusteren in de BSO (het opvangen van kinderen op een andere locatie tijdens rustige dagen of vakanties) bestond in de praktijk soms verschil van inzicht. GGD GHOR Nederland heeft mij laten weten dat er ook over deze kwestie nu duidelijkheid is, en dat zij de brancheorganisaties en de GGD’en hierover per brief heeft geïnformeerd.

Bevorderen van de dialoog en flexibiliteit in het toezicht

Ik vind het belangrijk dat de toezichthouder en de houder van een opvanglocatie met elkaar in gesprek zijn over de geboden kwaliteit van de opvang. Die lijn is ook zichtbaar in de gezamenlijke brief over het vaste gezichtencriterium.

Een dialoog is nodig om praktijksituaties te kunnen duiden en om oog te hebben voor (onvoorziene) omstandigheden bij de houder. De toezichthouder is zo beter in staat om een oordeel te vormen over de gerealiseerde kwaliteit. De dialoog helpt de toezichthouder daarbij om het toezicht te verdiepen. Dit laat onverlet dat een toezichthouder bij situaties waarin het belang van kinderen in het geding is, zal optreden.

Daarnaast komt het de kwaliteit van het toezicht ten goede als de toezichthouder zijn inzet kan richten: meer toezicht waar het moet en minder waar dat kan.

Ik ben met de bij toezicht en handhaving betrokken overheidspartijen in gesprek om te kijken op welke manier een meer flexibele inzet van de toezichthouder behulpzaam kan zijn. Flexibiliteit moet bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van het toezicht en zo de kwaliteit, stabiliteit en veiligheid van de kinderopvang bevorderen. Over dit thema ga ik ook in gesprek met de kinderopvangbranche. Ik houd u van de ontwikkelingen op de hoogte.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

In het AO Kinderopvang van 20 juni 2019 is deze toezegging als volgt door de voorzitter geformuleerd: «de Staatssecretaris gaat met toezichthouders en kinderopvangorganisaties in gesprek over flexibiliteit in toezicht. Dat is horizontaal toezicht, in mijn woorden.»

Naar boven