31 322 Kinderopvang

Nr. 373 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2018

Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van de Motie van het lid Yucel1 c.s. (PvdA) de onafhankelijke Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang ingesteld (hierna: de Taskforce). De Taskforce had de opdracht om te adviseren hoe de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang binnen de huidige wettelijke en financiële kaders verder kan worden vergemakkelijkt.

Op 27 maart 2017 is het advies «Tijd om door te pakken in de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang» van de Taskforce aangeboden aan de toenmalige bewindspersonen van OCW en SZW (Kamerstuk 31 322, nr. 330). Zij hebben toen aangegeven een reactie op het advies aan een volgend kabinet te laten. De afgelopen periode zijn er verdiepingssessies georganiseerd door de Ministeries van OCW en SZW rondom thema’s die de Taskforce aansnijdt in zijn advies. Met deze brief wil ik graag samen met mijn collega, de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, op dit advies reageren. Dat doen we door per aanbeveling uiteen te zetten hoe we tegen de aanbeveling aankijken, wat er rond de aanbeveling al speelt, en hoe we samen met de relevante veldpartijen de samenwerking verder kunnen stimuleren.

Wij danken de Taskforce voor zijn nuttige advies. De Taskforce heeft zijn werk met enthousiasme en toewijding gedaan, en dat is zichtbaar in het resultaat: een gedegen en zeer goed leesbaar advies over een belangrijk en complex onderwerp. Een goede samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs is waardevol: goede samenwerking helpt bij het realiseren van een doorgaande leer- en ontwikkellijn voor kinderen en draagt er daarmee aan bij dat kinderen op een passende manier worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. Op veel plekken in Nederland wordt dan ook al gewerkt aan het tot stand komen van integrale kindcentra. Daarin werken kinderopvangorganisaties, scholen en soms jeugdhulp- of zorgaanbieders nauw samen. We zien bij de goede voorbeelden van integrale kindcentra dat alle samenwerkende partners een gelijkwaardige rol hebben binnen de organisatie. Het kabinet is blij met deze samenwerking. Echter, het kabinet hecht aan maatwerk: de samenwerkingsvorm moet passen bij de lokale situatie. Een van bovenaf opgelegde «blauwdruk» werkt averechts, omdat deze geen recht kan doen aan de pluriformiteit van de lokale situaties.

Reactie op de adviezen

Op 27 maart 2017 heeft de Taskforce 13 adviezen, met enkele deeladviezen, uitgebracht aan scholen, kinderopvanginstellingen, gemeenten, sociale partners, brancheorganisaties, de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en GGD GHOR.

Bij 13 van de in totaal 23 subadviezen roept de Taskforce (onder andere) de rijksoverheid op om de adviezen op te pakken. De Taskforce richt zich in zijn advies daarnaast ook veelvuldig tot het kinderopvangveld en het onderwijsveld zelf. Deze kabinetsreactie is na gesprekken met betrokken veldpartijen tot stand gekomen. Hieronder lopen we alle adviezen afzonderlijk na. Per advies zal worden beschreven hoe het advies wordt opgepakt.

Advies 1: Ontwerp een doorlopend pedagogisch curriculum

Een doorlopende leer- en ontwikkellijn is in het belang van kinderen. In het advies van de Taskforce wordt dan ook terecht benadrukt dat de ontwikkeling van een kind gediend is met een zo klein mogelijke overgang van voorschoolse voorziening naar school. Een doorlopend pedagogisch curriculum zou hieraan bij kunnen dragen. In de onderwijssector wordt momenteel gewerkt aan herziening van het curriculum voor het primair en het voortgezet onderwijs. Binnen het traject curriculum.nu buigen ontwikkelteams, bestaande uit leraren en schoolleiders, zich tijdens ontwikkelsessies over negen verschillende leergebieden. De teams delen de tussenproducten en verzamelen feedback. De opbrengst vormt de basis voor de actualisatie van het curriculum. Het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) heeft in 2017 een pedagogisch curriculum opgeleverd voor het jonge kind in voorzieningen die vallen onder de Wet Kinderopvang (Wko). 2 Wij vinden het een goed streven om het curriculum in de kinderopvang waar mogelijk te laten aansluiten op het curriculum in het onderwijs. Ter uitvoering van dit advies van de Taskforce zal BKK daarom worden gevraagd vanuit haar kennis over zowel de doelgroep 0–4 als de doelgroep 4–12 jaar feedback te leveren op de tussenproducten van de ontwikkelteams voor het curriculum in het primair onderwijs. Zo kan er afstemming plaatsvinden tussen enerzijds de ontwikkelingen omtrent het pedagogisch curriculum in de kinderopvang en anderzijds de actualisatie van het onderwijscurriculum. In het voorjaar van 2019 wordt uw Kamer hier nader over geïnformeerd.

Daarnaast heeft het Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling (SLO) de huidige kerndoelen van het primair onderwijs doorvertaald naar het jonge kind: peuters en kleuters. Dit kan scholen en kinderopvangorganisaties helpen hun aanbod en doorlopende ontwikkellijn vorm te geven. SLO heeft de mogelijke inhoud van het curriculum voor het jonge kind verzameld op inhoudskaarten die door scholen te raadplegen zijn.3

Tot slot is met de Wet Innovatie en Kwaliteit in de Kinderopvang (IKK) geregeld dat houders van de dagopvang in hun pedagogisch beleidsplan opnemen hoe kinderen gevolgd worden in hun ontwikkeling en hoe daarbij naar een doorlopende ontwikkellijn met het basisonderwijs en de buitenschoolse opvang wordt gestreefd. Daarnaast is het met ingang van 1 juli 2018 voor instellingen die voorschoolse educatie aanbieden verplicht om in het pedagogisch beleidsplan op te schrijven hoe de inhoudelijke aansluiting en de overgang tussen voor- en vroegschoolse educatie wordt vormgegeven.4 Al deze maatregelen dragen bij aan het vormgeven van een doorlopende leer- en ontwikkellijn voor jonge kinderen.

Advies 2: Bevorder pedagogisch partnerschap van ouders

De Taskforce concludeert dat het belangrijk is om als school of kinderopvangorganisatie te investeren in de cirkel professional, ouder en kind.

Het advies van de Taskforce om het item «communicatie met ouders» toe te voegen aan de website van Scholen op de kaart is inmiddels opgevolgd door de PO-Raad. Op Scholen op de kaart presenteren scholen zichzelf zodat ouders meer informatie kunnen krijgen over de kwaliteit van de school en de scholen onderling kunnen vergelijken.

Door wijzigingen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie is met ingang van 1 juli 2018 tevens verplicht dat instellingen die voorschoolse educatie aanbieden in het pedagogisch beleidsplan opschrijven hoe ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Breda is een voorbeeld van een gemeente die sterk inzet op ouderbetrokkenheid (zie hieronder). De wet IKK verplicht kinderopvangorganisaties de ontwikkeling van de kinderen periodiek met de ouders te bespreken. Houders van de dagopvang en het peuterspeelzaalwerk zijn verplicht om in hun pedagogisch beleidsplan op te nemen hoe kinderen gevolgd worden in hun ontwikkeling en hoe daarbij naar een doorlopende ontwikkellijn met het basisonderwijs en de buitenschoolse opvang wordt gestreefd.

Gemeente Breda

Breda kiest ervoor om voorschoolse educatie gericht aan te bieden aan doelgroeppeuters met een groot risico op een taalachterstand, dat is immers de groep die dit het hardst nodig heeft. De gemeente Breda zet sterk in op ouderbetrokkenheid omdat zij van mening is dat het vooral de ouders zijn die er toe doen om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Ouders krijgen al vanaf de geboorte van hun kind tools in handen waardoor ze zelf effectief aan de slag kunnen om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het ouderbetrokkenheidsprogramma kenmerkt zich door de permanente wisselwerking tussen de homebased (in de thuissituatie) en centerbased (in de voorschool) uitvoering. Het spelend leren op de voorschool wordt versterkt door informeel leren thuis. Voorbeelden van de homebased-interventies zijn de 10 weken ondersteuning in de thuissituatie van Dreumes Spel Thuis, de 20 weken via VVE Spel aan Huis en de 20 weken van de VoorleesExpress. Er is een intensieve samenwerking met de jeugdgezondheidszorg. Zij informeren de ouders over de spraak- en taalontwikkeling van hun peuter en hoe ouders dit kunnen stimuleren. Een spelbegeleider laat vervolgens aan de ouders zien hoe zij dit (spelenderwijs) zelf kunnen aanpakken.

Advies 3: Creëer tijd voor afstemming en ontwikkeling

Kinderopvangorganisaties en basisscholen ervaren soms knelpunten bij het samenwerken door cultuur-, organisatorische- en randvoorwaardelijke verschillen. 5 De cultuurverschillen ontstaan bijvoorbeeld door verschillende werktijden, verschillende cao’s en verschillende opleidingsniveaus. Om tot verdere samenwerking te komen is het belangrijk dat scholen en kinderopvangorganisaties een gezamenlijke (organisatie)visie vormen. Dit vergemakkelijkt immers het overbruggen van cultuurverschillen. De Taskforce adviseert de sociale partners om een gezamenlijke visie te formuleren en in de cao’s afspraken op te nemen over afstemmings- en ontwikkelingsuren. Het afstemmen van cao’s is een onderwerp dat primair bij de sociale partners ligt. De PO-Raad laat een update uitvoeren naar de overeenkomsten en verschillen in cao’s tussen kinderopvangorganisaties, welzijn en onderwijs. Vanuit de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK), Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK) en Sociaal Werk Nederland (SWN) wordt er ook gewerkt aan een inventarisatie van de verschillen tussen de cao’s kinderopvang en welzijn.

Advies 4: Stimuleer het werken in interprofessionele teams

Het stimuleren van het werken in interprofessionele teams kan ook helpen om de cultuurverschillen te overbruggen die samenwerkende scholen en kinderopvangorganisaties ervaren. Ook het samenwerken met professionals uit de jeugdhulp kan meerwaarde opleveren voor kinderen. Professionals uit de kinderopvang, jeugdhulp en het onderwijs die inhoudelijk meer gaan samenwerken kunnen leren van elkaars expertises en vaardigheden.

In de verdiepingssessie rondom dit thema kwam naar voren dat er in het land inmiddels verschillende Associate Degree-opleidingen met een beroepsprofiel gericht op functies in zowel kinderopvang als in het onderwijs zijn gestart of na de zomer gaan starten. Deze opleidingen zijn in nauwe samenwerking met het werkveld ontwikkeld en voorzien het veld van personeel dat een brugfunctie kan vervullen tussen kinderopvang en onderwijs. Een voorbeeld hiervan is Campus Kind en Educatie (zie hieronder). De Wet invoering Associate Degree is 1 januari 2018 officieel in werking getreden. Hiermee heeft de Associate Degree-opleiding, naast de bachelor- en de masteropleiding, een zelfstandige positie in het hoger beroepsonderwijs verworven. De tweejarige opleiding zit wat niveau betreft tussen opleidingen op mbo-4 niveau en een volledige vierjarige bacheloropleiding. De PO-Raad, VNG, Brancheorganisatie Kinderopvang (BK), Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK) en Sociaal Werk Nederland (SWN) onderzoeken wat de gevolgen zijn van de actuele ontwikkelingen in de verschillende beroepspraktijken, zoals het werken in interprofessionele teams. Zij bekijken daarbij wat deze betekenen voor de bestaande en nieuwe beroepenstructuur en de opleidingen die daarvoor nodig zijn.

Campus Kind en Educatie Zwolle en regio

De Campus Kind en Educatie is een samenwerking van mbo-instellingen, hogescholen en kinderopvang. Deze instellingen bespreken op regionaal niveau samen met werkgevers van kinderopvang, onderwijs, jeugd en sociaal werk hoe vanuit de opleidingen de samenwerking op het domein Kind en Educatie kan worden versterkt. In 2015 zijn Hogeschool Viaa, Katholieke Pabo Zwolle (KPZ), Menso Alting, Landstede mbo en Landstede Kinderopvang een gezamenlijk initiatief gestart rond het thema kindberoepen. Aanleiding was de regionale behoefte aan een Associate degree (Ad) binnen het domein onderwijs. De Ad deeltijdopleiding Pedagogisch Professional Kind en Educatie is gestart op 1 september 2016, met momenteel 140 studenten. Afgestudeerden kunnen werkzaam zijn in interdisciplinaire teams binnen samenwerkende, geïntegreerde of zelfstandige organisaties in de branches kinderopvang, onderwijs, jeugd en sociaal werk. De samenwerkingspartners hebben deze samenwerking een vervolg gegeven met twee masteropleidingen gericht op interprofessionele teams.

Advies 5: Ontwikkel een digitaal educatief dossier

Als kinderopvangorganisaties en scholen gemakkelijker gegevens over een bepaald kind kunnen inzien en uitwisselen kan dat meerwaarde opleveren voor zowel kind als ouders. De Taskforce adviseert daarom om een digitaal educatief dossier te ontwikkelen om dit te realiseren. Met de betrokken veldpartijen (PO-Raad, VNG, BK, BMK en SWN) is besproken of de invoering van een eenduidig landelijk overdrachtssysteem op dit moment wenselijk zou zijn. Dit bleek niet het geval. Een landelijk opgelegd systeem vergt veel van kinderopvangorganisaties en scholen. Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk waar de behoefte van organisaties ligt en op welke punten het zinvol zou zijn om kinderen te volgen. Wij vinden wel dat de Taskforce hier een belangrijk thema aansnijdt. Daarom zal een onafhankelijk adviesbureau de opdracht krijgen om een inventarisatie uit te voeren naar welke informatie er nodig is om een goede doorlopende ontwikkellijn aan te bieden voor kinderen in de leeftijd van 0–12 jaar. Op deze manier krijgen

we een beeld over welke behoeften er liggen in het veld en welke informatie bijgehouden zou moeten worden om een goede doorlopende ontwikkellijn voor kinderen te realiseren. Hierbij kunnen ook lessen getrokken worden uit de overstapservice in het onderwijs. Kinderopvanginstellingen zijn nu al wettelijk verplicht om een goede overdracht naar de basisschool te verzorgen.

Advies 6: Zorg voor een brede verspreiding van beschikbare kennis

Er is inmiddels al veel informatie beschikbaar over het faciliteren en realiseren van samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang. De Taskforce geeft aan dat in de praktijk scholen, kinderopvanginstellingen en gemeenten hiervan vaak nog onvoldoende op de hoogte zijn. De betrokken veldpartijen (PO-Raad, VNG, BMK, BK en SWN) hebben afgesproken allen hun eigen netwerken en communicatiekanalen in te zetten om de achterban te informeren en te ondersteunen. Binnen het netwerk «Wethouders voor kindcentra» worden goede voorbeelden gedeeld. Om ook de gemeenten te bereiken die niet in deze kopgroep zitten, zal de VNG aan de slag gaan met het ondersteunen van gemeenten die hierin stappen willen zetten.

De Taskforce geeft aan dat er nog weinig bekend is over de toegevoegde waarde van de samenwerking tussen kinderopvang, primair onderwijs en jeugdhulp. Op een aantal plekken in het land zijn lokale maatschappelijke businesscases gedaan naar de samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp en kinderopvang. Een voorbeeld is de maatschappelijke Business Case (mBC) vroeginterventie en vindplaatsgericht werken op school en opvang in Nijmegen. Op 19 juni 2017 zijn de resultaten van het project Pedagogisch PACT van het Kinderopvangfonds gepubliceerd. Via proeftuinen is onderzoek gedaan naar de interprofessionele samenwerking tussen kinderopvang, basisonderwijs en de zorg.6 In opdracht van het Ministerie van SZW voert ZonMw het onderzoeksprogramma Kwaliteit Kinderopvang uit. In het kader van dit programma zijn twee onderzoeksvoorstellen gehonoreerd die ook relevant kunnen zijn met betrekking tot dit advies. Eén onderzoek gaat over de effecten van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen (0–12 jaar). Het andere onderzoek richt zich op de werkzame factoren van Alert4You, een programma dat tot doel heeft om kinderen die extra begeleiding nodig hebben vroegtijdig te signaleren (en te voorkomen dat zij worden doorverwezen naar gespecialiseerde jeugdhulpvoorzieningen). Deze onderzoeken zijn naar verwachting in 2020 afgerond. Het advies van de Taskforce om meer wetenschappelijk onderzoek te doen naar de toegevoegde waarde van de samenwerking tussen kinderopvang, primair onderwijs en jeugdhulp wordt ook de komende periode door ons opgepakt. Bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) is middels de kennisrotonde een vraag uitgezet over wat er in de (internationale) literatuur bekend is over de toegevoegde waarde van samenwerking tussen kinderopvang, primair onderwijs en jeugdhulp. De resultaten hiervan worden na de zomer bekend. Binnen de evaluatie passend onderwijs zal worden verkend of nader onderzoek gedaan kan worden naar dit thema. Dit alles zal voor een inventariserend beeld zorgen over hoe er in Nederland invulling wordt gegeven aan deze samenwerking.

Advies 7: Neem als gemeente initiatief en regie

De Taskforce stelt dat gemeenten de mogelijkheid moeten krijgen om budgetten verder te ontschotten en/of te bundelen. Het kabinet vindt het belangrijk dat gemeenten maatwerk kunnen bieden op lokaal niveau. Met de decentralisaties in het sociale domein heeft de gemeente een nog belangrijker rol gekregen ten aanzien van de ontwikkeling en het welbevinden van jonge kinderen.

Zij hebben daarbij veel ruimte bij de besteding van middelen en de bepaling van hun doelgroep. Verdere ontschotting lijkt ons op dit moment niet nodig, ook omdat veel gemeenten al laten zien binnen de huidige kaders op een effectieve manier regie en initiatief te nemen. Middelen zoals die voor combinatiefunctionarissen kunnen daarbij helpen. Jaarlijks investeren het Ministerie van VWS, het Ministerie van OCW en de gemeenten samen € 147 mln. in deze regeling. Het doel is te zorgen voor een grotere samenhang in het aanbod van onderwijs, sport, cultuur, jeugd, welzijn en buitenschoolse opvang. Streven is om hiertoe in de zomer van 2018 een nieuw bestuursakkoord over af te sluiten. Intentie blijft dat gemeenten met het geld hun regierol in het sociale domein kunnen versterken. De gemeente treedt op als verbindende partij en legt verbanden. Bij kinderopvangorganisaties en basisscholen die intensief samenwerken worden combinatiefuncties vaak ingezet.

Een voorbeeld van gebundelde inzet van geldstromen is de gemeente Leeuwarden (zie hieronder). De VNG zal gemeenten ondersteunen die binnen de wet- en regelgeving verdere stappen willen zetten.

Gemeente Leeuwarden

De gemeente Leeuwarden ondersteunt het proces van intensieve samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs. Om integrale kindcentra de mogelijkheid te geven het inhoudelijke deel van de integrale samenwerking vorm en inhoud te geven, worden op gemeentelijk niveau verbindingen gelegd met aanpalende beleidsterreinen (onderwijsachterstandenbeleid, armoede en jeugdzorg). De beschikbare budgetten worden samengevoegd tot een totaalbudget. De integrale kindcentra kunnen op basis van een profielplan jaarlijks een budget met een maximum van € 50.000 ontvangen voor uitwerking van het dagarrangement. Een commissie toetst de aanvragen. Deze systematiek wordt voor het 3de jaar uitgevoerd met als resultaat: dagarrangementen die aansluitend bij de behoefte van jeugd, dichtbij en met betrokkenheid van ouders. Het motto van de gemeente Leeuwarden hierbij is: geef de professionals de ruimte en de middelen om te doen wat nodig is.

Advies 8: Veranker duurzame en structurele samenwerking

De Taskforce vindt het belangrijk dat er diversiteit blijft bestaan in de mate waarin onderwijs en kinderopvang met elkaar samenwerken. Maar tegelijk ziet de Taskforce de grootste meerwaarde voor kinderen, ouders en professionals als onderwijs en kinderopvang structureel samenwerken. Om die reden roept de Taskforce scholen en kinderopvangorganisties op om structureel samen te werken. Tevens adviseert de Taskforce de samenwerkende partijen om de samenwerking duurzaam te borgen in reeds ontwikkelde juridische modellen, die tevens in het advies van Taskforce beschreven worden. Het verankeren van de samenwerking van scholen en kinderopvangorganisaties is geen taak van de rijksoverheid. Dit advies moet daarom door het veld worden opgepakt. De betrokken veldpartijen (PO-Raad, VNG, BK, BMK en SWN) zullen hun achterban hierin ondersteunen.

Advies 9: Oefen gezamenlijk toezicht uit bij model 4-instellingen

De Taskforce roept de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de GGD GHOR Nederland op tot gezamenlijke inspectie van instellingen die intensief samenwerken met behulp van een samenwerkingsprotocol.

Het toezichtkader van de IvhO is met ingang van 1 juli 2017 grondig herzien. Het toezicht richt zich op de wijze waarop het bestuur zicht heeft op de kwaliteit van zijn scholen en hoe het stuurt op verbetering daarvan. De toezichtlast op instellingsniveau is daardoor in de meeste gevallen eerder af- dan toegenomen.

In de gewijzigde praktijk zien de IvhO en de GGD GHOR Nederland dat er vrijwel geen sprake is van een dubbele toezichtlast. Bij de onderzoeken die gekoppeld zijn aan het onderzoek op bestuursniveau, sluit de IvhO op verzoek aan bij de ambities van schoolbesturen. Die ambities kunnen bijvoorbeeld liggen op het terrein van de samenwerking kinderopvang en onderwijs. De IvhO voert dan op maat een verificatieonderzoek uit. Daarnaast worden alle scholen die niet in het bestuursonderzoek zijn betrokken, eenmaal in de vier jaar bezocht, bijvoorbeeld voor een themaonderzoek (zoals dyslexie, rekenonderwijs). De IvhO en de GGD GHOR Nederland zien met het vernieuwde toezicht op het primair onderwijs geen aanleiding voor een vernieuwing van het samenwerkingsprotocol dat beide inspecties in 2015 hebben opgesteld.

Mede in reactie op geluiden uit het veld over overlap in het toezicht bij de voorschoolse educatie wordt gezocht naar hoe in het toezicht op de voorschoolse educatie gekomen kan worden tot een effectieve afstemming in het toezicht door de GGD en door de IvhO. De GGD houdt jaarlijks toezicht op de basisvoorwaarden voorschoolse educatie op alle kinderdagverblijven met voorschoolse educatie. De IvhO houdt signaalgestuurd toezicht na signalen, waaronder signalen van de GGD. De IvhO en GGD GHOR Nederland hebben samenwerkingsafspraken gemaakt over de werkwijze (waaronder de uitwisseling van inspectiebevindingen) zodat overlap in het toezicht wordt voorkomen en de toezichtlast voor de kinderdagverblijven met voorschoolse educatie, bijvoorbeeld op integrale kindcentra, wordt beperkt.

Advies 10: Zoek naar nieuwe btw-oplossingen

Onderwijsinstellingen en kinderopvangorganisaties zijn voor hun primaire activiteiten vrijgesteld voor de afdracht van btw. Hieruit volgt dat zij beide niet in aanmerking komen voor teruggaaf van btw. Dit is ook het geval voor de btw die in rekening wordt gebracht bij het inhuren van personeel bij elkaar. Er is een interdepartementale werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van OCW, Ministerie van SZW en Ministerie van Financiën die naar de btw-aspecten van samenwerking tussen kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen hebben gekeken. Zoals de Taskforce ook concludeert in zijn advies is de btw-problematiek moeilijk structureel op te lossen omdat er Europese wet- en regelgeving aan ten grondslag ligt. Er bestaan mogelijkheden binnen bestaande wet- en regelgeving om de btw-lasten te voorkomen of te verminderen. Na de zomer wordt een handreiking met een beschrijving van deze mogelijkheden gepubliceerd. Tot slot heeft het Ministerie van Financiën bij de Belastingdienst aandacht gevraagd voor het onderwerp «fiscale eenheid bij samenwerkende kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen». Op die manier kan ervoor gezorgd worden dat de verzoeken van samenwerkende kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen tot afgifte van een beschikking fiscale eenheid hetzelfde worden beoordeeld in gelijke fiscale situaties.

Advies 11: Ontwikkel alternatieve benaderingen voor gezamenlijke huisvesting7

Veel samenwerkende scholen en kinderopvangorganisaties zijn gezamenlijk gehuisvest. De Taskforce stelt dat de hybride situatie waarbij publieke en commerciële functies elkaar raken maar toch gescheiden moeten blijven, het lastig maakt om vanuit onderwijs en kinderopvang duurzaam in één gebouw samen te werken.

Het kabinet is van mening dat er bij een gezamenlijke huisvesting al veel verschillende samenwerkingsvormen mogelijk zijn, met ieder zijn kansen en beperkingen. Op de website van Ruimte OK (een initiatief van het Waarborgfonds Kinderopvang, de PO-Raad, VO-raad en de VNG) zijn praktische voorbeelden te vinden en bestaat de mogelijkheid vragen te stellen. Het vraagt om lokale afwegingen voor welke constructie gekozen wordt. Het is in elk geval van belang dat de samenwerkende partners een gelijkwaardige rol hebben. Bij een succesvolle gezamenlijke huisvesting zijn de rollen van beide partijen vaak goed uitgewerkt zodat beide partijen zoveel mogelijk helderheid en zekerheid hebben op de lange termijn. De visie en medewerking van de gemeente is hierin erg belangrijk. Een voorbeeld hiervan is de gemeente Den Haag.

Gemeente Den Haag

De gemeente Den Haag maakte begin 2018 bekend € 3 miljoen euro extra ter beschikking te stellen om de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs te stimuleren. Dit geld wordt ingezet om bij nieuw- of verbouw van een school ook ruimte voor kinderopvang te bouwen. Voorwaarde is wel dat de kinderopvangorganisatie en de school inhoudelijk samenwerken. Deze € 3 miljoen komt bovenop het al beschikbare investeringskrediet van € 5 miljoen euro. Met dit investeringskrediet wil de gemeente Den Haag het voor kinderopvang aantrekkelijker maken om zich te huisvesten in of dichtbij een school. Door te investeren in aantrekkelijke gebouwen wordt tegelijk gewerkt aan de inhoudelijke samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs. Het beschikbare budget betreft een rendabel investeringskrediet. De investering is rendabel, omdat de huurprijs marktconform zal zijn. Daardoor is de investering op lange termijn kostendekkend.

Adviezen 12: Maak een ontwikkel- en leercentrum mogelijk in wetgeving en advies 13: Voer een basistoegangsrecht in

De adviezen 12 en 13 vielen buiten de taakopdracht van de Taskforce omdat het gaat om stippen op de horizon: adviezen buiten het huidige wettelijke en financiële kader. Ze vragen om ingrijpende stelselwijzigingen die het kabinet niet wenselijk vindt.

Het kabinet vindt de ontwikkeling van jonge kinderen én de ondersteuning van ouders belangrijk, en investeert daarom fors in deze groep. In het regeerakkoord is € 250 mln. jaarlijks extra uitgetrokken voor de kinderopvangtoeslag voor werkende ouders. Daarnaast wordt er € 170 mln. per jaar uitgetrokken voor de versterking van de voorschoolse educatie. Met deze middelen heeft het kabinet twee heldere doelen voor ogen: een beter aanbod voor kinderen met een risico op een taalachterstand en een verdere bevordering van de arbeidsparticipatie. Er bestaat voor alle peuters de mogelijkheid om naar een voorschoolse voorziening te gaan. Werkende ouders kunnen hiertoe gebruik maken van de kinderopvangtoeslag en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een aanbod aan kinderen met een risico op een taalachterstand en aan kinderen van niet-werkende ouders. Het kabinet vindt het niet wenselijk om een basistoegangsrecht in te voeren, omdat het kabinet juist wil inzetten op gerichte instrumenten. Het staat gemeenten vrij om, binnen de huidige wettelijke en financiële kaders, een gezamenlijk aanbod te doen aan alle peuters.

Tot slot

Wij willen de Taskforce graag bedanken voor dit gedegen en helder leesbare advies. Het kabinet staat positief tegenover de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang, omdat deze samenwerking kan bijdragen aan een goede doorlopende leerlijn van kinderopvang tot onderwijs. We zijn de Taskforce dan ook erkentelijk voor de constructieve adviezen. Ook zijn we blij met de bijdragen van de partijen waarmee we de afgelopen maanden in gesprek zijn geweest.

Een mooi initiatief van de betrokken veldpartijen is het organiseren van een jaarlijks landelijk congres voor integrale kindcentra (IKC-dag), dit jaar op 21 september 2018. We hopen dat we, met de acties die wij als rijksoverheid nemen, en de acties die de veldpartijen op gaan pakken, de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs verder kunnen vergemakkelijken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 31 322, nr. 293.

X Noot
2

Dit curriculum is een vrijwillig hulpmiddel voor kinderopvangorganisaties om hun beleid vorm te geven; het is geen verplichting tot het doen van bepaalde activiteiten of het opdoen van vaardigheden.

X Noot
5

Samenwerking in Beeld (Oberon, 2016).

X Noot
6

Inclusie door interprofessionele samenwerking. Resultaten van de proeftuinen van PACT (Kinderopvangfonds, 2017).

X Noot
7

De Taskforce roept op om alternatieve manieren van huisvesting toe te passen binnen de «proeftuinen integrale kindcentra» van de VNG. Dat is gebeurd. De proeftuinen van de VNG zijn inmiddels afgerond.

Naar boven