31 322 Kinderopvang

Nr. 193 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2012

Bij Regeling van werkzaamheden, d.d. 25 september 2012, heeft mevrouw Smits van de SP verzocht om een brief naar aanleiding van de uitzending van Argos d.d. 22 september jl. inzake kinderopvang en de gang van zaken in Amsterdam. Tevens verzocht zij om antwoord op een aantal specifieke vragen over de kinderopvangmarkt.

Eind 2011 heeft Estro, de grootste landelijke kinderopvangorganisatie, een aantal kinderopvangbedrijven in het hele land overgenomen. In Amsterdam ging het om circa 70 opvanglocaties. Wanneer een kinderopvangorganisatie van eigenaar verandert, dienen de betrokken vestigingen opnieuw te worden geïnspecteerd door de GGD. De gemeente beslist vervolgens over inschrijving van de betreffende vestiging in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De GGD Amsterdam heeft de betrokken Estro-vestigingen in Amsterdam opnieuw geïnspecteerd. In negen inspectierapporten concludeert de GGD dat de vestigingen niet aan de gestelde eisen voldoen. De betreffende stadsdelen van de gemeente Amsterdam hebben op basis van deze conclusies voor deze negen locaties aan Estro gemeld het voornemen te hebben om een last onder dwangsom op te leggen. Dit houdt in dat als de door de GGD geconstateerde overtredingen niet binnen de door de stadsdelen gestelde termijn zijn opgeheven, handhavend wordt opgetreden door de aangekondigde last onder dwangsom definitief vast te stellen.

Mevrouw Smits vraagt waarom gemeenten het advies van de GGD om een kinderopvanginstelling te sluiten niet volgen. In antwoord hierop wijs ik erop dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de kwaliteit van de in de gemeente gevestigde kinderopvanglocaties. De GGD is de feitelijke toezichthouder, die de inspecties uitvoert en de gemeente adviseert. De gemeente kan afwijken van het advies van de GGD. In het geval van de negen Amsterdamse vestigingen is dit gebeurd, waarbij de gemeente heeft beargumenteerd waarom daarvoor is gekozen. Het college van burgemeester en wethouders legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. In dit specifieke geval is er een brief van wethouder Asscher naar de raadscommissie gegaan waarin de handelwijze van de gemeente wordt toegelicht. Op 3 oktober jl. heeft een debat over de casus in de Amsterdamse raadscommissie plaatsgevonden.

Mevrouw Smits heeft vervolgens een tweetal vragen gesteld over de kinderopvangmarkt. Ten eerste de vraag naar de privatisering in de sector en de gevolgen daarvan en naar faillissementen in de sector.

Het feit dat er nu een aantal kinderopvanginstellingen failliet gaat, staat los van de verandering van aanbodfinanciering naar vraagfinanciering. De kinderopvangsector is een sector die opereert op een markt die vele jaren te maken heeft gehad met een groeiende vraag en weinig aanbod met als gevolg wachtlijsten. Zoals de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eerder heeft geschetst in de brief aan Uw Kamer over het gebruik van kinderopvang (Kamerstukken II 2011/2102, 31 322 nr. 192), is er in 2012 sprake van een daling in het gebruik. Het aantal kinderen in de opvang is ten opzichte van 2011 gedaald met 3% en het aantal uren per kind met 5%. Dit heeft consequenties voor de sector. Andere marktontwikkelingen, zoals de effecten van de economische situatie maar ook het groeiende aantal vestigingen, kunnen ook een verklaring zijn van faillissementen. Faillissementen staan echter zelden op zichzelf en er kunnen ook andere financiële zaken aan de orde zijn die niet samenhangen met bovengenoemde redenen.

Ten aanzien van de vraag hoe het komt dat ouders de kinderopvangtoeslag voor andere doeleinden gebruiken dan voor de kinderopvang kan ik kort zijn. Er kunnen vele redenen zijn waarom ouders de kinderopvanginstelling niet betalen. Ouders zijn echter contractueel verplicht om de instelling te betalen als zij gebruik maken van kinderopvang. Het feit dat de overheid bijdraagt aan de kosten, ontslaat de ouders geenszins van de verplichting om het gehele bedrag, zowel de toeslag als de eigen bijdrage, te betalen aan de kinderopvangorganisatie.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

Naar boven