31 293 Primair Onderwijs

Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2011

Hierbij bied ik u het inspectierapport aan over de kwaliteit van het schrijfonderwijs.1 Deze brief bevat een beknopte weergave van de bevindingen en het beleid van OCW.

Achtergrond onderzoek Schrijven

De inspectie heeft op scholen onderzocht hoe les wordt gegeven in het schrijven van teksten, ook wel stellen genoemd. Aanleiding van dit onderzoek is dat het leren schrijven van teksten een onderdeel is van het taalonderwijs. In alle onderwijssectoren ligt de focus op taal en rekenen, met als doel de prestaties van de leerlingen te verhogen en Nederland naar een top 5 positie te brengen.

Het leren schrijven van teksten maakt onderdeel uit van het taalonderwijs. Verschillende kerndoelen Nederlands hebben betrekking op de schrijfvaardigheid van leerlingen. In het referentiekader taal en rekenen is er een apart domein «schrijven» benoemd. Bij dit domein gaat het om het schrijven van creatieve en zakelijke teksten. Zo is vastgelegd wat leerlingen op dit gebied moeten kennen en kunnen.

De kwaliteit van het schrijfonderwijs

De kwaliteit van het schrijfonderwijs anno 2009 laat op verschillende onderdelen te wensen over. Dat geldt in sterke mate voor het didactisch handelen, de afstemming en de kwaliteitszorg. Bij het leerstofaanbod is een duidelijke verbetering te constateren ten opzichte van het vorige inspectieonderzoek uit 1997/1998, maar ook hier liggen nog verbeterpunten.

Op tweederde van de scholen voldoet het leerstofaanbod voor het schrijven aan de onderzochte onderdelen: het leerstofaanbod is dekkend voor de kerndoelen, het wordt aangeboden tot en met het niveau van de eindgroep en de leerinhouden van de verschillende leerjaren sluiten voldoende op elkaar aan. Het merendeel van de scholen voldoet aan de minimale criteria die de inspectie als ondergrens heeft gebruikt voor onderwijstijd besteed aan schrijven. In de leerjaren 5 tot en met 8 is de onderwijstijd besteed aan het schrijfonderwijs echter aan de krappe kant. Het «hoe», de didactische component van het schrijfonderwijs, voldoet slechts op ongeveer een derde van de scholen aan alle indicatoren. Procesgerichte didactiek, waarvan instructie over de aanpak van een tekst en feedback over de aanpak en over de tekst cruciale onderdelen vormen, is nog geen gemeengoed. Binnen de didactiek zijn bepaalde andere aspecten wel beter ontwikkeld, zoals het plaatsen van de opdracht in een betekenisvolle context. Het volgen van de voortgang van de schrijfontwikkeling van leerlingen en het analyseren daarvan staat nog in de kinderschoenen.

Verklaringen van de inspectie

De tegenvallende kwaliteit van het schrijfonderwijs, verklaart de inspectie op basis van vier factoren. Ten eerste vraagt de inspectie zich af of de methoden en de lesuitwerkingen van procesgericht schrijven, de leraren in de les voldoende houvast bieden. Ten tweede vraagt de inspectie zich af of de leraren op vakdidactisch gebied voldoende zijn toegerust. Ten derde speelt de tijd die besteed wordt aan schrijven ongetwijfeld ook een rol bij de mate waarin goed schrijfonderwijs in de praktijk zichtbaar is. Daarbij vraagt de inspectie zich af of de beperkte tijd er mogelijk toe leidt dat bepaalde aspecten van didactisch handelen in de praktijk te weinig zichtbaar zijn. Ten slotte geeft de inspectie aan dat het schrijfonderwijs op scholen geen hoge prioriteit lijkt te krijgen. Dit ziet zij onder andere terug in de deskundigheidsbevordering van leerkrachten.

Aanbevelingen van de inspectie

Het huidige onderzoek laat zien dat het schrijfonderwijs en de didactische vaardigheden een nieuwe impuls nodig hebben. Een opbrengstgerichte benadering van het schrijfonderwijs kan voor deze impuls zorgen. De inspectie geeft hiervoor drie aanbevelingen. Ten eerste is het wenselijk een uitwerking te hebben van tussendoelen en leerlijnen om inzichtelijk te hebben wat leerlingen in de verschillende leerjaren zouden moeten kennen en kunnen, als richtlijn voor de scholen. Ten tweede zouden scholen instrumenten moeten hebben om de voortgang van de leerlingen te kunnen volgen en de vaardigheden van leerlingen in kaart te kunnen brengen. Ten derde zou de beschikbare kennis van effectieve aanpakken meer de weg naar de scholen moeten vinden.

Beleid OCW

Ik herken het beeld van de kwaliteit van het schrijfonderwijs in 2009. De bevindingen uit het rapport onderschrijven de noodzaak om verder te werken aan de verbetering van de taalprestaties van de leerlingen. Omdat uit onderzoek van de inspectie is gebleken dat leerlingen op scholen die opbrengstgericht werken beter presteren, is dit bij het beleid als uitgangspunt genomen.

In 2009 is een start gemaakt met het werken aan de drie aanbevelingen van de inspectie. In de komende jaren wordt dit verder uitgebouwd.

Tussendoelen en leerlijnen

De Stichting Leerplan Ontwikkeling, ofwel de SLO, heeft in 2010 samen met het Expertise Centrum Nederlands de tussendoelen en leerlijnen beschreven. Hierbij hebben ze gebruikgemaakt van de doelen op het domein Schrijven in het referentiekader Nederlandse taal. De vertaling van de referentieniveaus in tussendoelen en leerlijnen kunnen als leidraad dienen bij de inrichting van en differentiatie binnen het schrijfonderwijs.

Meetinstrumenten

Het domein schrijven is moeilijk objectief en valide te meten. Bij de behandeling van de wet referentieniveaus taal en rekenen is aan uw Kamer toegezegd dat er nader wordt verkend of en op welke wijze de vaardigheden op o.a. schrijven toch objectief kunnen worden vastgesteld. In opdracht van OCW heeft de SLO een exploratief onderzoek gedaan naar de behoefte en (on)mogelijkheden om gegevens over dit domein te verzamelen ten behoeve van de overdracht naar het voortgezet onderwijs. Daarbij is een inventarisatie gemaakt van bestaande instrumenten om de schrijfvaardigheid van leerlingen te kunnen meten. De opgedane kennis wordt betrokken bij de verdere implementatie van de referentieniveaus.

In het rapport «Overdracht van informatie over mondelinge taalvaardigheid en schrijfvaardigheid van leerlingen bij de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs» (2010), constateert de SLO dat bij de huidige overdracht vooral de vorderingen op lezen en taalverzorging een rol spelen. De domeinen mondelinge taalvaardigheid en schrijven (stellen) lijken een kleinere of vaak zelfs geen enkele rol te spelen. In 2011 zal de SLO inventariseren hoe de ons omliggende landen taalvaardigheid evalueren. Het gaat om de vraag welke internationale ervaring beschikbaar is om onder andere de schrijfvaardigheid aan het eind van de basisschoolperiode in kaart te brengen. De SLO zal ook onderzoeken wat leraren nodig hebben om de taalontwikkeling van leerlingen te volgen.

Omdat gegevensoverdracht een belangrijk middel is voor een doorlopende leerlijn, adviseren de PO-Raad, VO-raad en de AVS mij over de wijze waarop de informatieoverdracht het beste vorm kan krijgen. In dit advies zal ook aandacht zijn voor de wijze waarop het primair onderwijs de vaardigheden van leerlingen op het domein schrijven overbrengt.

Kennisdeling

In 2011 zal de SLO onderzoeken hoe de beschikbare kennis op het gebied van schrijven beter ontsloten kan worden en zal daarnaast actief bijdragen aan de ontsluiting van de kennis en expertise via de daartoe geschikte media, bijvoorbeeld via de website www.taalenrekenen.nl.

Om resultaten te bewerkstelligen is een lange adem noodzakelijk. De komende periode wordt daarom volop ingezet om de prestaties op taal en rekenen te verbeteren.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven