31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 666 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Over een paar weken is het weer zover: dan maken zo’n 175.000 leerlingen in groep 8 de doorstroomtoets.1 Ik wil deze leerlingen allemaal ontzettend veel succes wensen. Want de doorstroomtoets maakt deel uit van de overgang van basisschool naar middelbare school. En dat is een grote stap. Het is belangrijk dat je als leerling op een passende plek terechtkomt. Een plek die aansluit bij je talenten, wensen en toekomstplannen. Waar je het beste uit jezelf kunt halen. Ongeacht wie je ouders zijn, waar je bent opgegroeid of op welke basisschool je hebt gezeten. Je krijgt als groep 8-leerling een schooladvies voor de plek waar jij het beste tot je recht komt in het voortgezet onderwijs (vo). De doorstroomtoets is een laatste check: hebben we niet over het hoofd gezien wat deze leerling cognitief gezien allemaal kan? Laat de toets zien dat een leerling meer aan kan dan het voorlopig schooladvies, dan moet de school het advies heroverwegen en wordt het in principe bijgesteld. Zo draagt de toets bij aan gelijke kansen voor elke leerling. En dat je als leerling op die plek terechtkomt die het beste bij je past. Met effect: afgelopen jaar kreeg 10 procent van de leerlingen een bijgesteld schooladvies. Dat zijn dus zo’n 17.500 leerlingen die dankzij de toets de kans krijgen in het vo een bijgesteld advies waar te maken.

Met de doorstroomtoets dragen we bij aan kansengelijkheid. Daarover informeer ik uw Kamer met deze brief.

Voordat ik dat doe, wil ik eerst ingaan op de recente kritiek op de doorstroomtoets. Ik hoor dat leerlingen, leraren en ouders veel druk en stress ervaren door de toets. Sommige leerlingen beginnen er daarom voor te trainen. Dat is niet de bedoeling. De doorstroomtoets is in de eerste plaats bedoeld om een objectief beeld te geven van wat een leerling kan, zodat die met een passend advies terechtkomt op de middelbare school. Ik snap dat de doorstroomtoets spannend kan zijn: niet alleen voor leerlingen zelf, maar ook voor leraren en ouders. En dat leraren hun leerlingen voorbereiden op de manier waarop de vragen in deze toets worden gesteld. Zo zorgen ze ervoor dat leerlingen hopelijk iets minder zenuwachtig zijn. Maar een goede voorbereiding is iets anders dan gaan blokken voor deze toets, omdat je als leerling druk voelt om te presteren. Die ontwikkeling zien we ook bij de toetsen van het leerlingvolgsysteem (LVS). Dat vind ik zorgelijk. In de visiebrief op kansengelijkheid gaf ik al aan dat ik aanvullend onderwijs door commerciële partijen ontmoedig.2 Dat geldt ook voor het trainen voor de LVS-toetsen en de doorstroomtoets.

Er circuleren momenteel – helaas – ook enkele onwaarheden over de doorstroomtoets. Ik wil deze ontkrachten en uitleggen hoe het wel zit.

Laat ik beginnen met de belangrijkste mythe, namelijk dat vooraf vastgesteld zou zijn hoeveel leerlingen per jaar een vmbo-, havo- of vwo-advies uit de doorstroomtoets krijgen. Dat is niet waar. Voor iedere leerling wordt gekeken naar zijn individuele prestaties op de toets, niet hoe hij het doet in vergelijking met zijn klasgenoten.3 Het maakt voor jou als leerling dus niet uit hoe je klasgenoten presteren, want dat heeft geen invloed op het toetsadvies dat je krijgt.4

Bovendien is het toetsadvies uit de doorstroomtoets niet allesbepalend. Er wordt wel eens gedacht dat de toets de doorslag geeft voor het schooladvies en dat dit ook in het nadeel van een leerling kan werken. Dat is niet zo. De toets geeft niet het complete plaatje van de leerling. Dat maakt de school, die daarmee het schooladvies bepaalt. In het complete beeld neemt de school bijvoorbeeld mee hoe een leerling zich ontwikkelt. Zo komt beetje bij beetje de leerling volledig in beeld, alsof je een puzzel legt. De doorstroomtoets vormt het laatste puzzelstukje. Die zorgt voor een betrouwbare meting van cognitieve vaardigheden, op basis van taal en rekenen. Uit de toets kan blijken dat een leerling cognitief meer in zijn mars heeft dan naar voren komt uit het voorlopig schooladvies. Dan kan de school het advies bijstellen. Naar aanleiding van het amendement van het lid Paul (VVD) wordt bijstellen ook de norm vanaf schooljaar 2023–2024, waarbij het belangrijk is om te vermelden dat de school leidend blijft.5 De school kan nog van een bijstelling afzien, als die goed kan motiveren waarom zo’n bijstelling niet in het belang van de leerling is. Door bijstellen de norm te maken, vergroten we de kans dat alle leerlingen evenveel kunnen profiteren van het toetsadvies. Want nu hebben helaas nog niet alle leerlingen hetzelfde profijt van de doorstroomtoets (zie paragraaf 1.1 van deze brief).

Ik hoor kritiek over de hoeveelheid toetsen die wordt afgenomen op de basisschool. Ik wil scholen erop wijzen dat het overgrote deel van de afgenomen toetsen niet verplicht wordt gesteld door het ministerie. Scholen zijn verplicht een leerlingvolgsysteem te hanteren, maar mogen daar zelf nadere invulling aan geven. Ze maken zelf een keuze tussen de goedgekeurde LVS-toetsen en bepalen hoe vaak die worden afgenomen. Er is dus niets vastgelegd over hoeveel LVS-toetsen een school moet afnemen. Veel scholen nemen daarnaast echter ook methodegebonden toetsen af, die een uitgeverij bij haar methode aanbiedt. In de praktijk lijkt het erop dat leerlingen zo een behoorlijke hoeveelheid toetsen voor hun kiezen krijgen. Ik maak me daar zorgen om. Ik ben daarom met verschillende partijen, zoals het LAKS en de PO-Raad, in gesprek over hoe we het thema toetsdruk onder de aandacht van scholen kunnen brengen.

Tot slot: het lijkt erop dat in onze maatschappij steeds meer wordt gevraagd van kinderen. Daardoor kun je als leerling zenuwachtig worden voor een toets. En als je niet tevreden bent met je resultaat, kun je denken dat je niet goed genoeg bent. En dat is natuurlijk onzin én niet de bedoeling van toetsen. Er is maar één doel: die plek vinden die het beste bij jou past. Want elk kind is goed in iets, dat moeten we ontdekken, zien en waarderen.

Ik wil benadrukken: de LVS-toetsen en de doorstroomtoets zijn bedoeld als hulpmiddel. LVS-toetsen kun je in de eerste plaats goed inzetten om formatief te handelen. Je gebruikt de toetsen dan om te bepalen waar een leerling of een klas nog ondersteuning nodig heeft, om zo het onderwijs effectief te maken. Daarnaast ontstaat er uit de LVS-toetsen langzaamaan een beeld van de ontwikkeling van de leerling. Dat kan een school meenemen als een van de gegevens waarop het schooladvies wordt gebaseerd.6 De doorstroomtoets is bedoeld als hulpmiddel om te kijken wat voor een leerling de beste plek is in het vervolgonderwijs. Of dat nu het praktijkonderwijs, het vmbo, de havo of het vwo is. Ik vind het belangrijk dat scholen de rol van toetsen als hulpmiddel voor ogen houden en niet onnodig veel toetsen afnemen. Net zoals ik het belangrijk vind dat het schooladvies in groep 8 geen eindstation is. En dat leerlingen ook in het vo de ruimte krijgen om van plek te wisselen, als dat beter bij ze past. In de recente visiebrief op kansengelijkheid beschrijf ik hoe ik mij daarvoor inzet.7

De doorstroomtoets draagt bij aan gelijke kansen voor elke leerling. Om elke leerling op de best passende plek in het vervolgonderwijs te krijgen. Zonder de doorstroomtoets kunnen (onbedoelde) verwachtingen en vooroordelen doorwerken in het schooladvies. De doorstroomtoets is dus een belangrijk instrument om onderadvisering tegen te gaan. En dat is nog steeds hard nodig. Dat licht ik in deze brief verder toe.

1. Ontwikkelingen schooladvisering en maatregelen voor gelijke kansen op een passend advies

1.1 Monitoring wegvallen van de doorstroomtoets door DUO

In schooljaar 2019–2020 werd de rol van de doorstroomtoets als objectief tweede gegeven bij het schooladvies extra zichtbaar. In dat schooljaar maakten leerlingen in groep 8 de doorstroomtoets niet, vanwege de verplichte sluiting van scholen door corona. Daarmee verviel voor deze leerlingen ook de gelegenheid om te laten zien wat zij cognitief in hun mars hadden. En ze kregen daardoor geen kans op bijstelling van hun schooladvies. Monitoring door DUO liet zien dat de schooladviezen dat jaar dan ook gemiddeld lager waren dan de schooljaren ervoor.8 Dat maakt goed duidelijk hoe belangrijk de doorstroomtoets is voor passende schooladviezen.

Het derde, recente rapport van DUO vindt u als bijlage bij deze brief. Dat rapport geeft goed nieuws: het niveauherstel van de schooladviezen, dat in schooljaar 2020–2021 werd ingezet, zet zich voort. Het niveau van de schooladviezen lijkt zich dus na de «corona-jaren» weer te stabiliseren.

Maar het rapport baart mij ook zorgen. We zien namelijk al een aantal jaren dat bepaalde groepen leerlingen ondergeadviseerd worden. En dat gebeurt nog steeds. Het rapport van DUO toont opnieuw dat sociaaleconomische status (SES), stedelijkheid en geslacht een significante relatie hebben met de schooladviezen. Scholen geven, over het algemeen, bepaalde groepen leerlingen lagere voorlopige adviezen. Ook gaan scholen anders om met de uitkomsten van de doorstroomtoets voor deze groepen. Laat ik één ding voorop stellen: leerlingen op alle onderwijstypes, van pro tot vwo, zijn van waarde. Elke leerling heeft unieke talenten en daarom heeft elke leerling recht op een plek in het onderwijs die het best past bij wat die leerling allemaal kan en wil doen. Dus verdient elke leerling een passend schooladvies, dat recht doet aan zijn praktische, sociaal-emotionele en cognitieve vaardigheden. Het is dan ook kwalijk wanneer bepaalde groepen leerlingen structureel niet de kans krijgen om waar te maken wat zij cognitief in hun mars hebben.

Zo zien we: hoe hoger de SES van een leerling, hoe hoger zijn schooladvies.9 Leerlingen met een lage SES worden ook vaker ondergeadviseerd in het voorlopig schooladvies. Ongeveer één op de twee leerlingen met een lage SES krijgt een lager schooladvies dan hij volgens de toets aankan! Ook zijn er grote verschillen op basis van stedelijkheid. Leerlingen in stedelijke gebieden krijgen over het algemeen hogere schooladviezen, dan leerlingen uit landelijke gebieden. Ook hoeft hun schooladvies minder vaak te worden heroverwogen; maar in het geval van een heroverweging, wordt hun schooladvies wel vaker bijgesteld. Dat betekent dat leerlingen uit landelijke gebieden dubbel ondergeadviseerd worden: zowel in de hoogte van hun schooladvies als in de mate waarop hun schooladvies wordt bijgesteld. Ook geldt voor meisjes dat ze in het voorlopig schooladvies iets vaker ondergeadviseerd worden dan jongens. Tot slot zijn er nog steeds veel scholen die geen enkel schooladvies bijstellen, ook al krijgen op die scholen veel leerlingen een hoger toetsadvies dan het voorlopig schooladvies.

Het rapport van DUO bekijkt ook specifiek de doorstroom van de leerlingen die in 2020 geen doorstroomtoets maakten. Drie jaar na de pandemie komen deze leerlingen iets vaker boven hun schooladvies en iets minder vaak onder hun advies uit, in vergelijking met leerlingen in de jaren ervoor. Dat is misschien ook logisch, aangezien deze leerlingen lagere schooladviezen kregen. Veruit de meeste leerlingen komen op het niveau van hun schooladvies uit.

Maar helaas zijn ook hier verschillende effecten voor verschillende groepen leerlingen zichtbaar. Leerlingen met een lage en gemiddelde SES die in 2020 geen toets maakten, kwamen in de loop van het vo veel vaker onder hun schooladvies terecht dan leerlingen met een hoge SES uit dezelfde jaargang. Dus van de leerlingen die geen doorstroomtoets maakten en daardoor lagere schooladviezen kregen, haalden de leerlingen met een hoge SES deze achterstand vaker in op het vo dan leerlingen met een lage of gemiddelde SES. Datzelfde effect zien we op basis van stedelijkheid, maar minder sterk.

Opvallend is ook het verschil tussen jongens en meisjes die geen doorstroomtoets maakten. Dat verschil was in het eerste leerjaar na groep 8 (dus in schooljaar 2020–2021) nog klein, maar in het derde leerjaar enorm. Meisjes die in schooljaar 2019–2020 geen doorstroomtoets maakten, komen drie jaar later in vergelijking met jongens veel vaker boven hun groep 8-schooladvies uit en minder vaak eronder. Daar komt nog bij dat ze minder vaak zijn blijven zitten dan de jongens. Meisjes haalden hiermee in het derde jaar van het vo ruimschoots de achterstand in, die zij met de lagere schooladviezen ten opzichte van jongens hadden opgedaan.

Bovengenoemde verschillen in de doorstroom van leerlingen die geen toets maakten, staan niet op zichzelf. Er zijn al jaren grote verschillen tussen groepen leerlingen in hoe zij zich door het vo bewegen. Net zoals die er zijn bij de schooladviezen in groep 8. Ik wil zorgen dat alle leerlingen dezelfde kans krijgen op een passend schooladvies. En dat alle leerlingen hun advies waar kunnen maken in het vo. In de volgende paragraaf ga ik daar verder op in.

1.2 Maatregelen voor gelijke kansen op een passend schooladvies

Het is zorgelijk dat doordat de doorstroomtoets wegviel een grotere kloof tussen groepen leerlingen is ontstaan. Dat onderstreept het belang van de doorstroomtoets. Ik ben dan ook blij dat in 2021 en verder de toets weer gewoon is ingezet. Bovendien zijn sindsdien maatregelen genomen om ook de leerlingen die in 2020 geen toets maakten, kansen te bieden op een goede ontwikkeling in het vo (zoals de subsidieregeling capaciteitentesten en maatregelen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs).10 Ik blijf mij er daarnaast hard voor maken dat onderadvisering wordt aangepakt.

Zo wordt vanaf schooljaar 2023–2024 bijstelling van het schooladvies de regel, wanneer uit de toets blijkt dat een leerling cognitief meer in zijn mars heeft dan naar voren kwam uit het voorlopig schooladvies. De school kan van een bijstelling afzien door goed te motiveren waarom gedacht wordt dat bijstellen niet in het belang van de leerling is.11 Daarmee vergroten we de kans dat alle leerlingen evenveel kunnen profiteren van hun toetsadvies. En dat is met name belangrijk bij de groepen leerlingen die nu ondergeadviseerd worden.

Ook blijf ik scholen ondersteunen bij de schooladviesprocedure. Daarvoor werd recentelijk de handreiking schooladvisering geactualiseerd.12 Deze handreiking is samen met SLO en basisscholen ontwikkeld en werd eind 2020 gepubliceerd. De handreiking kreeg begin dit jaar een update én is uitgebreid aan de hand van input uit het onderwijsveld. Daarmee biedt de handreiking nu ook handvatten voor scholen om bij de bijstelling van de schooladviezen een goede afweging te maken.

En er gebeurt meer. Het komende half jaar organiseren we informatiebijeenkomsten voor scholen waarin we ook ingaan op bijstelling van schooladviezen. Daarnaast willen we door gesprekken met scholen specifiek achterhalen welke afwegingen een rol spelen in situaties waarbij schooladviezen niet worden bijgesteld. DUO gaat door met monitoren van de (bijstellingen van de) schooladviezen.

Ook wil ik verdiepend onderzoek laten doen naar structurele onderadvisering.13 Ik wil beter zicht krijgen op de rol van verschillende kenmerken van leerlingen, zoals geslacht, migratieachtergrond en SES, en hoe die factoren samen invloed hebben op de schooladvisering. Daarmee kan ik nog gerichter maatregelen inzetten voor gelijke kansen op een passend advies voor elke leerling. Ik stel de Kamer nog dit kalenderjaar op de hoogte van de vorderingen rond deze verkenning.

Moties rond schooladvisering

In deze brief neem ik ook de gelegenheid te baat om een aantal moties af te doen.

Twee moties vroegen mijn aandacht voor het praktijkonderwijs (pro).

De motie van het lid Beertema verzocht om pro als instroomniveau expliciet op te nemen in alle adviezen.14 Al eerder noemde ik dat sinds 2019 alle toetsaanbieders gelijkluidende en eenduidige toetsadviescategorieën gebruiken, met «pro/vmbo-bb» als eerste toetsadvies.15 Er kan uit de toets geen enkelvoudig advies pro komen, omdat de kenmerken voor dat advies niet getoetst kunnen worden met de doorstroomtoets. Bij leerlingen met het schooladvies pro, die bij het maken van de doorstroomtoets uitkomen op de toetsadviescategorie «pro/vmbo-bb», hoeft het schooladvies daarom niet heroverwogen of bijgesteld te worden. Dit staat nu ook duidelijk vermeld in de geüpdatete handreiking schooladvisering. Ook verschaffen alle toetsaanbieders eenduidige informatie over de toetsadviescategorie pro/vmbo-bb.

De motie van het lid Kwint verzocht mij te monitoren of toelaatbaarheidsverklaringen voor onder andere het pro op tijd worden afgegeven. Zodat voor die leerlingen geen uitvoeringsproblemen ontstaan bij de aanmelding voor het vo.16 We zijn daarvoor nu in gesprek met alle betrokkenen rond het pro, zoals de sectorraad Pro en organisaties die zich bezighouden met de overgang po-vo. Ik heb er vertrouwen in dat we schooladvisering en inschrijving ook voor deze groep leerlingen zo soepel mogelijk laten verlopen.

De motie van het lid Segers verzocht om samen met vertegenwoordigers van ouderverenigingen en -stichtingen handreikingen te ontwikkelen, om de betrokkenheid te versterken van ouders die niet altijd goed de weg weten naar de school.17 De handreiking schooladvisering draagt hier een steentje aan bij. Deze handreiking gaat in op de rol van ouders in de schooladviesprocedure, onder andere gebaseerd op adviezen van de oudervereniging Ouders & Onderwijs. Ook wordt in de geüpdatete handreiking schooladvisering nu verwezen naar de handreiking schooladvies voor ouders en onderwijsprofessionals van het Kennisplatform Integratie & Samenleving. We verkennen momenteel andere mogelijkheden om alle ouders goed bij de schooladviesprocedure te betrekken. Ook daarover stellen we de Kamer nog dit kalenderjaar op de hoogte.

2. Vergelijkbaarheid doorstroomtoetsen; wijzigingen i.h.k.v. de wet doorstroomtoetsen po

2.1 Vergelijkbaarheid doorstroomtoetsen

Er is, zeker de afgelopen tijd, veel aandacht voor de vergelijkbaarheid van de doorstroomtoetsen. Daarom beschrijf ik in deze paragraaf hoe we zorgen dat de toetsen onderling vergelijkbaar zijn.

Sinds 2014 kennen we een stelsel met meerdere doorstroomtoetsen. Een grote meerderheid van de basisscholen is positief over de keuzevrijheid die dat met zich meebrengt.18 Maar vorig jaar informeerde ik de Kamer al dat het huidige hybride toetsstelsel (met enerzijds de Centrale Eindtoets en anderzijds andere doorstroomtoetsen van private aanbieders) een risico vormt voor de onderlinge vergelijkbaarheid van de toetsen. In 2019 en 2021 liepen de normeringen van de toetsen verder uiteen dan gedacht.19 De wet doorstroomtoetsen po creëert vanaf schooljaar 2023–2024 een eenduidig toetsstelsel. Onder regie van het CvTE is dan één en dezelfde normering voor alle toetsaanbieders van toepassing (de IRT1-normering). Dat draagt bij aan onderling vergelijkbare doorstroomtoetsen.

De IRT1-normering is nu nog niet goed toepasbaar op enkele van de doorstroomtoetsen. Daarom ontwikkelde de Expertgroep toetsen po een tussentijdse normeringssystematiek (de IRT2-methode), die net als IRT-1 zorgt voor vergelijkbaarheid tussen verschillende doorstroomtoetsen.20 Het Research Center voor Examinering en Certificering (RCEC) concludeerde dat de IRT2-normering voor 2022 en 2023 – de jaren waarin we nog met het hybride toetsstelsel te maken hebben – valide, bruikbaar en rechtsgeldig is.21 In 2022 werd deze normering ingezet onder regie van Stichting Cito.

In 2023, het laatste jaar van het huidige stelsel, besluiten de toetsaanbieders na de toetsafname welke van de twee normeringen zij gebruiken. Dat doen ze in overleg met experts (Stichting Cito en de Expertgroep toetsen po) en OCW. We hebben afgesproken dat de IRT1-normering indien mogelijk wordt toegepast en de, eveneens valide, IRT2-normering weer als tussenoplossing kan worden ingezet. De coronacorrectie, die in 2021 en 2022 nog is toegepast, wordt niet meer toegepast. De leerlingen die in 2023 de doorstroomtoets maken, zaten in 2020 in groep 5. Sindsdien zijn er geen scholensluitingen meer geweest. Een eventuele afwijking met de prestaties van leerlingen in 2019 is daarom niet meer per se toe te schrijven aan corona.

Met de beslissing één normeringssystematiek te gebruiken leveren we een forse bijdrage aan de vergelijkbaarheid tussen de onderlinge doorstroomtoetsen. Ook zijn de resultaten van de verschillende doorstroomtoetsen in 2023 ofwel vergelijkbaar met de uitkomsten in 2022, ofwel met de uitkomsten in 2024. Dat is afhankelijk van of de IRT1- of de IRT2-normering wordt ingezet in 2023. Hoe dan ook krijgen we met de overgang naar het nieuwe toetsstelsel te maken met een trendbreuk in de resultaten, waardoor deze mogelijk niet één-op-één te vergelijken zijn met de resultaten ervoor. Alle betrokken partijen werken samen om de trendbreuk zo klein mogelijk te houden. Daarnaast werk ik er met de inspectie aan om de beschikbare data over de jaren heen bruikbaar te houden voor een meerjarig stelselbeeld van de basisvaardigheden en bijbehorende referentieniveaus.

2.2 Naar een eenduidig toetsstelsel per 2023-2024; nieuwe taken CvTE en stichting Cito

De wet doorstroomtoetsen po lost eerdere problemen rond de normering op door eenduidige verdeling van rollen en verantwoordelijkheden. Daarbij wordt het CvTE de kwaliteitsbewaker van de doorstroomtoetsen en beslist deze over de normering. Bij de besluitvorming en de erkenning van toetsen betrekt het CvTE de onderwijskundige en psychometrische kennis van stichting Cito.

Het CvTE en stichting Cito hebben zich gedegen op de nieuwe taken voorbereid. Binnen stichting Cito zijn de diverse taken zo ingericht dat er een duidelijke scheiding is van mensen, middelen en processen.22 Op deze manier blijft de onafhankelijkheid gewaarborgd. Het CvTE heeft daarnaast bij de opstelling van regelingen voor de beoordelingsnormen en het beoordelingskader, naast de huidige toetsaanbieders, ook overige betrokken partijen geraadpleegd. Dan gaat het om onder meer de inspectie, de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU), de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) en de Expertgroep Toetsen PO. Het RCEC heeft in opdracht van het CvTE de regelingen ontwikkeld. Voor alle regelingen over het toetsstelsel po, met uitzondering van de Toetswijzer Doorstroomtoetsen po, geldt dat instemming van de Minister van OCW vereist is.23

De regering blijft dus verantwoordelijk voor de inhoudelijke voorwaarden aan de doorstroomtoetsen die in de wet- en regelgeving zijn opgenomen. En kan daardoor in het primair onderwijs, net als bij de examens, sturen op de kwaliteit en de inhoud. Voor de beoordeling of een specifieke doorstroomtoets voldoet aan de gestelde eisen is deskundigheid en onafhankelijkheid vereist. Daarom zijn de genoemde taken bij het CvTE en stichting Cito belegd. Ik blijf alert op de concentratie van taken bij het CvTE en stichting Cito, en evalueer deze met regelmaat.24

Tot slot

Binnenkort maken de groep 8-leerlingen voor het laatst de doorstroomtoets binnen het «oude» toetsstelsel. En over een klein half jaar brengt de wet doorstroomtoetsen po positieve veranderingen teweeg als het gaat om de stelselinrichting van de toetsen.25 De wet draagt daarmee bij aan een eenduidig toetsstelsel, gelijke kansen en een soepelere overgang van het po naar het vo. Ook zijn er maatregelen om structurele onderadvisering tegen te gaan. Met het uiteindelijke doel dat elke leerling een passend schooladvies krijgt. Ongeacht waar je woont, wie je ouders zijn of op welke basisschool je hebt gezeten.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Met ingang van schooljaar 2023/2024 wordt de eindtoets wettelijk gezien «doorstroomtoets» genoemd. Voor het gemak en om aan te sluiten bij de naamswijziging wordt in deze brief de term «doorstroomtoets» aangehouden. Overal waar «doorstroomtoets» in relatie tot het huidige stelsel wordt genoemd, kunt u ook «eindtoets» lezen.

X Noot
2

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 660.

X Noot
3

Voor het leesgemak is de tekst in de mannelijke vorm geschreven. Overal waar «hij» staat kunt u ook «zij», «hen» of «die» lezen. Met «ouders» worden ook ouder (eventueel met zijn, haar, hun of diens partner), verzorger(s) of wettelijke vertegenwoordiger(s) bedoeld.

X Noot
4

Hiermee doe ik de toezegging over een reactie op het proefschrift van Karen Heij af (Wetgevingsoverleg OCW 27 juni 2022 (Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 23)).

X Noot
5

Amendement van het lid Paul (VVD), Kamerstuk 35 671, nr. 10.

X Noot
6

Vanuit OCW is er een onderzoek uitgezet bij het Centraal Planbureau om beter in beeld te krijgen wat de voorspellende waarde is van de LVS-toetsen voor het voorlopig en definitieve schooladvies. Ik verwacht de resultaten begin 2024.

X Noot
7

Kamerstuk 31 293, nr. 660.

X Noot
8

Met de monitoring van de groep leerlingen die geen doorstroomtoets maakten wordt de motie Van den Hul (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 37 570 VIII, nr. 194) afgedaan. Het eerste en het tweede rapport van DUO ontving de Kamer eind 2020, respectievelijk begin 2022. Zie Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 568 en Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 612.

X Noot
9

De termen «hoger» en «lager» in relatie tot schoolsoort worden in deze brief gebruikt om aan te sluiten bij bestaande wet en regelgeving, bij gebrek aan een gangbaar alternatief. Daaruit spreekt geen waardeoordeel. Er loopt onderzoek naar welke termen meer recht doen aan de diversiteit van leerlingen.

X Noot
10

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 568. Met de beschrijving van maatregelen wordt de motie van het lid Van den Hul (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 194) afgedaan.

X Noot
11

N.a.v. amendement van het lid Paul (VVD), Kamerstuk 35 671, nr. 10.

X Noot
13

Deze verkenning vindt plaats in samenwerking met het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme, zie Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme 2022 | Rapport | Rijksoverheid.nl. Hiermee doe ik twee moties van het lid Van Baarle (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 242 en Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 117) af.

X Noot
14

Kamerstuk 31 289, nr. 451.

X Noot
15

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 612.

X Noot
16

Kamerstuk 35 671, nr. 16.

X Noot
17

Kamerstuk 35 671, nr. 18.

X Noot
18

Oberon (2019). Eindevaluatie Wet eindtoetsing po, raadpleegbaar via https://www.oberon.eu/media/plzfih4q/evaluatie-wet-eindtoetsing-po.pdf.

X Noot
19

Kamerstuk 31 293, nr. 608 en Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 612.

X Noot
20

De IRT2-methode maakt gebruik van de vaardigheidsschattingen van leerlingen uit de absolute IRT1-normering, en bepaalt per doorstroomtoets apart de grenswaarden voor de referentieniveaus en de toetsadviescategorieën. Het houdt daarbij rekening met de geschatte vaardigheid van de populatie per aanbieder.

X Noot
21

RCEC (Brouwer, A.J. & Veldkamp, B.P., 2022). Onderzoek naar de kwaliteit van de normering eindtoetsen po 2022, zie: Onderzoek naar de kwaliteit van de normering eindtoetsen primair onderwijs 2022 | Rapport | Rijksoverheid.nl.

X Noot
24

Zie Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 612. Hiermee doe ik de motie van het lid Peters (Kamerstuk 35 671, nr. 20) en de motie van de leden Doornhof en Pijlman (Kamerstuk 35 671, G) af.

X Noot
25

Voor een volledig overzicht van de wijzigingen door de wet doorstroomtoetsen po, zie Eindtoets basisschool wordt doorstroomtoets | Schooladvies en eindtoets basisschool | Rijksoverheid.nl.

Naar boven