31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 493 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2019

Sommige leerlingen op de basisschool zijn gebaat bij een meer geleidelijke overgang van primair naar voortgezet onderwijs dan de huidige stap van groep 8 naar de brugklas vaak is. Scholen die 10-14-onderwijs aanbieden willen in deze behoefte voorzien. Daarom heeft dit kabinet afgesproken om meer ruimte voor dergelijke vormen van samenwerking te bieden.

Hierbij bied ik uw Kamer de tweede tussenrapportage aan van de monitor van 10-14-onderwijs1. Van 2017–2018 tot en met het huidige schooljaar 2019–2020 worden in totaal twaalf scholen die 10-14-onderwijs aanbieden gevolgd in een pilot. Het onderzoek richt zich op de inrichting en de uitvoering van het concept van 10-14-onderwijs, de succesfactoren en belemmerende factoren en de resultaten van dit onderwijs. Een eerste tussenrapportage heb ik vorig jaar met u gedeeld.2 Dit is de tweede en laatste tussenrapportage, voordat in het najaar van 2020 de eindrapportage komt.

Inzicht in 10-14-onderwijs: flexibilisering van de overgang po-vo

Deze tussenrapportage geeft een mooi beeld van twaalf initiatieven, die ieder op eigen wijze vorm geven aan 10-14-onderwijs. Het rapport laat zien waarom ouders en leerlingen kiezen voor deze vorm van onderwijs. Het laat ook zien dat 10-14-onderwijs wordt gebruikt voor onderwijsinnovatie. Veel van deze scholen werken vakoverstijgend en besteden veel aandacht aan gepersonaliseerd leren en de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. Niet alle vormen van 10-14-onderwijs werken per definitie aan het uitstellen van het keuzemoment voor het voortgezet onderwijs. Eerder is sprake van flexibilisering van het keuzemoment. Zo zijn er ook 10-14-scholen die leerlingen juist eerder laten kennismaken met het voortgezet onderwijs.

Hoewel 10-14-initiatieven flexibeler om kunnen gaan met het keuzemoment voor het voortgezet onderwijs, geldt voor hen eveneens de verplichte afname van de eindtoets po. Ik vind het belangrijk dat ook leerlingen die 10-14-onderwijs volgen een duidelijk beeld krijgen van waar zij staan in hun ontwikkeling. Dat helpt om het onderwijs af te stemmen op de ontwikkeling van leerlingen. Het zorgt er ook voor dat leerlingen alsnog in kunnen stromen in het reguliere vo, als zij daarvoor kiezen. In juni van dit jaar heb ik met uw Kamer mijn visie op de eindtoets gedeeld.3 Hierin schreef ik dat ik van de eindtoets op de lange termijn een doorstroomtoets zou willen maken. Als sluitstuk van de LVS-toetsen geeft de doorstroomtoets aan het einde van groep 8 weer waar een leerling staat op gebied van taal en rekenen. De toets helpt bij het bepalen van het instroomniveau in het vo, maar in de eerste of tweede klas van het vo kan op meerdere momenten opnieuw worden bekeken of de leerling op de juiste plek zit. De 10-14-initiatieven passen al goed in deze visie, omdat er meer flexibiliteit is in het moment dat het instroomniveau wordt bepaald en er daarom meer mogelijkheid is om leerlingen te begeleiden in hun ontwikkeling.

Verder met 10-14-onderwijs: teambevoegdheid en inzicht in kwaliteitszorg

Het 10-14-onderwijs ontstaat door vergaande samenwerking tussen primair en voorgezet onderwijs. Leraren werken sector-overstijgend samen aan een flexibele overgang voor leerlingen en een doorgaande leerlijn. Naar aanleiding van knelpunten die uit monitoringsonderzoek naar voren kwamen, heb ik uw Kamer eerder gemeld te onderzoeken of het mogelijk is om een teambevoegdheid in het leven te roepen, waarmee leraren gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het 10-14-onderwijs.4 Inmiddels werk ik aan een experiment dat dit op aanvraag mogelijk moet maken. Naar verwachting wordt de beleidsregel hiervoor gepubliceerd in het eerste kwartaal van 2020, zodat 10-14-initiatieven in schooljaar 2020–2021 reeds van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken. Ik verwacht dat uit een dergelijk experiment ook lessen te trekken zijn voor de toekomst, voor zowel het bevoegdhedenstelsel als voor de doorlopende leerlijn.

Deze tweede tussenrapportage geeft een goed inzicht in de manier waarop scholen invulling geven aan 10-14-onderwijs. Leerlingen, leraren en ouders zijn tevreden over het 10-14-onderwijs. De kleinschaligheid van het onderwijs en de betrokkenheid van de leraren wordt gewaardeerd. Aanvullend op het monitoringsonderzoek zal de Inspectie van het Onderwijs een thematisch onderzoek uitvoeren, gericht op de monitoring door scholen van de resultaten van het onderwijs en de ontwikkeling van leerlingen. Regulier toezicht kan op korte termijn geen compleet beeld geven van de kwaliteit van het 10-14-onderwijs. Daarom ben ik blij dat de inspectie op deze manier in kaart wil brengen hoe de kwaliteit op de gemonitorde 10-14-scholen wordt geborgd.

Tot slot

Ik hoop en verwacht dat deze tussenrapportage van Oberon voor de gemonitorde scholen én andere (startende) 10-14-initiatieven handvatten biedt voor de ontwikkeling van het onderwijs op de scholen.

Eind 2020 verwacht ik zowel de resultaten van het monitoronderzoek van Oberon als van het themaonderzoek van de inspectie. Beide rapporten zal ik met uw Kamer delen. Op basis van deze resultaten kunnen we te zijner tijd ook besluiten over een mogelijk vervolg van deze pilot.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 423.

X Noot
3

Kamerstuk 31 293, nr. 471.

X Noot
4

Kamerstuk 31 293, nr. 473.

Naar boven