31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 332 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2016

Bij de evaluatie van de Regeling vaststelling schoolvakanties in 2015 (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 274) bleek dat ouders met kinderen op verschillende scholen soms te maken hebben met meivakanties die zich uitspreiden over drie weken. Ik heb aangegeven dit probleem voor deze ouders te willen oplossen, en daarom heb ik Regioplan een impact assessment 1 laten uitvoeren naar de effecten die het centraal vaststellen van twee weken meivakantie voor alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs, in plaats van één vaste week nu, zou hebben.

Op basis van dit onderzoek zal ik met ingang van het schooljaar 2017/2018 adviesdata geven voor een eventuele tweede week meivakantie, zodat scholen die ervoor kiezen de meivakantie te verlengen, hiervoor in beginsel dezelfde week zullen aanhouden. Mocht dit niet voldoende effect hebben, dan zal ik voor scholen die een tweede meivakantie willen inplannen een vaste week wettelijk vaststellen. Hieronder licht ik mijn besluit toe.

Hoe gaat het nu?

Op dit moment stelt het Ministerie van OCW één week meivakantie centraal vast voor het primair en voortgezet onderwijs. Scholen die dat willen kunnen deze vastgestelde week meivakantie verlengen met een hele week of met enkele dagen. Veel basisscholen kiezen er nu voor om twee volledige weken meivakantie in te roosteren, terwijl middelbare scholen er vaker voor kiezen om deze vakantie te beperken tot één volle week. Scholen maken dus zelf de afweging over het al of niet verlengen van de meivakantie. Ook bepalen ze zelf of deze verlenging voorafgaat aan de vastgestelde week meivakantie, of juist aan het eind van de vastgestelde week meivakantie wordt toegevoegd.

Wat is het probleem?

Het feit dat scholen zelf kunnen kiezen om een tweede week meivakantie voor dan wel na de centraal vastgestelde meivakantieweek in te plannen, kan ertoe leiden dat leerlingen van verschillende scholen niet altijd in dezelfde twee weken meivakantie hebben. De periode waarin leerlingen in één plaats of regio vakantie hebben, kan daardoor drie weken beslaan, waarbij sprake is van slechts één week «overlap», waarin álle leerlingen vakantie hebben. Dit leidt vooral bij ouders met kinderen op verschillende scholen tot problemen, onder meer bij het combineren van werk en zorg. In het impact assessment wordt geconcludeerd dat 7 procent van de ruim 305.000 huishoudens met zowel kinderen op een basisschool als op een middelbare school hiermee te maken heeft. Dit wil ik oplossen.

Hoe gaat het straks?

OCW zal voortaan data publiceren voor twee weken meivakantie. Een van die twee weken wordt als verplichte vakantieweek aangewezen. De andere week is facultatief. Scholen kunnen dan zelf kiezen of ze, naast de centraal vastgestelde week, nog meer dagen meivakantie inplannen in die tweede, facultatieve, week. Dit biedt een concrete en proportionele oplossing voor het geschetste probleem, waarbij scholen ruimte blijven houden om hun eigen accenten aan te brengen. De effecten zullen merkbaar zijn vanaf de meivakantie van 2018. Voor het schooljaar 2016/2017 hebben scholen hun jaarplanning (inclusief de vakanties) immers al vastgesteld.

Op deze manier hebben zowel scholen als ouders een stevig kader voor als er op schoolniveau een besluit genomen wordt over de data voor een meivakantie van langer dan één week, zonder dat de mogelijkheden voor scholen om de onderwijstijd in te delen te zeer worden ingeperkt. Vooralsnog ga ik ervan uit dat dit scholen en ouders voldoende houvast biedt, en dat aanvullende wet- of regelgeving niet nodig is.

Ruimte voor verschillen

Basisscholen moeten voldoen aan het wettelijk vastgestelde aantal uren onderwijs over acht schooljaren. Scholen streven naar een evenwichtige verdeling van de onderwijstijd over het schooljaar, waarbij leerlingen telkens na een periode van ongeveer acht weken school een (korte) vakantie hebben. In het voortgezet onderwijs is het aantal vrije dagen en vakantiedagen wettelijk gelimiteerd. Een verplichte meivakantie van twee weken zou onder meer betekenen dat de ruimte om op andere momenten in het schooljaar vakantie of vrije dagen in te plannen, fors zou worden ingeperkt.2

Pedagogische overwegingen spelen een grote rol bij de keuze van scholen om al dan niet te kiezen om voor een tweede week meivakantie. Vanwege de eindexamens in het voortgezet onderwijs en de eindtoets in het basisonderwijs kunnen scholen een meivakantie van twee weken een te lange onderbreking van het leerproces vinden. Ook zijn er scholen die, om uiteenlopende redenen, op een ander moment in het schooljaar extra vrije dagen willen inroosteren.

Bovendien kunnen de keuzes van scholen van jaar tot jaar verschillen. In het ene jaar vallen Koningsdag en Bevrijdingsdag bijvoorbeeld gunstiger dan in het andere jaar, waardoor verlenging van de meivakantie eenvoudiger is te realiseren, bijvoorbeeld omdat er minder vakantiedagen voor nodig zijn, of vanwege de samenhang met de organisatie van de centrale examens. De landelijke ouderorganisatie Ouders & Onderwijs geeft aan dat ook ouders oog hebben voor dergelijke overwegingen: het pedagogische belang van het kind staat ook voor ouders voorop. Ik wil dat de scholen ruimte houden om daar zelf keuzes in te maken. Scholen vermelden de precieze indeling van het schooljaar en de schoolvakanties in de schoolgids, zodat ouders weten waar ze aan toe zijn.

De praktijk wijst uit dat de adviesdata die door de overheid worden gegeven ruimte bieden voor regionale verschillen. Scholen in Noord-Brabant of Limburg kiezen bijvoorbeeld voor een week voorjaarsvakantie, een week carnavalsvakantie en een week meivakantie, terwijl scholen in provincies als Drenthe of Groningen misschien liever opteren voor een week voorjaarsvakantie en twee weken meivakantie. Adviesdata bieden scholen de ruimte om in overleg (vooral ook met ouders) tot de voor hen beste afwegingen te komen.

Tot slot

De bevindingen en aanbevelingen van het impact assessment zijn besproken met betrokken partijen, waaronder de PO-Raad, de VO-raad en Ouders & Onderwijs. Hieruit kwam naar voren dat men zich kan vinden in de aanbeveling van de onderzoekers om naast de, door de overheid vastgestelde, vaste week meivakantie, adviesdata te geven voor een facultatieve tweede week meivakantie. De praktijk leert dat het overgrote deel van de scholen de adviesdata voor tussentijdse vakanties aanhoudt.

Ik ben ervan overtuigd dat hiermee een reëel probleem van een substantieel aantal ouders wordt opgelost op een manier die recht doet aan en ruimte laat voor professionele en schooleigen keuzes ten aanzien van de planning van de onderwijstijd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Het wettelijke maximale aantal vakantiedagen in het voortgezet onderwijs is 55 dagen per jaar (Inrichtingsbesluit W.V.O, art. 16.1). Daarvan zijn nu 45 dagen centraal vastgesteld en dus verplicht voor alle scholen: zes weken zomervakantie, twee weken kerstvakantie en één week meivakantie. Voor de herfst- en voorjaarsvakantie (de overige twee vakantieweken) worden adviesdata gegeven. Daarnaast zijn er in het vo nog twaalf voor leerlingen roostervrije dagen die door het jaar heen ingepland mogen worden (waarvan er veelal circa zes rondom de zomervakantie vallen).

Naar boven