31 293 Primair Onderwijs

Nr. 330 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2016

Op woensdag 18 mei jongstleden heb ik met uw Kamer een Algemeen Overleg gevoerd over het vervolg van Onderwijs2032 (Kamerstuk 31 293, nr. 328). Tijdens dit overleg heb ik aan het lid Van Meenen (D66) toegezegd een schriftelijke reactie te geven op een artikel in de Correspondent getiteld «Reconstructie Onderwijs2032». Daarnaast zal ik op verzoek van het lid Rog (CDA) ingaan op een onderzoek van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) naar de effectiviteit van computers in collegezalen. Tenslotte heb ik toegezegd in te gaan op de wijze waarop een aantal aan curriculumontwikkeling verwante thema’s meegenomen wordt in de verdiepingsfase.1

1. Een dialoog als basis voor de herijking

In de Correspondent verscheen een aantal weken geleden een artikel met daarin een reconstructie van het proces van Onderwijs2032. De strekking van dit artikel is dat de uitkomsten van de dialoog in het kader van Onderwijs2032 «ruim daarvoor [waren] geschetst door adviesorganen van het ministerie». In het artikel wordt de indruk gewekt dat er tijdens de dialoog wel kon worden meegedacht, maar dat er niets is gedaan met de bijdragen die werden geleverd. Ik herken mij niet in dit beeld.

In november 2014 kondigde ik met de brief «Toekomstgericht funderend onderwijs» een herijking van het curriculum in het primair en voortgezet onderwijs aan (Kamerstuk 31 293, nr. 226). Aanleiding voor deze herijking waren aanbevelingen van de Onderwijsraad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid om een dialoog te voeren over de inhoud van het onderwijs. De Stichting Leeplanontwikkeling (SLO) – die een wettelijke taak heeft om te adviseren over leerplanontwikkeling – maakte op mijn verzoek over dit thema een analyse van uitdagingen en knelpunten in beleid en praktijk.

Om deze dialoog vorm te geven is begin vorig jaar een onafhankelijk platform in het leven geroepen met een diverse samenstelling, van leraren tot het bedrijfsleven. Dit platform kreeg de opdracht mee om op basis van een brede maatschappelijke dialoog, wetenschappelijke inzichten en internationale vergelijkingen tot een samenhangende en gedragen visie op een toekomstgericht curriculum voor het funderend onderwijs te komen. De hoofdlijnen van de opdracht aan het platform heb ik met uw Kamer besproken in het Algemeen Overleg op 15 januari 2015 (Kamerstuk 31 293, nr. 245).

Het platform heeft op allerlei manieren input ontvangen en meegenomen in het eindadvies. Voorafgaand aan de start van Onderwijs2032 heb ik op meerdere momenten met uw Kamer gesproken over het curriculum van het funderend onderwijs. Daarbij werd door verschillende Kamerleden – mede naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen – aandacht gevraagd voor thema’s als burgerschap, ICT, ondernemerschap en cultuuronderwijs. Tijdens de dialoog in het kader van Onderwijs2032 hebben allerlei belangstellenden en belanghebbenden – van leraren tot wetenschappers, van leerlingen tot ondernemers – hun bijdrage geleverd. Adviesorganen als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vroegen onder andere aandacht voor het belang van «21ste eeuwse vaardigheden». De Sociaal Economische Raad (SER) bracht vorig jaar een adviesbrief uit over de uitdagingen voor het curriculum van het funderend onderwijs.

Het platform heeft al deze inzichten, ook die van de genoemde adviesorganen – die opereren op het snijvlak tussen wetenschap, beleid en praktijk – een plek gegeven in de dialoog. Dat de inzichten van deze adviesorganen deels terugkomen in het eindadvies, bevestigt naar mijn idee dat er door het platform op een zorgvuldige manier is gekeken naar de maatschappelijke, de wetenschappelijke en de internationale context.

2. ICT als middel, niet als doel

Op 11 mei jongstleden publiceerde The Guardian op zijn website een artikel waarin – verwijzend naar een publicatie van MIT – wordt geconcludeerd dat laptops en tablets een negatief effect hebben op de leerprestaties van leerlingen. Uit het MIT-onderzoek bleek dat studenten die geen laptops en tablets mochten gebruiken tijdens college, beter scoorden op hun examens. Studenten zouden door de aanwezigheid van het apparaat te veel afgeleid worden, waardoor de resultaten afnemen. Eerder onderzoek van de OECD gaf vergelijkbare inzichten.2

Het MIT heeft in haar onderzoek gekeken naar studenten die de apparaten gebruiken om aantekeningen te maken en achtergrondinformatie op te zoeken op internet. Moderne leermiddelen worden echter ook breder benut door leraren en leerlingen. De opbrengst van het gebruik van ICT is afhankelijk van de manier waarop deze ingezet worden in de klas. Het is ook mogelijk dat moderne leermiddelen de leerprestaties van leerlingen verbeteren. Voorbeelden van een effectieve inzet van ICT zijn adaptieve leermiddelen, waarbij de opgaven zich aan het niveau van de leerling aanpassen, op basis van eerder gemaakte opgaven.

Leraren hebben bij dergelijke leermiddelen vaak de beschikking over een dashboard waarop zij direct kunnen zien wat de leervorderingen van hun leerlingen zijn. Dit maakt differentiëren in de klas makkelijker. Doordat opgaven automatisch worden nagekeken, houdt de leraar bovendien meer tijd over voor de interactie met de leerlingen. Dat de inzet van leermiddelen in deze vorm een positief resultaat heeft, blijkt bijvoorbeeld uit recent onderzoek door de Radboud Universiteit en de Universiteit Twente.3

Ik concludeer hieruit dat het belangrijk is dat scholen goed nadenken over hoe zij ICT en digitale leermiddelen willen inzetten in het leerproces van hun leerlingen. Door onderzoek weten we steeds beter wat wel en niet werkt. Deze inzichten helpen scholen bij het maken van keuzes in de toepassing van moderne leermiddelen.

3. Aandachtspunten van uw Kamer bij de verdiepingsfase

Ten slotte wil ik ingaan op de aandachtspunten die uw Kamer mij heeft meegegeven bij de inrichting van de verdiepingsfase van Onderwijs2032. In mijn brief van 22 april heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 31 293, nr. 311). Deze fase is bedoeld om het advies van het platform te verdiepen en de betrokkenheid van leraren bij de herijking van het curriculum te vergroten. De Onderwijscoöperatie organiseert hiervoor een dialoog onder leraren over het eindadvies van platform Onderwijs2032. Hierbij is de vraag aan de orde op welke wijze leraren invulling en uitvoering willen geven aan het curriculum. Ik heb met de Onderwijscoöperatie afgesproken dat zij in de dialoog zoveel mogelijk verschillende leraren (sector, leeftijd, vakgebied) zullen betrekken, ook de leraren die niet aangesloten zijn bij een van de lidorganisaties.

Daarnaast start een breed samengestelde regiegroep samen met vertegenwoordigers uit het onderwijsveld, leerlingen en ouders een inhoudelijke verdieping van het advies.4 De vraag die in de regiegroep centraal staat is wat het advies betekent voor de onderwijspraktijk. Mede op verzoek van de leden Bisschop (SGP) en Ypma (PvdA) heb ik in een overleg met deze regiegroep het belang van betrokkenheid van leraren tijdens de verdiepingsfase benadrukt. Curriculumontwikkeling is echter niet alleen voorbehouden aan leraren. Andere belanghebbenden hebben hierin ook een belangrijke rol. Ik deel daarom de opvatting van de leden Straus (VVD) en Bruins (CU) dat ook het bedrijfsleven moet worden betrokken in het proces. Ook deze wens heb ik meegegeven aan de regiegroep. In dit kader kunnen goede lessen getrokken worden uit de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s binnen het vmbo. Om te komen tot een vernieuwd vmbo dat aansluit bij de beroepspraktijk, is al ervaring opgedaan met het samenbrengen van vmbo-scholen en het regionale bedrijfsleven.

Tijdens het Algemeen Overleg van 18 mei (Kamerstuk 31 293, nr. 328) vroegen verschillende leden van uw Kamer tevens aandacht voor thema’s die samenhangen met de herijking van het curriculum.

Zo heeft de heer Grashoff (GroenLinks) aandacht gevraagd voor methodiekontwikkeling en de heer Rog (CDA) voor de effectiviteit en het draagvlak voor toetsing. Het herijkte curriculum zal – naast in kerndoelen en eindtermen – uiteindelijk ook in leermiddelen en toetsing tot uiting moeten komen. Ik hecht er echter aan dat het zwaartepunt tijdens de verdiepingsfase ligt op de inhoudelijke vormgeving van het nieuwe curriculum. Pas nadat we vastgesteld hebben wat wij onze leerlingen willen leren, kunnen we besluiten nemen over hoe we dat gaan toetsen of hoe de methodiekontwikkeling hiervoor eruit gaat zien. Aan de Onderwijsraad heb ik gevraagd om in 2017 te adviseren over thema’s die verband houden met curriculumontwikkeling, zoals doorlopende leerlijnen, toetsing en examens.

Aan de regiegroep heb ik – mede naar aanleiding van het verzoek van de heer Rog – gevraagd om in de eindrapportage wetenschappelijke inzichten te betrekken, bijvoorbeeld op het gebied van effectief leren. Om de verdiepingsfase te organiseren en daarbij vooral leraren te betrekken zal ik circa € 550.000 subsidie aan de Onderwijscoöperatie verstrekken. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie Grashoff.5

4. Tot slot

Om het curriculum daadwerkelijk toekomstgericht te maken is het essentieel dat leraren en scholen er in de praktijk mee uit de voeten kunnen. Om die reden is een zorgvuldig proces en een grote betrokkenheid van leraren cruciaal. Ik ben daarom van mening dat deze verdiepingsfase noodzakelijk is, evenals de brede steun voor deze vernieuwing in uw Kamer. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de Onderwijscoöperatie en de regiegroep erin zullen slagen om het advies van het platform te verdiepen en zie ernaar uit om daarna met uw Kamer in gesprek te gaan over het vervolg.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Johannes Visser, «Reconstructie Onderwijs2032, een schoolvoorbeeld van schijninspraak», De Correspondent; 18 mei 2016.

Susan Carter, Kyle Greenberg en Michael Powell, «The Impact of Computer Usage on Academic Performance: Evidence from a Randomized Trial at the United States Military Academy», MIT; maart 2016.

X Noot
2

OECD, «Students, computers and learning: making the connection», september 2015.

X Noot
4

Samengesteld vanuit de onderwijssector: PO-Raad, VO-raad, AVS, Onderwijscoöperatie, LAKS, Ouders & Onderwijs.

X Noot
5

Kamerstuk 31 293, nr. 317.

Naar boven