31 293 Primair Onderwijs

Nr. 144 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 juni 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 januari 2012 over het Bestuursakkoord Primair Onderwijs: «Impuls opbrengstgericht werken en professionalisering 2012–2015» (Kamerstuk 31 293, nr. 132).

Bij brief van 5 juni 2012 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen uit de fracties

 
     

1.

Inleiding

 

2.

Het Bestuursakkoord Primair Onderwijs: «Impuls opbrengstgericht werken en professionalisering 2012–2015»

 
     

II.

Reactie van de minister

 

I. Vragen en opmerkingen uit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Bestuursakkoord Primair Onderwijs dat de minister en staatssecretaris met de PO-Raad hebben afgesloten. De actieplannen «Basis voor presteren» en «Leraar 2020 – een krachtig beroep!» zijn met steun van de voornoemde leden voor het zomerreces van 2011 door de Kamer aangenomen. Dat er nu concrete afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van de doelstellingen uit genoemde actieplannen verwelkomen deze leden dan ook. De ambitieuze streefdoelen en minimumkwaliteitseisen uit genoemde actieplannen zorgen ervoor dat ook in het basisonderwijs het ambitieniveau omhoog gaat. Genoemde leden zien aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het bestuursakkoord met het gevoel dat het een onafgerond verhaal betreft. Met veel van de vastgelegde prestaties kunnen deze leden instemmen. Zij vinden het goed dat het onderwijsveld en de minister samen afspraken maken over de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Wel betreuren de genoemde leden het dat een aantal belangrijke zaken ongeregeld blijven.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de regering met betrekking tot het Bestuursakkoord Primair Onderwijs. De leden achten professionalisering van zowel leerkrachten als management een belangrijke stap in het terugdraaien van de jarenlange afbraak van het Nederlandse onderwijs. De gezette koers door middel van de kwaliteitsagenda zoals nu geeft hoop.

De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van de brief van de minister over het gesloten bestuursakkoord met het primair onderwijs. Hieruit blijkt het draagvlak van het veld voor het beleid van dit kabinet ten aanzien van de te realiseren ambities. Ook de wijze waarop dit bestuursakkoord is vormgegeven spreekt deze leden zeer aan. Het spreekt het vertrouwen uit dat scholen de verantwoordelijkheid nemen om zelf in te vullen op welke wijze zij de extra middelen inzetten om de afgesproken ambities te realiseren. Voor de genoemde leden geldt dat er in het onderwijs uit moet worden gegaan van vertrouwen en verantwoordelijkheid en niet alleen maar van wetten en wantrouwen. De overheid bepaalt het «wat» en de school het «hoe». Wel willen deze leden nogmaals gezegd hebben dat, alhoewel zij het ambitieniveau van dit bestuursakkoord onderschrijven, zij beducht zijn voor verenging van de taak van het onderwijs naar alleen het bijbrengen van cognitieve vaardigheden. Naar de mening van de voornoemde leden hebben de scholen een bredere opdracht, waarbij ook de vormende taak van groot belang is ter voorbereiding op participatie in de maatschappij. Natuurlijk bestaat een groot deel van het curriculum uit zaken die bij deze vormende taak behoren, maar dat voorkomt niet dat scholen steeds meer hun aandacht zullen richten op vakken waarop ze worden afgerekend en financieel beloond worden. Gaarne een toelichting hoe ook het belang van deze vormende taak behouden blijft voor het onderwijs. Wel hebben de leden nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012–2015.

2. Het Bestuursakkoord Primair Onderwijs: «Impuls opbrengstgericht werken en professionalisering 2012-2015»

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het bestuursakkoord afspraken zijn gemaakt over het realiseren van doelstellingen uit de actieplannen «Basis voor presteren» en «Leraar 2020 – een krachtig beroep!». Wie controleert de uitvoering van die afspraken, zo vragen de genoemde leden. Gebeurt dat door middel van het reeds aangekondigde onderzoek door een onafhankelijk onderzoeksbureau en zo ja, wie draagt de kosten daarvan? In het actieplan «Basis voor presteren» is aangekondigd dat het kabinet meer financiële bevoegdheden bij de scholen en schoolbesturen wil neerleggen. Ondermeer daarom wordt gestart met een onderzoek naar de wenselijkheid de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud van onderwijshuisvesting over te hevelen van de gemeenten naar de schoolbesturen. Hoe wordt in dat onderzoek de motie van het lid Beertema inzake het huisvestingsbudget1 betrokken, zo vragen de voornoemde leden. Graag ontvangen de leden informatie over de huidige stand van zaken van het decentralisatieconvenant. In het bestuursakkoord wordt expliciet verwezen naar ouderbetrokkenheid en de bijdrage die ouders (geacht worden te) leveren bij het onderwijs van hun kinderen. In 2015 moet 60% van de scholen ouders actief betrekken bij de ontwikkeling van leerprestaties van hun kinderen. Wat houdt genoemde betrokkenheid naar de mening van de minister in concreto in, zo vragen de leden. Tot slot verzoeken zij de minister en staatssecretaris om in de toekomst in plaats van «midterm review»«tussentijdse evaluatie» te hanteren.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat 84% van de ledenvergadering van de PO- raad bij de algemene ledenvergadering op 12 januari 2012 voor het bestuursakkoord heeft gestemd. Toch blijkt uit de diverse persberichten en reacties van de leden dat ook zij nog een aantal kanttekeningen hebben bij het akkoord. Zij geven bijvoorbeeld aan dat zij het geld dat beschikbaar is gesteld voor prestatiebeloning liever inzetten om de gevolgen van eerdere en andere bezuinigingen te verzachten.

In de brief van 12 maart 20122 van het VKO3 en de Besturenraad laten deze organisaties weten dat dit akkoord schoolbesturen meer ruimte geeft voor het maken van eigen keuzes. «Een groot aantal Haagse hobby’s in de vorm van losse subsidiestromen gaat door deze wijziging op de helling». Zij vragen of de minister een volledig overzicht kan geven van alle «Haagse hobby’s » die na het sluiten van dit akkoord aan de kant geschoven kunnen worden. Kan de minister per hobby aangeven waarom zij niet meer hecht aan geoormerkt budget? Graag krijgen deze leden een toelichting.

Over het lot van de kinderen die speciale zorg en aandacht nodig hebben in het onderwijs worden geen harde afspraken gemaakt. Ook worden er geen concrete doelen en percentages genoemd. De voornoemde leden betreuren dit. Juist voor het onderwijs aan deze kwetsbare groep kinderen zijn goede afspraken met het veld van groot belang. Zij vragen waarom de minister geen concrete afspraken heeft gemaakt met het veld. Kan de minister alsnog aangeven welke doelen zij zich stelt? Om de doelen uit het akkoord te verwezenlijken, ontvangen de schoolbesturen extra geld. In de komende jaren ontvangen schoolbesturen in totaal ruim € 600 miljoen. Het gaat om € 130 miljoen in 2012, oplopend tot € 150 miljoen in 2015. Heeft de minister zich, door het sluiten van dit akkoord en deze financiële afspraken, erop vastgelegd om bij volgende bezuinigingsrondes in de toekomst niet meer aan het budget voor het PO4 te tornen, zo vragen de leden. Graag krijgen zij een toelichting op dit punt.

Ten slotte, met betrekking tot de invoering van prestatiebeloning, hebben deze leden nog een enkele opmerking. Zij vragen of het bericht klopt dat de PO-raad ook na de ondertekening van dit akkoord zich op het standpunt stelt dat zij geen geld uitgeven aan de invoering van en/of experimenten met prestatiebeloning. Zo ja, betekent dit dat de plannen met betrekking tot de prestatiebeloning tot na 2015 worden opgeschort? Graag een toelichting op dit punt. De leden zijn het eens met deze stellingname en zouden uitstel en/of afstel op dit punt van harte toejuichen.

De leden van de PVV-fractie merken op dat, op basis van een landelijke monitor in 2013 (midterm-review) en in 2015, in kaart zal worden gebracht in hoeverre de aanpak van de schoolbesturen de gestelde doelen op landelijk niveau dichterbij brengt. De leden vragen of er ook op gemeenteniveau wordt gekeken naar de gestelde doelen en de te behalen resultaten.

Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie hoe het bedrag van € 130 miljoen in 2012 tot stand is gebracht. Kan per categorie worden aangegeven welke intensiveringen vanuit het regeerakkoord hierbij worden ondergebracht en of er eventueel andere posten zijn die in het bedrag van € 130 miljoen zitten. Zij vragen of hier bijvoorbeeld ook de gelden voor excellentie en zomerscholen in zitten. In het verlengde hiervan vragen deze leden of dit ook betekent dat scholen kunnen besluiten, indien zij bijvoorbeeld al een taalsterke of rekensterke school zijn, de extra middelen voornamelijk in te zetten voor het stimuleren van excellentie bij begaafde kinderen. Valt dit ook binnen de vrijheid voor de school? Zij vragen hoe vrij docenten zijn bij de besteding van deze gelden. Kan worden aangegeven hoeveel extra middelen een gemiddelde school van 200 leerlingen straks te besteden heeft?

Ook vragen de leden of bijvoorbeeld middelen die voorheen waren gereserveerd voor het verstrekken van subsidies, in dit bestuursakkoord zijn opgenomen. Tevens ontvangen zij gaarne toelichting indien dit niet het geval is. Tijdens de begrotingsbehandeling in het najaar van 2011 hebben de voornoemde leden een punt gemaakt van het terugdringen van de ervaren regeldruk voor scholen. Deze leden vinden het een gemiste kans dat de minister in het bestuursakkoord geen afspraken hierover heeft gemaakt met de scholen. Immers, door het terugdringen van de ervaren regeldruk blijft meer tijd over voor het lesgeven en wordt de werkdruk van docenten verlicht. Zij vragen of de minister kan aangeven of zij bereid is hierover alsnog het overleg aan te gaan met de scholen. De genoemde leden onderstrepen het belang van ouderbetrokkenheid. Zij vragen of de minister het met de genoemde leden eens is dat een ouderovereenkomst een goede manier is om afspraken met elkaar te maken: wat verwacht de school van de ouders en wat mag de ouder van de school verwachten. Ten slotte hebben de leden nog een vraag over het naleven van de afspraken. Zij vragen op basis van welke indicatoren te zijner tijd wordt geconcludeerd dat de scholen zich houden aan de afspraken. De minister spreekt van aanvullende voorwaarden indien de prestatie-afspraken niet gehaald zijn. Deze leden vragen aan welke aanvullende voorwaarden zij dan denkt.

De leden van de SP-fractie willen weten waarom werknemers niet betrokken zijn bij de totstandkoming van het akkoord. Alleen door ook hen te betrekken kan er sprake zijn van een breed gedragen akkoord. Zij vragen hoe de minister voor draagvlak zorgt nu het een eenzijdig akkoord is van werkgevers. Via de prestatiebox wordt geld uitgekeerd aan de hand van afspraken tussen het primair onderwijs en het kabinet. De prestaties worden in 2013 bekeken. Wat als het primair onderwijs daar niet aan voldoet, zo vragen de genoemde leden. Krijgt ze dan geen geld meer? De genoemde leden vragen hoe hard de afspraken zijn in deze prestatiebox. Het bestuursakkoord spreekt over experimenten met prestatiebeloning. De leden vragen hoeveel draagvlak er volgens de minister is onder leraren en schoolleiders voor prestatiebeloning. Hoeveel is dat onder schoolbesturen? In het bestuursakkoord van het voortgezet onderwijs zijn indicatoren genoemd voor prestatiebeloning. Zij vragen waarom deze niet genoemd staan in het bestuursakkoord primair onderwijs. Welke indicatoren worden gebruikt bij het invoeren van prestatiebeloning? De voornoemde leden vinden de experimenten voor prestatiebeloning weggegooid geld, dat beter besteed kan worden om de bezuinigingen op passend onderwijs ongedaan te maken. Zij vragen of de minister weet dat veruit de meeste mensen in het onderwijs deze mening delen. Waarom handelt zij hier niet naar, zo vragen deze leden. Dat de PO-Raad toch akkoord gaat met experimenten met prestatiebeloning geeft volgens de leden aan dat zij niet spreken namens de sector primair onderwijs, maar slechts namens een aantal besturen in het primair onderwijs. Zij vragen of de minister deze opvatting deelt. Onlangs verscheen een onderzoek van onderwijsonderzoeksbureau DUO over werkdruk in het onderwijs. 92% van de docenten in het primair onderwijs geeft aan niet tevreden te zijn over de kwaliteit van het onderwijs, vanwege de werkdruk. De genoemde leden vragen hoe de werkdruk wordt verlicht in het primair onderwijs. Er is in 2012 € 42 miljoen euro beschikbaar voor professionalisering, daarna is dat € 70,1 miljoen. Zij vragen welke garantie werknemers hebben dat dit geld ook daadwerkelijk wordt uitgegeven aan professionalisering. Welke invloed kunnen zij hierop uitoefenen, aangezien er geen instemmingsrecht van de medezeggenschapsraad bestaat op de begroting van een schoolbestuur. De genoemde leden vragen hoe de minister voorkomt dat dit geld opgaat aan onderhoud, aangezien de materiële bekostiging nog altijd achterloopt bij de feitelijke kosten hiervoor. Ten slotte vragen de voornoemde leden hoe werknemers dit weglekken van hun geld kunnen voorkomen.

II. Reactie van de minister

Voorafgaand aan de beantwoording van de vragen van de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dank ik hen voor de getoonde betrokkenheid en voor de positieve reacties van de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie en de CDA-fractie.

Het bestuursakkoord is één van de centrale elementen bij de uitvoering van de actieplannen «Basis voor Presteren» en «Leraar 2020- een krachtig beroep!». De prestatiebox biedt schoolbesturen aanvullende financiële ruimte om de geformuleerde ambities te realiseren. Schoolbesturen en scholen kunnen via het ondersteuningprogramma «School aan Zet» kosteloos advies krijgen over het vertalen van de landelijke ambities en prioriteiten naar doelen die passen bij de wensen en mogelijkheden van hun scholen.

Het doet me deugd met u van gedachten te wisselen over deze aanpak, zoals beschreven in het actieplan «Basis voor Presteren», waarbij schoolbesturen en scholen nadrukkelijk in positie worden gebracht om hun rol als verantwoordelijke voor de onderwijskwaliteit, waar te maken.

De vragen overlappen op sommige punten. Voor de helderheid zal ik de vragen beantwoorden per thema. Daarbij onderscheid ik de thema’s vormende taak van het onderwijs, werkwijze van het bestuursakkoord en de prestatiebox, leerlingen die zorg nodig hebben, ouderbetrokkenheid, prestatiebeloning, en tot slot vragen over onderwijshuisvesting en regeldruk/werkdruk.

De vormende taak van het onderwijs

Onderwijs gaat over meer dan taal en rekenen en andere cognitieve vaardigheden. Ik ben blij dat de CDA-fractie mijn standpunt hierin, zoals ik het ook beschreef in het Actieplan Basis voor Presteren, onderschrijft. Het bestuursakkoord ondersteunt scholen en schoolbesturen bij het vormgeven aan hun brede opdracht.

Kinderen leren, tijdens een belangrijk deel van hun jeugd, samen met andere kinderen in de klas en op school met elkaar samen te werken, ze ontdekken wie ze zijn en wat de waarde is van kennis. Dat zijn cruciale elementen van de brede maatschappelijke opdracht van het primair onderwijs. Scholen verdienen de ruimte om passend bij hun missie en visie invulling te geven aan de brede vormende functie. De overheid geeft daarbij richting en ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van kerndoelen, die te maken hebben met de brede vormende functie, zoals zelfredzaamheid in sociaal opzicht, respect voor waarden en normen.

Daarbij besteed ik speciale aandacht aan taal en rekenen. Deze vakken bepalen voor een groot deel het succes in de verdere schoolloopbaan. De beheersing van deze basisvaardigheden is ook een voorwaarde om in brede zin kennis op te doen en tot brede vorming te komen. Taal en rekenen zijn als het ware de zuurstof van het onderwijs.

In het bestuursakkoord staat opbrengstgericht werken en professionalisering «in de volle breedte» van het onderwijs centraal. Een kwalitatief goed georganiseerde school, met een heldere visie, concrete doelen en professionele leerkrachten draagt niet alleen bij aan betere taal- en rekenprestaties, maar ook aan bijvoorbeeld de sociaal-emotionele vaardigheden en het overbrengen van waarden en normen. Een goede voorbeeldwerking maakt daar onderdeel van uit. Ouders hebben hierin bovendien een belangrijke rol, waar ik later in dit verslag uitgebreider op terugkom. In de praktijk ervaren scholen die gericht aan ambitieuze leerresultaten werken met leerlingen, beduidend minder gedragsproblemen, doordat leerlingen weten waar ze aan toe zijn en wat er van hen wordt verwacht5. Het is dus niet óf opbrengstgericht werken, óf brede, sociale vorming. Deze twee elementen van het onderwijs kunnen elkaar juist versterken.

Het Bestuursakkoord Primair Onderwijs draagt er aan bij dat scholen hun brede opdracht goed kunnen volbrengen. Schoolbesturen en scholen bepalen zelf op basis van hun eigen visie op onderwijs en hun eigen missie, welke kwaliteitsaspecten voor hen belangrijk zijn. Daardoor ontstaat ruimte voor een eigen invulling van het onderwijs, en voor eigen accenten, juist in de brede vorming van leerlingen.

Werkwijze bestuursakkoord en prestatiebox

Ruimte voor maatwerk

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er niet meer wordt gehecht aan een geoormerkt budget. De leden van de CDA-fractie vragen welke ruimte scholen en docenten hebben om eigen prioriteiten te stellen bij het realiseren van de landelijke ambities.

Door dit bestuursakkoord zijn schoolbesturen en scholen aan zet. Zij krijgen de ruimte en verantwoordelijkheid om de landelijke ambities van de overheid en de sector, zoals geformuleerd in het bestuursakkoord, te vertalen naar ambitieuze doelstellingen voor de eigen scholen, aansluitend bij de eigen visie en missie. Door deze aanpak kan optimaal worden aangesloten bij de behoeften van de leerlingen op elke school en de specifieke situatie en achtergrond van scholen.

In het verleden zijn voor taal en rekenen en voor excellentie aparte subsidieregelingen gestart, met aparte aanvraag- en verantwoordingsprocedures. Scholen en besturen konden daardoor deelnemen aan een landelijk geregisseerd programma. Dat is nu anders. Scholen en schoolbesturen kunnen binnen de kaders van het bestuursakkoord en de regeling prestatiebox zelf prioriteiten stellen in hun doelen en aanpak. Leraren kunnen daarover het gesprek met hun schoolleider en bestuur voeren. Wanneer een school al sterk is in opbrengstgericht werken, kan het bestuur bijvoorbeeld inzetten op een versterking van het aanbod voor cognitief talentvolle leerlingen. Daarbij hebben we met de sector afspraken gemaakt over het ambitieniveau voor deze thema’s.

Het bestuursakkoord gaat uit van vertrouwen en ruimte, maar is niet vrijblijvend. Alle schoolbesturen ontvangen middelen voor professionalisering via de prestatiebox, die zij met bestedingsvrijheid kunnen inzetten. Hierbij is het uitgangspunt dat besturen middelen uit de reguliere lumpsum besteden aan de ambities uit het bestuursakkoord en dat de inzet uit de lumpsum wordt versterkt met de extra middelen uit het regeerakkoord. Schoolbesturen verantwoorden zich jaarlijks over de gerealiseerde doelstellingen en de inzet daarvoor van prestatiebox en lumpsum in hun jaarverslag, ook richting de medezeggenschapsraad, ouders en andere betrokkenen.

Schoolbesturen en scholen kunnen bij het vertalen van de landelijke ambities naar doelen voor de eigen scholen kosteloos advies vragen bij de experts van School aan Zet. Dit programma heb ik laten inrichten speciaal om scholen en schoolbesturen te ondersteunen bij het stellen van passende doelen en ambities en kiezen voor een geschikte aanpak, ook door te leren van elkaar. De experts van School aan Zet beschikken over veel deskundigheid en ervaring op het vlak van opbrengstgericht werken, professionalisering in het omgaan met verschillen, hrm-beleid, excellentie en wetenschap en techniek.

Monitor

De leden van de VVD-fractie vragen wie de uitvoering van de afspraken controleert. Een landelijke monitor door een onafhankelijk bureau brengt, zoals beschreven in het bestuursakkoord, in kaart wat de vorderingen zijn op de afgesproken indicatoren. Dit gebeurt in opdracht en op kosten van OCW. Uitgangspunt daarbij is een minimum aan administratieve lasten. De monitor gaat ook in op de inspanningen van schoolbesturen en de besteding van de prestatiebox en lumpsum in het kader van het bestuursakkoord. Over de voortgang van de uitwerking van het bestuursakkoord informeren de staatssecretaris van OCW en ik uw Kamer. De eerste rapportage ontvangt u bij de begrotingsbehandeling in het najaar van 2012.

De leden van de PVV-fractie vragen of er ook op gemeenteniveau wordt gekeken naar de gestelde doelen. Omdat dit bestuursakkoord gaat over schoolbesturen en scholen zal de monitor, die op landelijk niveau plaatsvindt, gericht zijn op de voortgang bij schoolbesturen en scholen en niet op gemeenten. In aanvulling op de bestuursafspraak met de PO-Raad heb ik overigens, zoals u bekend is, bestuurlijke afspraken gemaakt met de G4/G33 over het effectief benutten van extra leertijd voor jonge leerlingen (kamerstukken II 2011/2012, 31 293 nr. 136). De voortgang hiervan zal op het niveau van gemeenten in kaart worden gebracht.

Tussentijdse evaluatie

De leden van de CDA-fractie vragen op basis van welke indicatoren te zijner tijd wordt geconcludeerd dat scholen goed aan de slag zijn gegaan met de afspraken. Ook vragen zij aan welke aanvullende voorwaarde ik denk wanneer scholen de beoogde resultaten niet halen. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie naar de hardheid van de afspraken. Zij vragen ook of het primair onderwijs geen geld meer krijgt als het niet aan de afspraken voldoet.

Na de zomer van 2013 zal OCW een tussenevaluatie uitvoeren. Voor alle in het bestuursakkoord geformuleerde ambities (te vinden in het schema in de bijlage van het bestuursakkoord) zullen we nagaan in hoeverre de tussendoelen voor 2013 zijn gehaald. Daarbij brengen we ook in kaart in hoeverre schoolbesturen ambities en concrete doelen voor hun eigen situatie hebben geformuleerd, of die zijn omgezet in (financiële) inspanningen en activiteiten en welke beweging zichtbaar is.

Uit de uitkomsten van onder andere deze tussenevaluatie kunnen consequenties getrokken worden voor de wijze waarop de middelen uit de prestatiebox vanaf 2014 beschikbaar zullen worden gesteld. De besluitvorming hierover zal te zijner tijd plaatsvinden door een nieuw kabinet.

Schoolbesturen en scholen zullen dus in actie moeten komen. Er kunnen vanaf 2013 bijvoorbeeld, bij onvoldoende voortgang, aanvullende voorwaarden worden verbonden aan de besteding van de gelden van de prestatiebox qua thema’s, prioritering of aan de wijze verslaglegging. Daarnaast kan de ondersteuning voor scholen worden geïntensiveerd. Een nieuw kabinet zal zich hierover buigen.

Sowieso ontvangen schoolbesturen en scholen, los van hun prestaties, lumpsumbekostiging, ten bedrage van landelijk ruim € 9 miljard per jaar. Deze bekostiging is onafhankelijk van de prestaties die schoolbesturen en scholen leveren in het kader van het bestuursakkoord. Inhoudelijk gaan de gemaakte afspraken over de kern van het onderwijs, dus is wel het uitgangspunt dat schoolbesturen ook de lumpsum aanwenden om de gestelde ambities te realiseren.

Tot slot noem ik, zoals de leden van de VVD-fractie verzochten, de «mid-term review» voortaan «tussentijdse evaluatie».

Samenstelling prestatiebox

De leden van de CDA-fractie vragen verder hoe de prestatiebox is gevuld en om welke intensiveringen van het regeerakkoord het hier gaat. Zij vragen ook of er middelen die voorheen waren gereserveerd voor subsidies, in de prestatiebox zijn opgenomen.

Voor het gehele primair onderwijs (inclusief het (voortgezet) speciaal onderwijs) is in 2012 € 132,5 miljoen beschikbaar voor de prestatiebox. Dat bedrag is ten eerste opgebouwd uit intensiveringen van het regeerakkoord. Het gaat om de intensiveringen voor taal en rekenen, hoogbegaafden, toetsing en professionalisering. Deze intensiveringen tellen in 2012 op tot € 83,4 miljoen. Dat wordt aangevuld met € 49,1 miljoen door middelen die voorheen via aparte regelingen werden verstrekt. Het gaat daarbij om de regelingen die gericht waren op het versterken van taal- en rekenonderwijs, bèta/techniekonderwijs en cultuureducatie.

Een gemiddelde school met 200 leerlingen heeft hierdoor vanaf 2012 ruim € 14 000,- per jaar extra te besteden aan kwaliteitsverbetering op de afgesproken speerpunten. De middelen uit het regeerakkoord voor zomerscholen, schakelklassen en vve zijn toegevoegd aan de specifieke uitkering van 37 grote gemeenten. Vanaf 2013 is een beperkt bedrag van de regeerakkoordmiddelen beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van de overige gemeenten.

De leden van de PvdA-fractie vragen om een overzicht van Haagse hobby’s die na het sluiten van dit akkoord aan de kant kunnen worden geschoven en waarom hierbij niet meer wordt gehecht aan een geoormerkt budget. Ik neem afstand van de kwalificatie «Haagse hobby’s» voor inspanningen die door scholen, samen met OCW en andere partijen, worden gepleegd om het onderwijs aan leerlingen te verbeteren. Zoals vermeld zijn voormalige subsidieregelingen nu omgezet in een toekenning van middelen via de prestatiebox. Dit maakt een effectieve aanpak van de verbetering van onderwijskwaliteit mogelijk, die aansluit bij de behoeften van leerlingen en schoolteams.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de mate waarin het geld voor de prestatiebox voor de komende jaren is vastgelegd. De begroting van het ministerie van OCW, waarin deze middelen zijn opgenomen, wordt jaarlijks vastgesteld door uw Kamer. De middelen in de prestatiebox zijn daarom met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud toegekend. Ik hecht net als de PO-Raad veel waarde aan het akkoord zoals dat er nu ligt. Een belangrijk moment om inhoudelijk te bepalen of deze werkwijze doorgezet wordt, is, zoals beschreven, de tussentijdse evaluatie in 2013. Besluitvorming over de inzet daarna is zoals vermeld aan een nieuw kabinet.

Positie werknemers en professionalisering

De leden van de SP-fractie vragen waarom werknemers niet betrokken zijn bij de totstandkoming van het bestuursakkoord en hoe draagvlak kan ontstaan als werknemers niet betrokken zijn. Zij vragen ook welke garantie werknemers hebben dat het beschikbare geld voor professionalisering ook daadwerkelijk daaraan wordt besteed en hoe werknemers daar invloed op uit kunnen oefenen. De leden van de SP-fractie vragen hierover hoe kan worden voorkomen dat dit geld opgaat aan onderhoud en hoe werknemers dit weglekken van geld kunnen voorkomen.

Het bestuursakkoord PO is een bipartiete overeenkomst tussen OCW en de PO-Raad. Reden hiervoor is dat het bestuursakkoord betrekking heeft op een breed scala aan ambities en afspraken (waaronder professionalisering), gericht op verbetering van de onderwijskwaliteit, waarvoor de (eind)verantwoordelijkheid bij werkgevers ligt. Daarnaast is op 27 april 2012 een overeenkomst tussen OCW en de Onderwijscoöperatie getekend. In de Onderwijscoöperatie («van, voor en door de leraar») werkt de beroepsgroep van leraren aan de ontwikkeling van de beroepskwaliteit en de versterking van de positie van de leraar.

Het bestuursakkoord PO gaat over het «wat» en beschrijft bij het onderdeel «professionalisering» consequent over welke onderwerpen de Onderwijscoöperatie en de PO-Raad met elkaar zaken moeten doen als het gaat om het «hoe». Ook in het bestuursakkoord OCW – Onderwijscoöperatie zijn afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de PO-Raad en de Onderwijscoöperatie. Voor het realiseren van de ambities ten aanzien van professionalisering zijn het bestuursakkoord met de PO-Raad en het bestuursakkoord met de Onderwijscoöperatie voor een belangrijk deel dus complementair aan elkaar.

De middelen in de prestatiebox zijn onder meer bedoeld voor verdere professionalisering van leraren. Hiervoor zijn in het bestuursakkoord van OCW met de PO-Raad heldere en concrete doelen afgesproken, gericht op de bekwaamheid van leraren in het omgaan met verschillen en opbrengstgericht werken. De middelen komen daarmee ten goede aan leraren en teams voor wie versterking van de bekwaamheid op deze onderdelen nodig is.

Ik ga ervan uit dat schoolbesturen de afspraken in het bestuursakkoord met betrekking tot professionalisering zelf willen waarmaken. De landelijk geformuleerde ambities in het bestuursakkoord zijn mede gebaseerd op de agenda van de sector primair onderwijs zelf, «In tien jaar naar de top». Schoolbesturen hebben daarnaast onderling in de Code Goed Bestuur afgesproken dat ze hun verantwoordelijkheid nemen opdat de medewerkers zich optimaal kunnen ontwikkelen en onder optimale omstandigheden hun bijdrage aan deze processen kunnen leveren (goed werkgeverschap). Ook is in de Code Goed Bestuur door de sector zelf vastgesteld dat schoolbesturen zich tegenover de medezeggenschapsorganen, personeel en ouders moeten verantwoorden over de uitoefening van hun taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

In de werkwijze met het bestuursakkoord en de prestatiebox wordt op verschillende manieren gestimuleerd dat schoolbesturen hun schoolteams en schooldirecteuren betrekken in het gesprek over doelstellingen en investeringen in professionalisering. Ten eerste hebben alle schoolbesturen een brief van OCW ontvangen met uitleg over het bestuursakkoord. Daarin is aangegeven dat het de bedoeling is dat het schoolbestuur in overleg met werknemers, ouders en andere betrokkenen de landelijk geformuleerde ambities vertaalt naar doelen voor de eigen scholen. Schoolbesturen hebben daar ook zelf alle belang bij, zonder de betrokkenheid van werknemers kunnen zij hun doelen immers niet realiseren. In het bestuursakkoord is eveneens expliciet beschreven dat de verantwoording in het jaarverslag over de behaalde doelen en de inzet daarvoor van prestatiebox en lumpsum ook gericht is op medezeggenschapsraad en andere betrokkenen (in het verlengde van de Code Goed Bestuur).

Tot slot zal ik, zoals aangegeven, de mate waarin besturen en hun scholen met de doelstellingen uit het bestuursakkoord aan de slag gaan nauwgezet volgen. Als tijdens de tussentijdse evaluatie blijkt dat er onvoldoende voortgang wordt geboekt dan kan dit gevolgen hebben voor de wijze waarop en de voorwaarden waaronder middelen uit de prestatiebox beschikbaar worden gesteld. Zoals vermeld: besluitvorming daarover is aan een nieuw kabinet. Ik rapporteer u voor het eerst over de beweging in de sector bij de begrotingsbehandeling 2012. Over de financiële positie in het primair onderwijs en materiële bekostiging verwijs ik overigens naar mijn brief aan uw Kamer d.d. 26 april 2011 (31 293 nr. 100).

Leerlingen die zorg nodig hebben

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de minister geen afspraken heeft gemaakt met het veld over onderwijs aan leerlingen die speciale zorg en aandacht nodig hebben. De afspraken die rond professionalisering zijn gemaakt in het bestuursakkoord, zijn er mede op gericht leraren in het regulier onderwijs beter toe te rusten om te kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas, ook die leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Daarnaast formuleert het bestuursakkoord ook voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) concrete en meetbare doelen waar het gaat om professionalisering van leraren en schoolleiders en om ouderbetrokkenheid. Wat betreft de inhoudelijke ambities gericht op opbrengstgericht werken verwijst het bestuursakkoord naar het wetsvoorstel kwaliteit (v)so en geeft aan dat partijen in het voorjaar in lijn met deze wetgeving nadere afspraken zullen maken. Over opbrengstgericht werken en onderwijsresultaten zijn in het (voortgezet) speciaal onderwijs nog geen betrouwbare gegevens beschikbaar; het wetsvoorstel kwaliteit (v)so biedt voor het eerst een maat om dat ook voor dit type onderwijs te gaan doen. De inspectie vertaalt het wetsvoorstel dan ook in een toetsingskader, dat vanaf 1 augustus 2012, tegelijkertijd met het van kracht worden van het wetsvoorstel van toepassing is op het speciaal onderwijs en een jaar later voor het voortgezet speciaal onderwijs. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel kwaliteit (v)so, dat inmiddels met algemene stemmen door de Tweede Kamer is aangenomen, heb ik u toegezegd dat ik u dit toetsingskader zo snel mogelijk na 1 mei 2012 zal toesturen. Zodra ik dit heb ontvangen, zal ik het u toesturen.

Eén en ander impliceert echter dat inhoudelijke ambities voor het (voortgezet) speciaal onderwijs nog niet op dezelfde manier kunnen worden geformuleerd als voor het primair onderwijs het geval is. Voor de sector van het (voortgezet) speciaal onderwijs is nu allereerst de grootste prioriteit om het wetsvoorstel, met al zijn facetten, te implementeren. De voortgang daarvan en de opbrengsten van het (v)so zal de Inspectie vanaf het najaar 2012 in haar reguliere toezicht bewaken.

De sector stemt in met deze benadering. Inmiddels ben ik met de sector in overleg over een systematisch flankerend beleid voor de implementatie van het wetsvoorstel.

Ouderbetrokkenheid

De leden van de VVD-fractie vragen wat de betrokkenheid van ouders bij de leerprestaties van hun kinderen in concreto inhoudt.

Mijn visie op ouderbetrokkenheid heb ik voor u uiteengezet in de brieven aan uw Kamer d.d. 29 november 2011 (kamerstukken II 2011/2012, 33 000 VIII, 121) en d.d. 3 april 2012 (ons kenmerk 395767).

Ik versta onder ouderbetrokkenheid dat ouders de leerontwikkeling van hun kind volgen, daar thuis ondersteuning aan geven en daarover regelmatig contact met de school hebben waardoor de prestaties van hun kind verbeteren. De school stelt de ouders hiertoe in staat door inzicht te geven in de schoolvorderingen en ontwikkeling van het kind. Daarbij is het van belang dat school en ouders beide hun aandeel nemen in de opvoeding van kinderen en jongeren en hen samen waarden en normen meegeven waardoor de school als gemeenschap wordt versterkt en de school in haar gezagspositie wordt gesteund. Beide aspecten van ouderbetrokkenheid zijn gebaseerd op gelijkwaardig partnerschap van school en ouders. Daarbij zijn ouders het sociale kapitaal van de school. Van mij mag de school daarin iets van ouders verwachten.

Hoe het partnerschap tussen school en ouders het beste vorm kan krijgen, verschilt per sector, per schoolpopulatie, per type ouders, per onderwijsconcept en zelfs per kind. Het is maatwerk waaraan scholen en ouders samen invulling geven. Mijn eigen rol zal daarbij vooral stimulerend en agenderend zijn, bijvoorbeeld door de tour ouderbetrokkenheid die ik door het land maak, het verzamelen en toegankelijk maken van goede voorbeelden, kennisvermeerdering en het verbinden van partners in het onderwijs aan elkaar. Ook heb ik, zoals beschreven in mijn brief hierover van 3 april, afspraken gemaakt met sectorraden, ouderorganisaties en ben ik in gesprek met tal van andere organisaties om het thema partnerschap tussen school en ouders op de agenda te zetten. Ik merk daarvoor veel enthousiasme in het land.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de CDA-fractie over ouderovereenkomsten: ik ben het met hen eens dat een ouderovereenkomst een goede manier is om afspraken met elkaar te maken. Ook ik zie de school-ouderovereenkomst als een waardevol instrument, dat een bijdrage kan leveren aan het versterken van de betrokkenheid tussen scholen en ouders. Met behulp van zo'n overeenkomst kunnen scholen en ouders zichtbaar maken wat zij van elkaar verwachten en komen daardoor met elkaar in gesprek over de rollen en verantwoordelijkheden die zij als partners hebben. Ook de medezeggenschapsraden kunnen een rol van betekenis spelen bij het opstellen van de overeenkomsten. Het gebruik van school-ouderovereenkomsten is een onderdeel van de prestatieafspraken die ik met de ouderorganisaties heb gemaakt. Daarbij is opengelaten wat de inhoud van zo’n overeenkomst is: dat is aan de school en de ouders zelf. Ik zie dit ook niet als een juridisch document. De ouderorganisaties zullen in 2012 op 50 en vervolgens jaarlijks op 100 scholen in PO en VO het gebruik van school-ouderovereenkomsten stimuleren. In het kader van de Wet SLOA heeft het CPS een publicatie opgesteld over school-ouderovereenkomsten, die ook digitaal beschikbaar is en via de website van het CPS gedownload kan worden.

Prestatiebeloning

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de attitude van de PO-Raad ten aanzien van de prestatiebeloning, nu het bestuursakkoord getekend is en of er plannen worden opgeschort. De leden van de SP-fractie vragen naar het draagvlak onder leraren, schoolleiders en besturen voor de prestatiebeloning. Zij vragen of de minister weet dat veruit de meeste mensen in het onderwijs vinden dat het geld voor de prestatiebeloning beter besteed kan worden om de bezuiniging passend onderwijs ongedaan te maken en waarom zij daar niet naar handelt. Ook vragen de leden van de SP-fractie welke indicatoren worden gebruikt bij het invoeren van prestatiebeloning. Zij vragen toelichting over het verschil van het bestuursakkoord primair onderwijs en voortgezet onderwijs op dit punt. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of ik het beeld deel dat de PO-Raad slechts namens enkele besturen spreekt.

In de afgelopen periode is een nieuwe economische en budgettaire situatie ontstaan en heeft het kabinet besloten de middelen voor de (experimenten) prestatiebeloning te herbestemmen. Vanaf 2012 zijn er geen middelen meer gereserveerd voor (experimenten) prestatiebeloning. Daarom heeft de Staatssecretaris op 11 mei 2012 besloten de Regeling prestatiebeloning in het onderwijs in z’n geheel en op korte termijn in te trekken. De schoolbesturen die een aanvraag hebben gedaan zijn hierover recent geïnformeerd.

Voor deze schoolbesturen wordt op korte termijn een tegemoetkomingsregeling gepubliceerd om hen te compenseren voor de gemaakte kosten. Dit betreft een vooraf vastgesteld en gestaffeld bedrag. In de regeling wordt voor de betrokken onderzoekers een aparte voorziening getroffen om hun inzet bij het tot stand komen van de experimentplannen te compenseren. Na het intrekken van de regeling krijgen de schoolbesturen die een aanvraag hebben ingediend formeel bericht. De vragen die de fracties stellen zijn daarmee niet meer van toepassing op de huidige situatie.

Het bestuursakkoord primair onderwijs is overigens aangenomen met 84% van de stemmen van de ledenvergadering van de PO-Raad. Een grote meerderheid van de schoolbesturen is lid van de PO-Raad. Deze leden verzorgen onderwijs aan 90% van de leerlingen in het primair onderwijs. Het beeld dat de PO-Raad slechts namens enkele besturen in het primair onderwijs spreekt, deel ik niet.

Vragen over onderwijshuisvesting en regeldruk

Onderwijshuisvesting

De leden van de VVD-fractie vragen naar het onderzoek over het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud en de huidige stand van zaken van het decentralisatieconvenant. In mijn brief van 16 maart 2012 (Kamerstukken II 2011/2012, 31 289 118), over de onderwijshuisvesting en het gemeentefonds, heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom de onderwijshuisvesting en het voorgenomen traject om de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud voor scholen in het primair onderwijs over te hevelen van de gemeenten naar de schoolbesturen. In die brief geef ik ook mijn reactie op de motie Beertema.

Regeldruk

De leden van de CDA-fractie vragen naar afspraken over het terugdringen van de ervaren regeldruk.

In het bestuursakkoord zijn concrete afspraken gemaakt over het terugdringen van regeldruk. Het gaat hierbij ondermeer om de acties rond de decentralisatie van buitenonderhoud, het vergroten van experimenteerruimte, de verplichte deelname aan het vervangingsfonds en de vereenvoudiging van bekostiging. Daarnaast leidt ook de aanpak met de prestatiebox in combinatie met het bestuursakkoord tot een afname van administratieve lasten omdat hierdoor subsidieregelingen met specifieke verantwoording grotendeels overbodig worden.

Tot slot wordt in het bestuursakkoord een onderzoek aangekondigd naar de wijze waarop de administratieve lasten de komende periode nog verder kunnen worden teruggebracht. De nadruk ligt hierbij op administratieve lasten en regeldruk die door leraren worden ervaren. Als onderdeel van dit onderzoek worden groepen leraren gevraagd welke administratieve lasten en/of regels het meeste ergernis opwekken. Behalve aandacht voor regelgeving vanuit de rijksoverheid zal in het onderzoek ook aandacht zijn voor administratieve lasten vanuit lagere overheden of de schoolorganisatie zelf. Ik verwacht uw Kamer na de zomer te kunnen informeren over de uitkomsten van dit onderzoek. Vervolgens ligt de beslissing voor, in samenspraak met de sectororganisaties, welke maatregelen genomen kunnen worden om de ergernissen weg te nemen.

Werkdruk

De leden van de CDA-fractie vragen naar mijn inzet om via een aanpak van de regeldruk de werkdruk tegen te gaan. Ook de leden van de SP-fractie vragen hoe de werkdruk wordt verlicht in het primair onderwijs.

Uit het door de SP genoemde onderzoek van DUO6 blijkt dat de top drie van factoren die leiden tot werkdruk in het primair onderwijs bestaat uit 1) vergaderen, corrigeren, begeleiden zorgleerlingen en andere niet- lesgevende taken, 2) de ervaren beperkte mogelijkheden voor leraren om de eigen werkzaamheden te kunnen plannen en vormgeven, 3) de wijze waarop op de school wordt leidinggegeven. Het gaat kortom vooral om taken die binnen de school zelf anders georganiseerd kunnen worden. Het is niet aan OCW om op deze punten, die gaan over de inrichting van scholen, te gaan sturen. Over regeldruk die ontstaat door OCW wordt, zoals beschreven, een onderzoek uitgevoerd.

Momenteel wordt door OCW al wel het nodige in gang gezet, om bijvoorbeeld via professionalisering een bijdrage te leveren aan versterking van de grip van leraren op hun werk, wat de ervaren werkdruk kan verminderen. Dat gebeurt langs drie lijnen, namelijk door versterking van: de professionaliteit van leraren (1); het HRM beleid van scholen (2); en door vergroting van de professionele ruimte voor leraren (3). De drie lijnen zijn de drie prioriteiten uit het actieplan «Leraar 2020». Een sterkere professionaliteit en een professionele dialoog stellen leraren in staat om in de gegeven omstandigheden (hoge verwachtingen en een veelheid aan taken) beter om te gaan met werkdruk. Daarnaast wordt momenteel, zoals vermeld, een onderzoek verricht naar de ervaring van regeldruk in het primair onderwijs. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan vragen als «bestaat er een verband tussen «last hebben van regeldruk» en de taakopvatting van leraren?».


X Noot
1

Kamerstuk 32 764, nr. 7.

X Noot
2

Ons kenmerk Parlisnr. 2012Z04853.

X Noot
3

VKO: Vereniging Katholiek Onderwijs.

X Noot
4

PO: Primair Onderwijs.

X Noot
5

Zie bijvoorbeeld de publicatie «Opbrengstgericht werken doe je zo!», 9 schoolportretten, van de PO-Raad, (2009), o.a. hoofdstuk 8.

X Noot
6

DUO Onderwijsonderzoek, Rapportage werkdruk in het primair en voortgezet onderwijs, maart 2012.

Naar boven