31 293 Primair Onderwijs

Nr. 138 NADER VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de brief van 31 augustus 2011 over de stand van zaken inzake de beleidsagenda openbaar onderwijs in het primair onderwijs en het verslag schriftelijk overleg hierover (Kamerstuk 31 293, nrs. 112 en 131). Bij brief van 12 april 2012 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković-van Bemmel

Inhoudsopgave

     

Blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Aangekondigd wetsvoorstel

2

 

Verkenning bestuursvormen

2

 

Samenvattend

2

II

Reactie van de minister

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg over de stand van zaken inzake de beleidsagenda openbaar onderwijs in het primair onderwijs en de brief van de minister van 31 augustus 2011. Zij hebben echter nog wel de behoefte om enkele vragen te stellen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg over de stand van zaken inzake de beleidsagenda openbaar onderwijs in het primair onderwijs en de voorliggende brief van de minister.

Aangekondigd wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over het aangekondigde wetsvoorstel inzake stichting en opheffing van openbare basisscholen. De leden hechten aan een genoegzaam aanbod van openbaar onderwijs, zoals ook in artikel 23 van de Grondwet wordt genoemd. Zij vinden dat er ook bij een juridisch zelfstandig bestuur niet lichtzinnig mag worden overgegaan tot vrijwillige opheffing van openbare scholen, zeker niet als het de laatste openbare school in een woonkern betreft. Een school hoeft naar de mening van deze leden niet te worden opgeheven als de gemeenteraad de school toch in stand wil houden. Hoe wil de minister straks met haar wetsvoorstel nader gestalte geven aan de grondwettelijke eis dat de gemeenteraad verantwoordelijk is voor «een genoegzaam aantal openbare scholen» in de gemeente?

Kunnen de ouders bij opheffing met instemming van de gemeenteraad weer een verzoek tot opneming van een openbare school op het gemeentelijk plan van scholen doen, zo vragen de voornoemde leden.

Verkenning bestuursvormen

De leden van de PVV-fractie kunnen zich niet volledig vinden in de toelichting met betrekking tot een mogelijke nadere verkenning van bestuursvormen voor verzelfstandigd onderwijs en het toezicht door de gemeente. Voor de introductie van de vereniging als bestuursvorm voor het openbaar onderwijs voelt de minister weinig, aangezien VOS/ABB (besturenorganisatie voor het openbaar onderwijs) en VOO (oudervereniging) geen voorstanders zijn en de bereidheid van ouders om actief deel te nemen in verenigingen toch al terugloopt. De leden vragen of er juist niet sprake hoort te zijn van aansporing van ouders omtrent deelname in verenigingen in plaats van de terugloop van ouders te accepteren.

Samenvattend

De leden van de PVV-fractie merken op dat in de beleidsreactie naar aanleiding van de adviezen van de Onderwijsraad en de bijzonder hoogleraren ingegaan zal worden op het meten van de belangstelling van ouders. Toegezegd is deze reactie begin 2012 toe te zenden. De leden vragen wanneer deze reactie aan de Kamer wordt toegezonden.

II Reactie van de minister

Aangekondigd wetsvoorstel

Met de leden van de PvdA-fractie ben ik van mening dat de gemeente haar verantwoordelijkheid voor voldoende openbaar onderwijs altijd moet kunnen waarmaken. Ook onderschrijf ik het standpunt dat een zelfstandig bestuur niet te lichtzinnig mag omgaan met de vrijwillige opheffing. Dit punt kwam ook naar voren in de onlangs gehouden internetconsultatie bij het wetsvoorstel stichten en opheffen openbare scholen en verlenging opheffingstermijn in het primair onderwijs. Naar aanleiding hiervan is het conceptwetsvoorstel aangepast. In eerste instantie zou één overlegmoment tussen gemeente en bevoegd gezag plaatsvinden over de mogelijkheid om de openbare school over te kunnen nemen. In plaats daarvan wordt nu voorgesteld dat een voorgenomen vrijwillige opheffing een (school)jaar van te voren bij de gemeente wordt gemeld. Hierdoor kan de gemeente bezien of zij de school wil overnemen. Als de gemeente uiterlijk 1 februari voorafgaand aan de beoogde sluitingsdatum beslist dat zij de school overneemt, wordt de school aan de gemeente overgedragen. Als de gemeente de school niet wil overnemen of geen besluit neemt dan sluit de school.

Met betrekking tot uw laatste vraag, staat het ouders in alle gevallen vrij om een initiatief in te dienen met als doel een openbare school voor bekostiging in aanmerking te laten brengen.

Verkenning bestuursvormen

Tijdens het overleg heb ik aangegeven bezwaar te hebben tegen de introductie van de vereniging als bestuursvorm voor het openbaar onderwijs in het bestel. Belangrijkste reden is dat de introductie van de vereniging als bestuursvorm op gespannen voet staat met de rol van de overheid ten aanzien van het openbaar onderwijs.

In het verenigingsrecht is vastgelegd dat de algemene ledenvergadering het laatste woord heeft. De wet op het primair onderwijs kent een aantal voorschriften op het punt van bestuur en toezicht op openbaar onderwijs die erop zijn gericht om de overwegende invloed van de overheid op het openbaar onderwijs te garanderen. In de praktijk zal er dus een spanningsveld ontstaan tussen de vereniging, haar leden en de lokale overheid. Het wordt een complexe aangelegenheid om dit in praktische en statutaire zin binnen een vereniging voor openbaar onderwijs goed te regelen. De vraag is of door de vele voorschriften die noodzakelijk zijn om de overwegende overheidsinvloed te waarborgen het doel van een dergelijke maatregel, namelijk het verkleinen van de gepercipieerde afstand tussen bestuur, school en ouders, daadwerkelijk wordt gehaald.

De betrokkenheid van ouders bij de school is van wezenlijk belang voor de brede ontwikkeling van kinderen, én voor de versterking van de gemeenschapsfunctie van de school. Ik ben van mening dat dit nog meer tot uiting komt door de persoonlijke betrokkenheid van ouders bij hun kinderen en het onderwijs dan in formele bestuurlijke verbanden. Zoals u weet zal ik de komende tijd sterk inzetten op versterking van ouderbetrokkenheid. In de brief aan uw Kamer van 3 april 2012 over ouderbetrokkenheid heb ik u geïnformeerd over de voortgang hiervan.

Samenvattend

Zoals u ook zult hebben vernomen, heeft de Onderwijsraad op 5 april 2012 haar advies over artikel 23 van de Grondwet uitgebracht. In de beleidsreactie hierop zal ik ook ingaan op het advies van de bijzonder hoogleraren en het meten van de belangstelling van ouders. Mijn voornemen is om in het najaar van 2012 een uitgebreide beleidsreactie naar de Kamer te sturen.

Naar boven