31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2012

Zoals toegezegd in mijn brief van 1 februari1 jl. ontvangt u hierbij de evaluatie van de Taskforce Zeer Zwakke Scholen zoals die is uitgevoerd door de VO-raad. Op 8 september 2011 heeft de vaste commissie van uw Kamer voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gevraagd om een evaluatie van de Vliegende Brigade (Taskforce) voor zeer zwakke scholen in het primair en voortgezet onderwijs. In mijn brief van februari heb ik u geïnformeerd over de eerste resultaten van de evaluaties van respectievelijk de Vliegende Brigade (PO) en de Taskforce (VO). De evaluatie van de Taskforce is inmiddels afgerond en het eindrapport ontvangt u hierbij2.

Aanpak zzs in VO

Het terugdringen van het aantal zeer zwakke scholen in het funderend onderwijs is al een aantal jaren een prioriteit. In de afgelopen jaren is ook in het voortgezet onderwijs hard gewerkt om het aantal zeer zwakke (en zwakke) scholen te doen afnemen. Zo is het aantal zeer zwakke scholen (afdelingen) in het voortgezet onderwijs tussen 1 januari 2009 en 1 januari 2012 gedaald van 1,9 naar 0,8%.

Sinds 2008 bieden de VO-raad en AOC Raad ondersteuning aan de zeer zwakke scholen. Aanvankelijk door een netwerk voor de zeer zwakke scholen op te richten. Dit netwerk werd in 2009 op mijn verzoek omgezet naar een Steunpunt Zeer Zwakke Scholen. De ondersteuning richtte zich onder meer op de verzameling en uitwisseling van kennis ten aanzien van schoolverbetering. Dit steunpunt werd medio 2010 aangevuld met een Taskforce Zeer Zwakke Scholen voor directe ondersteuning van de betreffende scholen in de vorm van interim- management, procesbegeleiding of een audit. Met ingang van 2012 is een (lichte vorm van) procesbegeleiding ook beschikbaar voor zwakke scholen en scholen waarbij een negatieve ontwikkeling in de opbrengstencijfers zichtbaar is. Dit in het kader van preventie (voorkomen dat scholen afglijden richting de status zwak of zeer zwak). In verband met deze bredere doelgroep is de naam van het project (steunpunt en de taskforce) gewijzigd in «Leren Verbeteren».

Om het ondersteuningsaanbod mogelijk te maken ontvangen de VO-raad en AOC Raad jaarlijks 1,3 miljoen subsidie. De maatwerkbegeleiding op de school is een intensieve en kostbare vorm van ondersteuning. Om te bezien of de middelen het beoogde effect hebben (zorgen dat zeer zwakke scholen snel verbeteren) en wat er mogelijk nog beter kan, heeft de VO-raad onlangs een evaluatie laten uitvoeren naar de ondersteuning die vanuit de taskforce is verleend in het eerste jaar (van medio 2010 tot medio 2011).

Resultaten evaluatie

Het doel van de terugblik is met name houvast te vinden voor de invulling van het ondersteuningsaanbod van de taskforce in de toekomst. Wat zijn de ervaringen geweest, wat werd er gemist en zijn er eventueel suggesties voor verbetering? Uit de evaluatie komt naar voren dat de zeer zwakke scholen die gebruik hebben gemaakt van het ondersteuningsaanbod hier over het algemeen zeer tevreden over zijn. Het onderzoek heeft op 113 scholen de ervaringen met de ondersteuning onderzocht. De geleverde ondersteuning bestond in deze gevallen uit procesbegeleiding, interim-management, advisering over kwaliteitszorg, onderwijskundige ondersteuning of een audit.

Over het geheel genomen zijn de scholen tevreden over de kwaliteit van de begeleiders. Ook over de audits zijn de scholen zeer te spreken. Deze onafhankelijke blik van buiten wordt gezien als een waardevolle interventie. Het ondersteuningaanbod voor (zeer) zwakke scholen in het voortgezet onderwijs zoals dat nu bestaat is volgens de gebruikers zelf compleet. De onderzoekers constateren dat naast deze ondersteuning de onderzochte scholen geregeld gebruik maken van andere vormen van ondersteuning. Het gaat dan om ondersteuning via LPC’s of hoge scholen (vooral gericht op scholing van docententeams). De afstemming tussen de diverse vormen van ondersteuning binnen de school verloopt hierbij naar wens. De constatering dat er tevens gebruik wordt gemaakt van andere vormen van ondersteuning, leidt bij de onderzoekers tot de aanbeveling om in de toekomst ook deze vormen van ondersteuning op te nemen in het aanbod van de VO-raad en OAC Raad. Deze aanbeveling zal ik niet overnemen. Enerzijds omdat de gebruikers aangeven het aanbod compleet te vinden. Anderzijds is de VO-raad geen voor de hand liggende partij om deze ondersteuning, met name gericht op docenten, te verzorgen. Dit blijkt ook uit het feit dat andere (meer geëigende) partijen hierin al voorzien.

Preventie

Naast de acties gericht op een zo snel mogelijke verbetering van zeer zwakke scholen, zet ik ook steeds sterker in op preventie: voorkomen dat scholen als zwak of zeer zwak worden beoordeeld. Hierbij is het van belang besturen ervan te doordringen dat zij eerder moeten ingrijpen om (langdurig) onvoldoende presteren tegen te gaan. De inspectie wijst de besturen met ingang van schooljaar 2011–2012 al na één jaar onvoldoende of dalende opbrengsten op die negatieve ontwikkeling van de opbrengsten. Indien de opbrengsten ook het daarop volgende jaar onvoldoende zijn volgt een formele waarschuwing. Daarbij wordt het bestuur aangespoord een verbeterplan op te stellen. Als de opbrengsten vervolgens nog een jaar ontoereikend blijken, volgt het kwaliteitsonderzoek en mogelijk de status «zeer zwak». Met deze nieuwe werkwijze gaat het verbeterproces een jaar eerder van start. Idealiter leidt het verbetertraject er toe dat de school in kwestie de resultaten tijdig weet te verbeteren zodat een negatief inspectieoordeel wordt voorkomen. Om de kans dat dit scenario zich voltrekt te vergroten, is er voor gekozen ook deze («risico»)scholen gebruik te laten maken van een (lichtere vorm) van het ondersteuningsaanbod van de VO-raad en OAC Raad.4

Met de uitbreiding van het ondersteuningsaanbod en met de aangepaste werkwijze van de inspectie wordt het veld voorbereid op de aangekondigde inkorting van de (officiële) verbetertermijn voor zeer zwakke scholen. In het regeerakkoord 2010–2015 is deze maatregel als volgt aangekondigd: «Aan de vrijheid van onderwijs zoals gewaarborgd door art. 23 Grondwet, wordt niet getornd. Dit neemt niet weg dat (zeer) zwakke scholen sneller, binnen een jaar, het onderwijsproces op orde moeten hebben. Zo niet, dan wordt tot sluiting overgegaan.» 5 In mijn brief over de aanpak van zzs van 10 februari 20116 heb ik aangegeven dat ik in verband met deze verkorting van de termijn de wet zal wijzigen. Een wetsvoorstel hiervoor is onlangs aangeboden voor een uitvoerings- en handhavingstoets. Op korte termijn zal het wetsvoorstel ter consultatie openbaar worden gemaakt op www.internetconsultatie.nl. Dit geeft burgers in het algemeen, en onderwijsprofessionals in het bijzonder, de gelegenheid kennis te nemen van en te reageren op het wetsvoorstel. Te zijner tijd wordt u bij de indiening van het wetsvoorstel geïnformeerd over de resultaten van de uitvoerings- en handhavinsgtoets en de internetconsultatie.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 293 (31 289), nr. 134.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Van de 20 scholen die in het eerste jaar vanuit de Taskforce ondersteuning hebben ontvangen is iets meer dan de helft (11 scholen) bevraagd in het kader van het onderzoek. Het betreft een selectie van scholen die inmiddels de zeer zwakke status te boven zijn gekomen en van scholen die naast begeleiding ook een audit hebben gehad.

X Noot
4

Hierover berichtte ik u al in mijn brief van 1 februari 2012.

X Noot
5

Gezien de passage over het onderwijsproces is de veronderstelling dat de tekst in het Regeerakkoord alleen handelt over zzs. Zwakke scholen hebben immers in de regel een voldoende onderwijsproces. Deze veronderstelling ligt ook ten grondslag aan de maatregelen die genoemd zijn in de brief van 10 februari 2011.

X Noot
6

Tweede Kamer, Vergaderjaar 2010–2011, 31 293, nr. 86.

Naar boven