31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2011

Het gaat goed met het terugdringen van het aantal zeer zwakke scholen. Steeds minder leerlingen krijgen onderwijs van onvoldoende kwaliteit. Zeer zwakke scholen weten zich steeds sneller te verbeteren. De inspectie houdt dat nauwgezet bij en ververst haar cijfers elke maand. Per 1 februari waren er nog maar 53 basisscholen en 22 VO-afdelingen zeer zwak. Dat is in het primair onderwijs een halvering en in het voortgezet onderwijs méér dan een halvering ten opzichte van 2009. Ik ben trots op de scholen die dit gerealiseerd hebben.

Sinds 2009 is de aanpak van zeer zwak onderwijs sterk geïntensiveerd. Nadat een school zeer zwak is bevonden, houdt de Inspectie van het Onderwijs intensief toezicht op de onderwijskwaliteit van zwakke én zeer zwakke scholen en hun verbeterproces. De sectorraden hebben op mijn verzoek programma’s ingericht om zwakke en zeer zwakke scholen bij te staan met de implementatie van vroegsignaleringssystemen, analyseteams of andere vormen van ondersteuning. Voor zeer zwakke scholen in het primair onderwijs heb ik vliegende brigades opgericht. Zo help ik zeer zwakke scholen om zo snel mogelijk hun leerlingen weer het onderwijs te bieden waar zij recht op hebben.

De dalende aantallen zeer zwakke scholen wijzen erop dat de aanpak van zeer zwakke scholen werkt. Naar mijn mening is er een cultuuromslag gaande: scholen werken hard aan hun onderwijskwaliteit om niet op de lijst van de inspectie terecht te komen. Als ze toch als zeer zwak worden beoordeeld, doen ze in bijna alle gevallen enorm hun best om zo snel mogelijk van dat etiket af te raken.

Ondanks deze ontwikkeling ten goede, blijven er nieuwe scholen op de lijst van de inspectie komen. Dat kunnen wij ons niet permitteren: elke leerling die door ondermaats onderwijs zijn talenten niet optimaal ontwikkelt, is er één te veel.

Het oordeel «zeer zwak» is daarom een buitengewoon ernstige zaak. Zo’n oordeel komt niet zomaar tot stand. Het oordeel «zeer zwak» is gebaseerd op de langdurig tekortschietende leerresultaten van de school én een op cruciale onderdelen tekortschietend onderwijsproces. Dat onderwijsproces omvat de basiscondities voor het behalen van goede leerresultaten. Die basis moet op orde zijn, anders krijgen we de lat eenvoudigweg niet omhoog. Als een zeer zwakke school na een jaar het onderwijsproces nog niet op orde heeft, zal ik daarom ernstig overwegen om de bekostiging van de school in te trekken of de school op te heffen.

Mijn bevoegdheid om de bekostiging in te trekken of om een school op te heffen is vastgelegd in de Wet goed onderwijs, goed bestuur die op 1 augustus 2010 van kracht is geworden. Op basis van deze wet kan ik de bekostiging van een school intrekken of een school opheffen bij langdurig of ernstig tekortschietende leerresultaten. Langdurig betekent dat de inspectie heeft vastgesteld dat de leerresultaten drie achtereenvolgende jaren onder de norm liggen. Een zeer zwakke school, die dus naast onvoldoende leerresultaten ook een onvoldoende onderwijsproces heeft, krijgt vanaf dat moment een redelijke verbetertermijn. Is er na deze termijn geen sprake van voldoende verbetering, dan kan ik de bekostiging intrekken of een school opheffen.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel is, in overeenstemming met de toen door de Inspectie van het Onderwijs gehanteerde methodiek, uitgegaan van een standaard verbetertermijn van twee jaar voor zeer zwakke scholen. Dit is te lang. Ik verkort die verbetertermijn voor zeer zwakke scholen tot één jaar. Ik ga daarom de wet aanpassen. Bovendien zorg ik er met mijn verscherpte aanpak voor dat scholen al op een veel eerder moment aan de slag gaan om de noodzakelijke verbeteringen te realiseren. Daardoor zal het onderwijs aan de leerlingen weer sneller op orde zijn. Minder scholen zullen het stadium «zeer zwak» bereiken.

De maatschappij, de ouders en de leerlingen mogen verwachten van schoolbesturen dat zij opbrengstgericht sturen op de kwaliteit van het onderwijs. Dit betekent dat de besturen de resultaten in de klassen nagaan, signaleren waar het misgaat en ingrijpen waar dat vereist is om die resultaten bij te sturen. Besturen die dit goed doen, hebben geen inspectie nodig om zich scherp te houden op de prestaties van hun school. Zij zullen niet zeer zwak worden. Bij de overgrote meerderheid van de scholen werkt dit ook zo. Bij scholen waar dit mechanisme niet als vanzelf tot stand komt, zal ik als volgt optreden.

Zodra de inspectie waarneemt dat de leerresultaten één jaar onder de norm liggen, of opeens een scherpe daling vertonen, zal zij hiervan het betreffende bestuur op de hoogte stellen. Het doel is dat het bestuur zich bewust wordt van de noodzaak om preventieve maatregelen te treffen. Dat is de eerste stap. De verbetertermijn voor een school gaat dan feitelijk al in.

Als deze maatregelen niet worden genomen, of onvoldoende effect hebben, en de leerresultaten voor het tweede volgende jaar onvoldoende zijn, treedt een volgende stap in werking. De inspectie zal dan een formele waarschuwing afgeven aan het bestuur. Dit gaat gepaard met een aansporing een verbeterplan op te stellen en uit te voeren. De inspectie zal daarbij wijzen op de kwaliteitsrisico’s en de mogelijke gevolgen ervan, waaronder het intrekken van de bekostiging of het opheffen van de school. De school dreigt dan immers zeer zwak te worden.

Als na nog een jaar blijkt dat de school er niet in is geslaagd voldoende kwaliteit te laten zien in de leerresultaten en het onderwijsproces, wordt de school zeer zwak verklaard. Dan blijkt dat niet alleen het onderwijs op de school van onvoldoende kwaliteit is, maar ook dat het bestuur niet voldoende daadkrachtig heeft ingegrepen om de kwaliteit van het onderwijs aan de leerlingen tijdig te waarborgen. Waar de inspectie dat dienstig acht, kan ik financiële sancties inzetten om besturen alsnog extra aan te sporen tot verbetering. De inspectie zal wederom wijzen op de mogelijkheid van het intrekken van de bekostiging of het opheffen van de school. Dit is nodig om het betreffende bestuur alsnog op scherp te zetten om alles op alles te zetten om de kwaliteit van het onderwijs weer snel op orde te krijgen.

Die scholen die na deze reeks waarschuwingen hun onderwijs nog steeds niet hebben verbeterd en zeer zwak worden verklaard, krijgen nog één jaar om hun onderwijsproces op orde te brengen zodat de condities voor verbeterde leerresultaten weer gewaarborgd zijn. In dat laatste jaar kunnen deze scholen voor hulp terecht bij hun sectorraden. Ik zal het hulpaanbod voor zeer zwakke scholen langs die weg nog vier jaar financieren. De scholen die erin slagen binnen dat jaar van hun zeer zwakke status af te komen, blijven onder intensief toezicht staan om terugval te voorkomen.

Als echter blijkt dat een zeer zwakke school, ondanks deze preventieve aanpak met indringende waarschuwingen, aansporingen en het hulpaanbod, in dat laatste jaar noch het onderwijsproces noch de leerresultaten voldoende heeft weten te verbeteren, wijst het belang van de leerlingen mij een andere weg. Dan kan ik, zodra de wet is aangepast, de bekostiging van de school intrekken of de school opheffen.

Ik ben ervan overtuigd dat ik met deze aanpak het belang van de leerlingen bij goed onderwijs optimaal dien. Zeer zwakke scholen krijgen in het gehele traject ruim voldoende tijd om zich te verbeteren. De verbetertermijn gaat wat mij betreft dus niet pas in nadat een school zeer zwak wordt verklaard. Al twee jaar voordat een school zeer zwak wordt, krijgt het bestuur een signaal dat het de verkeerde kant op dreigt te gaan met de school en wordt het gewezen op de noodzaak om in te grijpen om te voorkomen dat een school zeer zwak wordt. Als dan een school zeer zwak wordt en in een laatste verbeterjaar nog steeds onvoldoende leerresultaten en een onvoldoende onderwijsproces laat zien, ben ik van mening dat er geen andere oplossing is dan het intrekken van de bekostiging of het opheffen van de school.

De in deze brief genoemde preventieve maatregelen treden in werking met ingang van het schooljaar 2011–2012. De Toezichtkaders van de inspectie zullen dienovereenkomstig worden gewijzigd. De voorbereiding van de vereiste wetswijziging pak ik voortvarend op. Ik zal de scholen en besturen actief informeren zodat zij voor 1 augustus 2011 op de hoogte zijn van mijn aanpak.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven