31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 987 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2022

In mijn beleidsbrief Hoger onderwijs en wetenschap van 17 juni jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 964) heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn concrete plannen voor het hoger onderwijs en onderzoek. Deze zijn nader uitgewerkt in het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap dat ik met VH en UNL heb gesloten. Op 30 juni jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 970) heb ik met uw Kamer een vruchtbaar debat gevoerd over de beleidsbrief, waarin uw Kamer ook over de toekomstverkenning vragen heeft gesteld en onderwerpen heeft aangedragen. Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de aanpak en inhoud van de toekomstverkenning en de wijze waarop de suggesties van uw leden worden meegenomen. Tevens geef ik aan hoe ik vorm geef aan de afspraak in het Bestuursakkoord dat in de toekomstverkenning op internationalisering en LLO-gerelateerde zaken als eerste concrete beleidsvoorstellen zullen worden ontwikkeld.

In de beleidsbrief heb ik voor de drie hoofddoelen de concrete beleidskeuzes en investeringen volgend uit het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) voor de komende periode uiteengezet. Allereerst de (1) versterking van het fundament, om op basis daarvan (2) ruimte te geven aan divers talent. Hierdoor kan Nederland zich op een groot aantal thema’s internationaal verder onderscheiden en kunnen we werken aan het (3) vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek, en de publieke erkenning hiervan. De beleidskeuzes en investeringen dragen in hoge mate bij aan een gezond en duurzaam stelsel voor hoger onderwijs en wetenschap.

Daarnaast heb ik aangegeven dat een aantal vraagstukken om verdere doordenking vraagt en de toekomstverkenning aangekondigd als belangrijke vervolgstap op de beleidsbrief. Ik vind het noodzakelijk om een aantal fundamentele vragen te stellen die verder gaan dan de huidige beleidsvoornemens, om te onderzoeken wat er nodig is voor een toekomstbestendig stelsel van hoger onderwijs en wetenschap.

Doel toekomstverkenning

Wat wordt er in 2040 gevraagd van hoger onderwijs en wetenschap? Wat vraagt de student, wat vraagt de maatschappij? Hoe ontwikkelen leren en kennis zich? Hoe ziet de arbeidsmarkt er dan uit? Is het huidige stelsel hierop toegerust? En zo niet, wat moet er dan veranderen? Op deze vragen beoogt de toekomstverkenning een antwoord te geven. Doel is om ons op de toekomstbestendigheid van het stelsel te bezinnen en een aantal grote vraagstukken in samenhang te bekijken, en zorg te dragen dat de strategieën van onderwijsinstellingen en het beleid van de Rijksoverheid elkaar zoveel mogelijk versterken.

Hoe ziet het proces van de toekomstverkenning er uit?

Zoals in de beleidsbrief is aangekondigd start ik de toekomstverkenning met de VH en UNL. In het proces worden, zoals u in het debat over de beleidsbrief ook heeft gevraagd, zoveel mogelijk partijen betrokken. Ik denk hierbij aan (toekomstige) studenten, docenten en onderzoekers, aan kennisinstellingen, aan studentenorganisaties, aan werkgevers (zowel bedrijfsleven als publieke organisaties), aan de private opleiders en aan de toezichthouders op het hoger onderwijs IvhO, NVAO en CDHO. Ook zal ik – nationale en internationale – experts op het gebied van hoger onderwijs en onderzoek raadplegen.

De aanpak bestaat uit een aantal, elkaar deels overlappende, stappen: een beschrijving van maatschappelijke trends, een «SWOT-analyse» (sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen) van het huidige bestel, en het opstellen van omgevingsscenario’s (toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van en met impact op het hoger onderwijs en onderzoek). Op basis hiervan worden uitdagingen en strategische vragen voor hoger onderwijs en wetenschap geïdentificeerd. Per uitdaging worden enkele, scherp van elkaar onderscheiden oplossingsrichtingen doordacht; daarbij worden steeds de effecten op kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid aangegeven. Het geheel komt samen in een eindrapport waarin de verschillende oplossingsrichtingen naast elkaar gepresenteerd worden. De verkenning zal dus geen blauwdruk voor het stelsel opleveren.

Onderdeel van de aanpak zal zijn om het vrij denken en out of the box werken te stimuleren. Ik hecht veel waarde aan een open en creatief proces, waarin we zo veel en zo breed mogelijk denkkracht aanboren. In de verkenning zullen de moeilijke vragen niet worden geschuwd, kunnen «heilige huisjes» in het bestel ter discussie gesteld worden, en radicale keuzes worden doordacht.

Op welke onderwerpen richt de toekomstverkenning zich?

De toekomstverkenning zal zich richten op de volgende vragen: Hoe moet het stelsel ingericht worden (o.a. onderscheid associate degree, bachelor en master, flexibel onderwijs, vaardigheden) zodanig dat het aansluit op de arbeidsmarkt in 2040 en op de vraag van de student? Hoe zorgen we dat we dat de studentenstromen zo zijn dat het hoger onderwijs in 2040 aan de vraag naar menselijk kapitaal kan voldoen (o.a. student op de juiste plek, tekortsectoren, internationale studenten)? Hoe behouden we onze vooraanstaande internationale positie en zorgen we tegelijkertijd voor een stevige worteling van het hoger onderwijs en onderzoek in de regio (o.a. krimp en (internationale) samenwerking)? Hoe ontwikkelt kennis zich en hoe richten we ons stelsel hier optimaal op in? In de uitwerking van deze vragen komen ook de doorontwikkeling van het binaire stelsel, bekostigingssystematiek, wetgeving en toezicht aan de orde.

Uw Kamer heeft in het debat over de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap enkele suggesties gedaan voor onderwerpen voor de toekomstverkenning. Ik neem deze als volgt mee. «Wo-bachelor als eindopleiding» wordt meegenomen onder «aansluiten bij de vraag van de arbeidsmarkt» en onder «student op de juiste plek». Het «behoud van Nederlands als academische taal» hangt uiteraard samen met internationale positionering maar ook met de ontwikkeling van kennis en de maatschappelijke vraag naar hoger opgeleiden. Positionering kennissectoren en valorisatie komen aan de orde bij de vraag naar de ontwikkeling van kennis.

In het debat heeft uw Kamer ook gevraagd naar de positie van het mbo in de toekomstverkenning. Zoals ik vaker benadruk zie ik het vervolgonderwijs niet als hiërarchisch geordend, maar staan mbo, hbo en wo naast elkaar als in een waaier. Ook voor het mbo is het belangrijk te verkennen wat er op lange termijn nodig is. Ik start daarom, zoals ik in de Inzet Werkagenda mbo heb aangekondigd, ook voor het mbo een toekomstverkenning.1 De verkenning wordt in nauwe samenhang met de toekomstverkenning hoger onderwijs en wetenschap uitgevoerd, zodat er een integrale visie kan ontstaan op beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschap. Tevens is een interdepartementaal beleidsonderzoek gestart voor het mbo, met als doel om beleidsopties voor het mbo in beeld te brengen (onder andere voor krimp, onderwijskwaliteit en aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt).

Internationalisering

De toekomstverkenning adresseert internationalisering in relatie tot fundamentele vragen over studentstromen, binariteit, profilering, arbeidsmarkt en bekostiging. Beheersing van de internationale studentenstroom is echter, zoals u mij ook in het debat op het hart gedrukt hebt, een kwestie die maatregelen met direct effect vraagt. Allereerst wil ik benadrukken dat ik in het Bestuursakkoord afspraken heb gemaakt met de universiteiten over maatregelen die zij zelf kunnen en moeten nemen. Dit betreft het terughoudend zijn met werving van internationale studenten, eerlijke voorlichting over onder andere de beperkte beschikbaarheid van huisvesting, terughoudend zijn met het wijzigen van de onderwijstaal naar Engels, en het ruimte geven voor meertaligheid in het onderwijs. Ik zal, in een brief internationalisering die u in februari 2023 kunt verwachten, ingaan op maatregelen die ik kan nemen om de internationale studentenstroom te beheersen. Te denken valt dan aan opties ten aanzien van capaciteitsmaatregelen en onderwijstaal. Op dit moment organiseer ik hiertoe een aantal bijeenkomsten om visies van experts en belanghebbenden over internationalisering op te halen, met een nadruk op de (op te lossen) knelpunten op de kortere termijn.

Leven lang ontwikkelen

In het Bestuursakkoord Hoger onderwijs en wetenschap heb ik aangegeven in de toekomstverkenning – naast internationalisering – ook op Leven Lang Ontwikkelen (LLO)-gerelateerde zaken met voorrang concrete beleidsvoorstellen te ontwikkelen. Voor het thema LLO zijn de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (MPVO) en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezamenlijk verantwoordelijk. In de toekomstverkenning LLO wil MPVO onder andere de publiek bekostigde instellingen beter ontsluiten voor LLO, zodat investeringen die we al doen ook meer publiek gebruikt kunnen worden voor onderwijs voor werkenden en werkzoekenden. Een ander doel is om beter te voorzien in de behoefte van het bedrijfsleven en van werkenden en werkzoekenden aan kortere-/maatwerk opleidingstrajecten met het oog op om- en bijscholing. Dit resulteert in een Kamerbrief die de toekomstvisie en een actieplan bevat. Dat actieplan maakt duidelijk wat in deze kabinetsperiode, aanvullend op lopend beleid gedaan wordt om de LLO-ambities in brede zin te realiseren en wat verder nog nodig is. Uw Kamer kan deze brief in het voorjaar van 2023 – beoogd is maart – tegemoet zien.

Eindrapport

Zoals in het Bestuursakkoord is afgesproken, zal ik het eindrapport van de toekomstverkenning hoger onderwijs en wetenschap voor de zomer van 2023 naar uw Kamer sturen. In het najaar van 2023 zal ik vervolgens mijn visie geven op een toekomstbestendig stelsel van hoger onderwijs en wetenschap, en reageren op de in de verkenning benoemde oplossingsrichtingen. Ik verwacht dat we ons met deze verkenning beter kunnen voorbereiden op een dynamische en ongewisse toekomst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 524, nr. 515.

Naar boven