31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 715 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2019

Met deze brief reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juli 2018. In het verzoek staat dat in de procedurevergadering van 5 juli 2018 is gesproken over mijn brief van 22 juni 2018 (Kamerstuk 31 288, nr. 640) inzake de resultaten van het onafhankelijk onderzoek van de «Onderzoeks-commissie Overeenkomsten RSM – Bedrijfsleven» en mijn reactie op het artikel in Follow the Money. De commissie heeft mij verzocht de Kamer te zijner tijd te informeren over de bevindingen van de inspectie, in ieder geval voor het eerstvolgend algemeen overleg over het wetenschapsbeleid.

In de brief van 22 juni 2018 (Kamerstuk 31 288, nr. 640) heb ik de reactie van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) opgenomen over het onafhankelijk onderzoek en de daarop aangekondigde acties van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). De inspectie vindt dat de door de EUR ingestelde commissie degelijk onderzoek heeft verricht en acht het niet nodig op dit moment eigen aanvullend onderzoek te doen. De EUR maakt volgens de inspectie serieus werk van de aanbevelingen van de commissie om bestaande risico’s weg te nemen of te beheersen. De inspectie zal zich over de voortgang van die acties en over de daarmee bereikte resultaten laten informeren.

Met oog op het AO Wetenschapsbeleid van 14 mei 2019 heb ik de inspectie gevraagd naar de bevindingen over de ondernomen acties en daarmee bereikte resultaten. Ik heb de inspectie daarbij een bericht gegeven dat de EUR mij uit eigen beweging heeft gestuurd (zie bijgevoegd)1. De inspectie geeft aan in het voortgangsbericht geen aanleiding te zien om op dit moment nader onderzoek bij de EUR te doen. Tegelijk geeft het voortgangsbericht volgens de inspectie nog geen duidelijkheid over de voortgang bij de implementatie van enkele specifieke aanbevelingen van de commissie. De inspectie laat zich door de EUR informeren over de nog ontbrekende (rapportage over de) implementatie van aanbevelingen en over de uitkomsten van de monitoring door de EUR van de uitvoering van de geïmplementeerde aanbevelingen en zal daarop zo nodig acteren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven