31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 676 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2018

Tijdens de wetsbehandeling van het wetsvoorstel Verlaagd wettelijk collegegeld1 heb ik toegezegd onderzoek te doen naar de effecten van de halvering collegegeld. Ik heb aangegeven dat ik daarbij zowel zou kijken naar de kwalitatieve aspecten als naar de kwantitatieve aspecten. Het eerste onderzoek naar kwalitatieve effecten is inmiddels gereed2. Hieronder ga ik kort in op de resultaten van het onderzoek en geef ik mijn beleidsreactie daarop. De instroomcijfers voor het studiejaar 2018–2019 worden bekend in het voorjaar 2019. Zoals ook toegezegd tijdens het debat zal ik in de monitor beleidsmaatregelen die in het voorjaar van 2019 naar de Kamer wordt gestuurd, ingaan op de kwantitatieve effecten.

Resultaten rapport

Het onderzoek richtte zich op aankomend studenten die zich hadden ingeschreven in het hoger onderwijs voor studiejaar 2018–2019. Er zijn 11.106 scholieren benaderd voor dit onderzoek en uiteindelijk hebben 1.785 scholieren de vragenlijst ingevuld. Daarvan vielen er 1.285 binnen de doelgroep. Hiervan waren er 1.082 mbo-studenten, 116 havisten en 87 vwo’ers. De respondenten zijn benaderd voor de vragenlijst toen de keuze voor het al dan niet volgen van een opleiding in het ho al gemaakt was (juli-augustus 2018).

In het onderzoek staan twee deelvragen centraal:

  • 1 In hoeverre draagt de halvering van het collegegeld bij aan een verdere vergroting van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het hoger onderwijs?

    De onderzoekers geven aan dat de halvering een kleine rol lijkt te spelen in de beslissing om al dan niet door te studeren, hoewel mbo-studenten wel meer worden beïnvloed dan havisten en vwo’ers. Het zijn ook met name de mbo-studenten die twijfel ervaren of besluiten niet te gaan studeren door financiële belemmeringen, en dan vooral studenten waarvan de ouders het financieel minder goed hebben. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs lijkt met name vergroot te worden voor studenten en scholieren met een migratieachtergrond en mbo-studenten waarvan de ouders het financieel minder goed hebben. Havisten en vwo’ers met een migratieachtergrond geven significant vaker aan dat de halvering een rol heeft gespeeld in de keuze om te gaan studeren. Mbo-studenten met een migratieachtergrond zijn relatief oververtegenwoordigd in de groep die aangaf zich niet ingeschreven te hebben voor een ho-studie maar die door de halvering van het collegegeld wel overwegen om dat toch te gaan doen. Bij mbo-studenten waarvan de ouders het (volgens inschatting van de student) financieel minder goed hebben, heeft de halvering zowel een rol gespeeld in de beslissing om wel te gaan studeren als in de overweging om alsnog te gaan studeren. Zeker deze laatste groep is ook de groep die sterker door financiële belemmeringen beïnvloed werd in de twijfel om te gaan studeren of in de keuze om dit niet te doen. De halvering van het collegegeld lijkt die belemmeringen bij deze groep studenten wel degelijk deels weg te nemen.

  • 2 In hoeverre leidt een halvering van het collegegeld voor twee jaar bij lerarenopleidingen tot een andere keuze bij aspirant-studenten?

    De onderzoekers geven aan dat het aantal havo- en vwo-scholieren dat aangaf een lerarenopleiding te gaan volgen te klein was om een betrouwbaar antwoord te geven op deze vraag. Voor mbo-studenten die kiezen voor een lerarenopleiding lijkt de halvering collegegeld niet te leiden tot een andere keuze: deze aspirant-studenten twijfelen minder over hun beslissing om te kiezen voor een lerarenopleiding. Ook hier geven de onderzoekers aan dat deze resultaten zijn gebaseerd op een kleine groep studenten en moeten daarom met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Overige conclusies

De onderzoekers concluderen verder in het rapport dat de halvering van het collegegeld nog lang niet bij alle scholieren en studenten bekend is. Het onderzoek is in juli-augustus 2018 uitgevoerd. Van de respondenten waren met name scholieren en studenten met een migratieachtergrond en mbo-studenten van wie de ouders niet in het ho hebben gestudeerd er minder bekend mee.

De onderzoekers geven verder aan dat definitieve effecten waarschijnlijk pas vanaf studiejaar 2019–2020 zichtbaar worden. Een vervolgmeting volgend jaar zou kunnen bijdragen aan verdiepende inzichten.

In de huidige meting waren de gegevens beperkt tot de resultaten die verkregen werden door middel van zelfrapportage door de respondenten. In een vervolgmeting zouden deze gegevens aangevuld kunnen worden met een kwantitatieve analyse van de instroomgegevens in het eerste jaar en de doorstroomgegevens naar het tweede jaar van opleidingen. Zeker de vraag in hoeverre de halvering bij lerarenopleiding leidt tot een andere keuze bij aspirant-studenten zou hierdoor uitgebreider kunnen worden beantwoord. Verder geven de onderzoekers aan dat een vervolgmeting een steviger beeld kan geven van de effecten door de verwachting dat de halvering van het collegegeld volgend jaar meer bekendheid zal genieten.

Beleidsreactie

Ik hecht veel waarde aan onderzoek naar de halvering van het collegegeld. In de wet Verlaagd wettelijk collegegeld (Kamerstuk 34 911) is een bepaling opgenomen dat het beleid over drie jaar wordt geëvalueerd. Daartoe heb ik toegezegd dat ik jaarlijks in de monitor beleidsmaatregelen zal rapporteren over de effecten van de halvering collegegeld.

Zoals de onderzoekers aangeven is de respons van scholieren en mbo-studenten helaas laag. Harde conclusies kunnen daardoor niet worden getrokken. Ook geven de onderzoekers aan dat de meerwaarde van dit onderzoek zit in de verbinding van kwalitatief onderzoek met kwantitatieve resultaten. In de monitor beleidsmaatregelen zal ik ook ingaan op de instroom van studenten en de kwantitatieve ontwikkeling. Ondanks de lage respons geven de onderzoekers aan dat de halvering collegegeld wel van positieve invloed lijkt te zijn voor studenten en scholieren met een migratieachtergrond en mbo-studenten waarvan de ouders het financieel minder goed hebben. Dat vind ik een positieve ontwikkeling.

Het onderzoek toont dat de maatregel in juli-augustus 2018 nog niet voldoende bekend was onder scholieren en mbo-studenten. Ik heb vanaf eind april 2018- het moment waarop de meeste studenten zich aanmelden – sterk ingezet op communicatie over deze maatregel. Dit is gebeurd via de website van rijksoverheid, twitter, de campagne «Studeren met een plan» en communicatie naar de ketenpartners. De communicatie voor het studiejaar 2019–2020 is in volle gang. Zo kunnen instellingen aankomende studenten nu ook actief informeren. Daarnaast heb ik via een brief aan alle eindexamenkandidaten in oktober 2018 alle scholieren en mbo-studenten kunnen informeren over deze maatregel.

De onderzoekers roepen op tot vervolgonderzoek. In de monitor beleidsmaatregelen 2018 die in het voorjaar van 2019 aan uw Kamer wordt gezonden, zal ik ingaan op de kwantitatieve analyse van de instroomgegevens.

Ik zal bezien hoe we bij vervolgonderzoek de respons van studenten kunnen vergroten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Handelingen II 2017/18, nr. 77, item 38

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven