31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 619 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 maart 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 24 januari 2018 over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de wet invoering associate degree-opleiding (Kamerstuk 31 288, nr. 605).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 februari 2018 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 16 maart 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Boeve

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het bovengenoemde besluit. Deze leden steunen de invoering van de associate degree als zelfstandige opleiding en zien daarin een meerwaarde, zoals zij al eerder tijdens de behandeling van het wetsvoorstel hebben betoogd.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het genoemde uitvoeringsbesluit en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de wet invoering associate degree-opleiding. Deze leden hebben nog enkele vragen.

2. Vragen en opmerkingen

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de wijze waarop de voorwaarden voor het hebben van een recht op het wettelijk collegegeld zijn vastgelegd in dit besluit. Zij zien het als een logisch uitvloeisel van de zelfstandige positie van de associate degree dat het voortaan voor het toekennen van het wettelijke collegegeld niet uitmaakt of de student is gestart met een associate degree en daarna een bachelor wil doen of andersom. Tevens kunnen deze leden zich vinden in de mogelijkheid die instellingen krijgen om voortaan het beoefenen van topsport te benoemen als persoonlijke omstandigheid die in acht moet worden genomen bij het nemen van een besluit over het bindend studieadvies of een verwijzing in de postpropedeutische fase. Deze leden nemen ook met genoegen kennis dat er een hardheidsclause komt voor instellingen zodat andere onvoorziene omstandigheden dan topsport voortaan ook kunnen worden meegewogen bij het advies over het bindend studieadvies om te voorkomen dat het advies onbillijk jegens de student zou zijn.

De leden van de D66-fractie constateren dat de doelstellingen en het curriculum van de associate degree-opleidingen niet langer verenigbaar hoeven zijn met een programmatisch verwante bachelor, zodat het een zelfstandige opleiding met een eigen arbeidsmarktrelevantie wordt. Deze leden vragen de Minister hoe dit ontwerpbesluit in verband staat met de afspraak in het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) om de overgang tussen mbo en hbo te verbeteren om zo het succes van de beroepsopgeleide jongeren te vergroten en de plicht van instellingen om doorstroom naar vervolgopleidingen te bevorderen. De leden lezen dat instellingen door dit uitvoeringsbesluit topsport als persoonlijke omstandigheid kunnen betrekken in de besluitvorming aangaande het bindend studieadvies. Is het hiermee mogelijk voor instellingen zelf omstandigheden toe te voegen rond uitzonderingen in het bindend-studieadvies, voor bijvoorbeeld andere talenten zoals muzikanten, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat met het voorliggende besluit wordt vastgelegd dat studenten die een associate degree-opleiding, een bacheloropleiding of master opleiding – niet zijnde een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg – met goed gevolg hebben afgerond en zich vervolgens inschrijven voor een associate degree-opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg, het wettelijk collegegeld betalen. Is de Minister het met de voornoemde leden eens dat we er alles aan moeten doen om de personeelstekorten in het onderwijs en de zorg terug te dringen? Ligt het in dat kader niet voor de hand dat alle studenten die een tweede studie op het gebied van onderwijs en zorg volgen het wettelijk collegegeld betalen, zo vragen deze leden. De leden vragen of iemand die een eerste opleiding in de zorg heeft gevolgd van extra toegevoegde waarde kan zijn in het onderwijs. Zou bijvoorbeeld in het kader van passend onderwijs het bijzonder nuttig zijn om een leerkracht te hebben met een zorg-achtergrond, zo vragen deze leden.

De leden van deze fractie merken voorts op dat de Minister bij de behandeling van het wetsvoorstel Accreditatie op maat heeft toegezegd om te onderzoeken wat de kosten zijn wanneer alle studenten die een tweede studie volgen op het gebied van onderwijs en zorg het wettelijk collegegeld betalen.1 Zij zal nader ingaan op de vraag om hoeveel mensen dit gaat. Kan de Minister tevens toezeggen dat bij deze monitor ook de associate degree-opleidingen worden meegenomen, zo vragen deze leden.

II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1. Algemeen

Ik dank de leden van de fracties van de CDA, D66 en Groenlinks voor de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen. Hierop zal ik ingaan in de volgorde van het verslag.

2. Opmerking en vragen

De leden van de CDA-fractie geven aan het als een logisch uitvloeisel van de zelfstandige positie van de associate degree te zien dat het voor het toekennen van het wettelijk collegegeld niet uitmaakt of de student is gestart met een associate degree en daarna een bachelor wil doen of andersom.

Ik wil opmerken dat de associate degree-opleiding een aantrekkelijke optie moet zijn voor jongeren en volwassenen voor wie de duur of het niveau van de hbo-bacheloropleiding een drempel vormt. Het uitgangspunt is dat een student één associate degree-opleiding, één bacheloropleiding en één masteropleiding in deze volgorde tegen wettelijk collegegeld kan volgen. Personen met een graad Bachelor (of een graad Master) hebben bewezen dat die drempel voor hen niet bestond. Een student die al een graad Bachelor (of een graad Master) heeft behaald, kan daarom een associate degree-opleiding volgen tegen instellingscollegegeld. Ook voor een associate degree-opleiding na het behalen van een graad Associate degree geldt het instellingscollegegeld.

Hierop bestaan twee uitzonderingen. Een student die tijdens een eerste opleiding, dusvoorafgaande aan het behalen van de graad, start met een (tweede) associate degree-opleiding, kan deze volgen tegen wettelijk collegegeld. De andere uitzondering betreft een tweede opleiding in de sector onderwijs of zorg. Indien de student een graad heeft behaald in een andere sector, kan de student een (tweede) associate degree-opleiding in de sector onderwijs of zorg volgen tegen wettelijk collegegeld. Deze uitzondering is er om «meer handen aan het bed» en «meer voeten voor de klas» te krijgen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe dit ontwerpbesluit in verband staat met de afspraak in het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) om de overgang tussen mbo en hbo te verbeteren om zo het succes van de beroepsopgeleide jongeren te vergroten en de plicht van instellingen om doorstroom naar vervolgopleidingen te bevorderen.

De route van het middelbaar beroepsonderwijs naar het hoger beroepsonderwijs vervult een heel belangrijke emancipatoire functie. Daarom zet ik in op het verbeteren van deze overgang. Zo is de associate degree-opleiding een belangrijke route voor mbo-gediplomeerden om door te stromen naar het hoger beroepsonderwijs, zeker voor wie de duur of het niveau van de hbo-bacheloropleiding een drempel vormt.

Wanneer een associate degree-gediplomeerde vervolgens zijn of haar studieloopbaan wil vervolgen in de bachelor bestaat hiertoe ook de mogelijkheid. De Wet invoering associate degree-opleiding voorziet in een taak voor instellingen om opscholing van afgestudeerden aan associate degree-opleidingen te bevorderen. Het betreft zowel een taak voor de instelling die de associate degree-opleiding verzorgt als voor de instelling die de hbo-bachelor-opleiding verzorgt waarnaar de associate degree-student wil doorstromen.

Het verbeteren van de overgang van het mbo naar het hbo doe ik daarnaast ook door in te zetten op het versterken van de regionale samenwerking tussen het mbo en het hbo. Met ingang van dit jaar ontvangen alle bekostigde instellingen voor hoger onderwijs extra middelen om de overgangen te verbeteren, € 32,1 miljoen voor de periode 2018–2021. In mijn beleidsreactie op de monitor Beleidsmaatregelen ga ik, zoals uw Kamer mij heeft verzocht, uitvoerig in op de doorstroom van het mbo naar het hbo.

De leden van de D66-fractie vragen of het voor instellingen mogelijk is zelf omstandigheden toe te voegen rond uitzonderingen in het bindend-studieadvies, voor bijvoorbeeld andere talenten zoals muzikanten.

De wijziging van het artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW stelt het instellingsbestuur in de gelegenheid andere persoonlijke omstandigheden dan die al opgesomd zijn in het eerste lid (onder meer ziekte, zwangerschap, het vervullen van een bestuursfunctie) te betrekken bij hun besluitvorming over het bindend studieadvies en verwijzing in de postpropedeutische fase. Het beoefenen van topsport is een voorbeeld van een persoonlijke omstandigheid waarmee het instellingsbestuur kan besluiten rekening te houden. Andere persoonlijke omstandigheden zoals die van talentvolle muzikanten zijn ook denkbaar. Het instellingsbestuur zal dergelijke persoonlijke omstandigheden moeten opnemen in de regelingen die zij vaststellen ter uitvoering van het bindend studieadvies en de verwijzing in de postpropedeutische fase.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er niet alles aan gedaan moet worden om de personeelstekorten in het onderwijs en de zorg terug te dringen en of het in dat kader niet voor de hand ligt dat alle studenten die een tweede studie op het gebied van onderwijs en zorg volgen nadat zij voor een opleiding op een van die gebieden al een diploma hebben behaald het wettelijk collegegeld betalen. Daarbij vragen zij of iemand die een eerste opleiding in de zorg heeft gevolgd niet van extra toegevoegde waarde kan zijn in het onderwijs.

In mijn reactie op de opmerkingen van de leden van de CDA-fractie heb ik uiteengezet dat iemand die, na het behalen van een graad Associate degree, Bachelor of Master in een andere sector, een associate degree-, bachelor of masteropleiding wil volgen in de sector onderwijs of zorg, dat tegen wettelijk collegegeld kan doen. Indien een student echter al een graad heeft behaald in één van deze tekortsectoren, is het beleidsdoel bereikt en geldt voor een tweede associate degree-opleiding of een eerste associate degree-opleiding na het behalen van de graad Bachelor of Master het instellingscollegegeld. De middelen van OCW zijn beperkt en we moeten bekijken waaraan we ze het meest doelmatig kunnen besteden. Doorgaans komt de investering maar in één van die sectoren terug. Iemand zal niet snel tegelijkertijd in het onderwijs en in de zorg werken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik de associate degree-opleidingen wil meenemen in het onderzoek naar de kosten wanneer alle studenten die een tweede studie volgen op het gebied van onderwijs en zorg in de gelegenheid zouden worden gesteld het wettelijk collegegeld te betalen.

Ja, in mijn reactie op de jaarlijkse monitor Beleidsmaatregelen zal ik de associate degree-opleidingen betrekken.


X Noot
1

Plenaire behandeling van het Wetsvoorstel accreditatie op maat (Kamerstuk 34 735) d.d. 6 februari 2018, Handelingen II 2017/18, nr. 48, item 34.

Naar boven