31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 590 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2017

Met deze brief informeer ik u – mede namens de Staatssecretaris en Minister van Economische Zaken – over de besteding in 2018 van de studievoorschotmiddelen1 en van de middelen die eerder gekoppeld waren aan de prestatieafspraken2.

Recent heb ik een brief van de LSVb, ISO, VH en VSNU over dit onderwerp ontvangen. Deze stuur ik u als bijlage bij deze brief toe3. In deze brief doen de LSVb, ISO, VH en VSNU een dringend verzoek aan mij om in 2018 de studievoorschotmiddelen en de middelen die eerder gekoppeld waren aan de prestatieafspraken via de lumpsumbekostiging ter beschikking te stellen. Instellingen zijn namelijk nu hun begroting voor 2018 aan het maken en vanwege onduidelijkheid over deze middelen, is er een serieus risico dat deze middelen niet meegenomen worden in hun begroting. De vijf kernambities uit de «Gemeenschappelijke Agenda Hoger Onderwijs LSVb, ISO, VH en VSNU» voor onderwijskwaliteit kunnen niet gerealiseerd worden zonder zekerheid over deze middelen. In de brief van de LSVb, ISO, VH en VSNU bevestigen de vier partijen dat de betrokkenen de afspraak uit de «Gemeenschappelijke Agenda» zullen navolgen om de aanwending van de studievoorschotmiddelen onder de hoofdlijnen van de begroting te laten vallen, waarop de medezeggenschap instemmingsrecht heeft. Tot slot staat in de brief dat de instellingen in het hoger onderwijs zich zullen verantwoorden over hoe de studievoorschotmiddelen worden uitgegeven en hoe de medezeggenschap hierbij betrokken is geweest. Daarover zal ik zowel vooraf (als alle begrotingen zijn opgesteld) als achteraf (als alle jaarverslagen zijn opgesteld) door de betrokken partijen worden geïnformeerd.

Ik ben verheugd dat de vier partijen met een plan komen voor het jaar 2018. Het is immers noodzaak om nu duidelijkheid te geven over de studievoorschot-middelen en de middelen van de prestatieafspraken in 2018, omdat er een serieus risico is dat deze middelen niet in de instellingsbegrotingen worden meegenomen. Het is niet haalbaar om nu kwaliteitsafspraken te maken waaraan deze middelen worden gekoppeld, vanwege de demissionaire status van het kabinet. Bovendien adviseren de Evaluatiecommissie prestatiebekostiging hoger onderwijs (onder leiding van prof. dr. W.B.H.J. van de Donk) en de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek dat er tijd nodig is voor het maken van goede plannen door de instellingen. Hiervoor is het essentieel dat tijd genomen wordt voor een dialoog met interne en externe stakeholders. Met een tussenjaar kan deze tijd worden genomen. Om deze redenen en het feit dat het maken van een AMvB voor nieuwe kwaliteitsafspraken tijd vraagt, zal 2018 een tussenjaar zijn.

De brief van de LSVb, ISO, VH en VSNU is een goede tussenstap voor 2018. De studievoorschotmiddelen zullen via de lumpsumbekostiging op basis van het aantal gewogen bekostigde inschrijvingen en graden evenredig verdeeld worden over de bekostigde instellingen. Zo kunnen alle studenten evenredig profiteren van onderwijskwaliteitsverbetering. Bovendien kunnen zo ook de voorinvesteringen in de onderwijskwaliteit van de instellingen voortgezet worden. De gemeenschappelijke agenda sluit goed aan bij de bestedingsrichtingen van de «Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025: De waarde(n) van weten» (bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 481): kleinschalig en intensief onderwijs, talentprogramma's, onderwijsgerelateerd onderzoek en studiefaciliteiten en digitalisering. Voor het tussenjaar 2018 ondersteun ik het plan van de LSVb, ISO, VH en VSNU om de studievoorschotmiddelen aan de bestedingsrichtingen van hun gemeenschappelijke agenda uit te geven. Ook ben ik verheugd met de extra verantwoording die de partijen bieden voor het tussenjaar. Ik zal de informatie die ik van hen ontvang over de bestedingsrichtingen van de studievoorschotmiddelen en hoe de medezeggenschap hierbij betrokken was ook aan uw Kamer doen toekomen.

Tot slot schrijven de LSVb, ISO, VH en VSNU dat zij ook duidelijkheid willen over de middelen die in eerdere jaren gekoppeld waren aan de prestatieafspraken. Aangezien de prestatieafspraken zijn afgelopen en 2018 een tussenjaar is, zal ik in 2018 deze middelen op dezelfde manier als de studievoorschotmiddelen uitkeren aan de instellingen, afgezien van een deel van de middelen voor de hogescholen dat gereserveerd wordt voor financiering van Centres of Expertise in het hbo4.

Via deze brief heb ik u en de studenten, docenten en bestuurders willen informeren hoe ik in het tussenjaar 2018 omga met de studievoorschotmiddelen en de middelen die gekoppeld waren aan de prestatieafspraken. Ik ga ervan uit dat vanaf 2019 de studievoorschotmiddelen aan kwaliteitsafspraken gekoppeld gaan worden. Besluitvorming over dit onderwerp laat ik aan een nieuw kabinet over.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Als in deze brief over de studievoorschotmiddelen wordt gesproken, dan wordt gedoeld op 90% van alle beschikbare studievoorschotmiddelen in 2018 (180 mln.). Bij de «Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025: De waarde(n) van weten» (bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 481) is namelijk aangekondigd om 90% van de studievoorschotmiddelen beschikbaar te maken via de Rijksbijdrage en 10% van de middelen (20 mln. in 2018) te reserveren voor specifieke stimulering van landelijke maatregelen. In de Kamerbrief over de Gemeenschappelijke Agenda LSVb, ISO,VH, VSNU en de voortgang van de Strategische Agenda uit 2016 (Kamerstuk 31 288, nr. 567) is aangekondigd dat deze middelen volgens afspraak zullen worden besteed aan maatregelen zoals het Comeniusprogramma voor docenten en onderwijsleiders, de uitbreiding van de regeling open- en online onderwijs, meer onderzoek naar de verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs én verbetering van samenwerking in de regio ten behoeve van een betere doorstroming in het onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt.

X Noot
2

Als in deze brief over de middelen van de prestatieafspraken wordt gesproken dan wordt gedoeld op de 5% middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces en de 2% middelen voor profilering en zwaartepuntvorming van de prestatieafspraken 2013–2017. Deze middelen bedragen circa € 370 miljoen in 2018.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Onder voorbehoud van de vaststelling van de begroting 2018

Naar boven