31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 240 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2011

Met de motie van 17 februari 2011 (Kamerstuk 31 288, nr. 155) ingediend tijdens het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 15 februari 2011 (Kamerstuk 31 288, nr. 161) over Inholland (Handelingen II 2010/11, nr. 54, item 9, blz. 66–67) verzoekt het lid Jasper van Dijk (SP) de regering alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat het geld van de vertrekpremies van de oud-bestuurders van Hogeschool Inholland in het onderwijs wordt geïnvesteerd.

De beantwoording van deze motie heeft vertraging opgelopen omdat het Inspectierapport «Belonen, Besturen en Toezicht» over Inholland (bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 182) is afgewacht.

Het gaat in de motie om in totaal drie uitkeringen in verband met de beëindiging van het dienstverband van oud-bestuurders van Hogeschool Inholland.

Tot de inwerkingtreding van de Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT) volg ik de lijn dat de vergoeding in verband met de beëindiging van het dienstverband wordt getoetst aan de zgn. kantonrechtersformule om te beoordelen of er sprake is van een ondoelmatige besteding van overheidsmiddelen.

Op basis van verkregen informatie over de beëindiging van het dienstverband van de vicevoorzitter van het College van Bestuur en van het lid van het College van Bestuur, beiden in functie tot 22 november 2010, heb ik geconstateerd dat de vergoeding in verband met de beëindiging van hun dienstverband binnen het bedrag is gebleven dat zij zouden hebben ontvangen als de kantonrechtersformule was toegepast. Om die reden onderneem ik met betrekking tot de aan hen toegekende ontslagvergoeding geen verdere actie.

Wat betreft de derde schadeloosstelling heb ik, na zorgvuldige afweging, een bedrag van € 58 872,– aangemerkt als ondoelmatige besteding van de rijksbijdrage.

Zoals ik tijdens het plenaire debat van 24 mei jl. over het hoger beroepsonderwijs (Handelingen II 2010/11, nr. 84, item 20, blz. 54–89) heb aangegeven, neem ik vooralsnog geen besluit over het toevoegen van de terug te vorderen bedragen aan het macrokader van de hogescholen. Ik wil hiervoor eerst de ontwikkelingen bij Hogeschool Inholland afwachten.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven