31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1029 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Op 17 juni 2022 kondigde ik in mijn Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap een nieuw instrument aan: de starters- en stimuleringsbeurzen.1 Het doel van deze beurzen is om ongebonden onderzoek te stimuleren, en de werk-, competitie- en aanvraagdruk te verlagen. Vanaf 2023 is er € 300 miljoen per jaar beschikbaar voor deze beurzen.2

In het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap (hierna: het bestuursakkoord) zijn afspraken gemaakt over de invulling van de starters- en stimuleringsbeurzen.3 Naar aanleiding hiervan heb ik in december 2022 de Adviescommissie starters- en stimuleringsbeurzen ingesteld (hierna: de commissie). De commissie gaat mij en de universiteitsbesturen adviseren over de nadere uitwerking van zowel de starters- als de stimuleringsbeurzen.4

De commissie heeft mij recent om uitstel verzocht. Concreet is het verzoek om de adviezen uiterlijk 31 juni aanstaande op te leveren, in plaats van uiterlijk 31 maart. Ik heb besloten hiermee akkoord te gaan. Met deze Kamerbrief licht ik dit besluit toe.

Toelichting besluit tot uitstel oplevering adviezen

De voorzitter van de adviescommissie, de heer Weckhuysen, heeft mij per brief namens de gehele commissie verzocht om uitstel van de op te leveren adviezen, tot en met uiterlijk 31 juni aanstaande. Hij beschrijft in zijn brief dat de commissie begin december 2022 van start is gegaan, en dat ze haar adviezen oorspronkelijk op 31 maart 2023 zou moeten opleveren.

De commissie constateert dat deze periode van ruim drie maanden te kort is gebleken om aan de taakopdracht te voldoen. De heer Weckhuysen beschrijft als reden hiervoor dat de commissie het belangrijk vindt om een zorgvuldige inventarisatie te doen, evenals een brede consultatie bij potentiële ontvangers van de beurzen, bestuurders, leden van de medezeggenschap en andere betrokkenen.

Met het oog hierop vraagt de heer Weckhuysen mij in zijn brief om drie maanden uitstel, tot uiterlijk 31 juni 2023. Ik onderken de inhoudelijke complexiteit van het onderwerp, en heb begrip voor de afwegingen die de commissie in haar brief schetst. Ik heb daarom besloten het gevraagde uitstel tot uiterlijk 31 juni 2023 te verlenen.

Samenhang met NWO-commissie

Op dit moment onderzoekt een bestuurlijke commissie van NWO hoe de starters- en stimuleringsbeurzen zich verhouden tot bestaande onderzoeksfinanciering.5 Zij brengt hierover advies uit aan de Raad van Bestuur van NWO. De NWO-commissie heeft mij laten weten dat zij het resultaat van de door mij ingestelde commissie in haar advies gaat betrekken. De NWO-commissie verwacht de oplevering van haar adviezen uiterlijk in het kwartaal na aanbieding van de adviezen van de door mij ingestelde commissie. De beide commissies houden nauw contact met elkaar, gezien de samenhang van hun werkzaamheden.

Vervolgstappen

Ik zie uit naar de adviezen van de commissie. Ik vertrouw erop dat die mij en de universiteiten gaan helpen bij het verder uitwerken van hun beleid voor de starters- en stimuleringsbeurzen. Tot het zover is, ga ik ervanuit dat universiteiten aan de slag blijven met de beurzen, waarbij ze de doelstellingen en afspraken in het bestuursakkoord in acht nemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 964.

X Noot
2

Van deze € 300 miljoen is € 156 miljoen structureel beschikbaar voor de startersbeurzen en € 144 miljoen voor de stimuleringsbeurzen. De stimuleringsbeurzen worden gefinancierd uit het tijdelijke fonds voor Onderzoek en Wetenschap, dat een looptijd van tien jaar kent.

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 969.

X Noot
4

De taakomschrijving en samenstelling van de commissie staan in het instellingsbesluit in de Staatscourant: Stcrt. 2023, nr. 1213.

Naar boven