31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1028 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2023

Een duurzaam en sterk wetenschapssysteem is essentieel voor wetenschappelijke doorbraken en voor het aangaan van maatschappelijke opgaven. Daarvoor zijn goede wetenschappers nodig. Om toptalent te ontwikkelen, aan te trekken en te behouden is het belangrijk om ruimte te geven aan divers talent.1 Dit betekent dat er ook aandacht moet zijn voor de ontwikkeling van een ieders diverse talenten.

In 2019 hebben publieke kennisinstellingen en onderzoeksfinanciers het position paper «Ruimte voor ieders talent» gepubliceerd.2 Hierin geven zij aan een nieuwe weg in te slaan met het erkennen en waarderen van wetenschappers. Er moet een grotere diversiteit aan loopbaanpaden- en perspectieven komen, waarin ruimte is voor elk van de vijf kerndomeinen waarin wetenschappers actief zijn: onderzoek, onderwijs, impact, leiderschap en patiëntenzorg (dit laatste is een domein bij de universitair medische centra). Daarnaast wordt een betere balans tussen individu en team beoogd. Niet alleen individuele wetenschappers, maar ook teams moeten erkend worden voor hun wetenschappelijke prestaties. In het nieuwe erkennen en waarderen komt in de beoordeling van wetenschappers en hun werk de focus meer te liggen op kwaliteit, inhoud en creativiteit. Tot slot is er aandacht voor het stimuleren van open science en goed academisch leiderschap.

In deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van het nationale programma Erkennen & Waarderen aan de hand van het jaarverslag 2022 (als bijlage opgenomen bij deze brief). Daarnaast informeer ik uw Kamer over de internationale ontwikkelingen op het gebied van Erkennen & Waarderen en de relatie tussen Erkennen & Waarderen en rankings van universiteiten.3

Deze onderwerpen zijn ook geadresseerd in het briefadvies van de AWTI «Duiden van kwaliteiten van wetenschap».4 Met deze brief ga ik in op het verzoek van uw Kamer te reageren op zowel dit briefadvies als de reactie daarop van de heer Poot.5 Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Poot bij het publieke debat over de impact en het belang van Erkennen & Waarderen voor de Nederlandse wetenschap. Tot slot deel ik hoe ik aankijk tegen de rol van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren bij de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers.

Voortgang nationale programma Erkennen & Waarderen

Het Erkennen & Waarderen Jaarverslag 2022 geeft een uitgebreid overzicht van de stappen die in 2022 zijn gezet. In de bijlage vindt uw Kamer het volledige verslag. Activiteiten van vorig jaar zijn onder andere het Recognition and Rewards festival en de publicatie van het Recognition and Rewards e-magazine.6 Het magazine behandelt een uiteenlopend scala aan onderwerpen, praktijkvoorbeelden en dilemma’s. Tevens hebben er internationaal, nationaal en op instellingsniveau bijeenkomsten en gesprekken plaatsgevonden waarin zowel «good practices» als zorgpunten, aandachtspunten en dilemma’s zijn besproken. Ik heb op verschillende manieren deelgenomen aan dergelijke initiatieven. In het jaarverslag is ook te lezen dat in mei 2022 het nationale programma Erkennen & Waarderen, met behulp van de lokale projectleiders, het online community platform «RRview» heeft gelanceerd. Op dit platform vindt veel uitwisseling plaats, bijvoorbeeld over de inbedding van ontwikkelde HR-instrumenten, over de ontwikkeling van nieuw beleid, zoals het hooglerarenbeleid, en de implementatie van instrumenten als de jaargesprekken.

Op het gebied van diversificatie en dynamisering van loopbaanpaden zijn ook mooie voorbeelden opgenomen in het jaarverslag. Zo heeft de Universiteit Maastricht academische profielen opgesteld voor diverse functies van wetenschappers. In deze profielen is aandacht voor de kernwaarden van de universiteit, de kernactiviteiten van de wetenschapper en is er ruimte voor een aantal keuzecomponenten waarop de wetenschapper wenst te worden beoordeeld. De Erasmus School of Social and Behavioural Sciences is een pilot gestart waarin wetenschappers naast het traditionele profiel, met 60% onderwijs en 40% onderzoek, nu ook kunnen kiezen voor een onderwijsprofiel met 80% onderwijs en 20% onderzoek, een onderzoeksprofiel met 75% onderzoek en 25% onderwijs, een impactprofiel of een leiderschapsprofiel.

Een andere belangrijke ontwikkeling in 2022 is de start die is gemaakt met een routekaart, die gepubliceerd zal worden onder de noemer «Ruimte voor ieders talent in de praktijk». De routekaart geldt als vervolg op de position paper «Ruimte voor ieders talent». Hierin wordt aan de hand van de vijf speerpunten van het programma Erkennen & Waarderen geschetst wat de Nederlandse instellingen de komende jaren gaan realiseren. Het landelijk programmateam Erkennen & Waarderen schrijft in het jaarverslag 2022 dat de routekaart het onderlinge vertrouwen tussen de partners bevestigt en dat deze de gezamenlijk ingezette cultuurverandering zichtbaar, duurzaam en concreet maakt. De routekaart wordt voor de zomer na vaststelling door de besturen van alle betrokken partners gepubliceerd.

Deze voorbeelden zijn slechts een greep uit de vele concrete stappen die in 2022 zijn gezet. Ik ben onder de indruk van de inzet van de regiegroep, het landelijke programmateam, de lokale Erkennen & Waarderen-commissies en de vele anderen die zich met deze cultuurverandering bezighouden. Kijkend naar de voortgang van het programma heb ik goede hoop dat de impact van Erkennen & Waarderen steeds meer merkbaar wordt op de werkvloer, zodat alle wetenschappers de ruimte krijgen om hun eigen talent te ontdekken en ontwikkelen. Ook dit jaar staan er veel activiteiten gepland om het breder Erkennen & Waarderen te volgen en realiseren. Voorbeelden op nationaal niveau zijn de publicatie van de routekaart «Ruimte voor ieders talent in de praktijk», de derde editie van het Recognition and Rewards festival, de eerste meting van de Erkennen & Waarderen cultuurbarometer, de doorontwikkeling van het HR-instrumentarium en de publicatie van de derde editie van het magazine. In het kader van het programma zal er ook een visie worden gepresenteerd die aangeeft hoe andere groepen, naast het wetenschappelijk personeel, bij Erkennen & Waarderen kunnen worden betrokken.

Op instellingsniveau realiseren universiteiten en umc’s in 2023 onder andere loopbaan- en ontwikkelpaden met profielen of accenten binnen onderzoek, onderwijs, impact, leiderschap en patiëntenzorg (clinician-scientist). De KNAW werkt voor haar onderzoeksinstituten aan een differentiatie van het profiel onderzoeker. NWO werkt in 2023 aan een verdere uitrol van het evidence-based cv en de NWO-instituten gaan hun aanname- en bevorderingsbeleid in lijn brengen met het programma Erkennen & Waarderen.7

Uw Kamer heeft de AWTI verzocht advies uit te brengen over het objectief beoordelen van de kwaliteit van wetenschap en de beoordeling van wetenschappers. De AWTI is hierop ingegaan in de brief «Duiden van kwaliteiten van wetenschap».8 De heer Poot reageert in zijn brief aan uw Kamercommissie op deze AWTI-brief. In het vervolg van deze brief ga ik hierop in aan de hand van twee hoofdthema’s: internationale ontwikkelingen in Erkennen & Waarderen en de verschuiving van de focus naar kwaliteit bij de beoordeling van wetenschappers.

Internationale ontwikkelingen Erkennen & Waarderen

Er bestaan zorgen over de impact van de ontwikkelingen op het gebied van Erkennen & Waarderen op de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. De huidige sterke positie is afhankelijk van een groot scala aan factoren. De wijze waarop we wetenschappers de ruimte geven te excelleren in verschillende domeinen is er daar een van. Tegelijkertijd is, zoals de AWTI in zijn briefadvies uiteenzet, het beter erkennen en waarderen van de inzet van wetenschappers een internationale ontwikkeling. Dit ervaar ik ook tijdens mijn buitenlandse bezoeken en in de samenwerking in de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Ik memoreer graag kort de belangrijkste internationale ontwikkelingen en zal daarna ingaan op de relatie met de rankings.9

Internationaal speelt al langere tijd de behoefte om de kwaliteiten van wetenschap op andere manieren te beoordelen. De oorsprong hiervan ligt in de Verenigde Staten, toen tien jaar geleden de San Francisco Declaration on Research Assessment (DORA) werd gepubliceerd. In dit manifest wordt erkend dat er een «dringende behoefte» is «aan een verbetering van de manier waarop de producten van wetenschappelijk onderzoek worden geëvalueerd door subsidieverstrekkers, academische instellingen en andere partijen.»10 Het manifest beveelt aan om bij de beoordeling van bijdragen van een individuele wetenschapper geen gebruik te maken van tijdschriftmaten, zoals de journal impact factor, als maatstaf van de kwaliteit van individuele artikelen. Ook wordt in het manifest de noodzaak onderstreept om onderzoek op zijn eigen kwaliteiten en verdiensten te beoordelen. Dit manifest is ondertekend door meer dan 2600 instanties (waaronder VSNU (nu UNL), NFU, KNAW, NWO en ZonMw) en meer dan 22.000 individuen uit 159 landen.11

De afgelopen jaren is er sprake van een stroomversnelling in de internationale Erkennen & Waarderen-beweging. Zoals de AWTI beschrijft, hebben Finland, Noorwegen en Verenigd Koninkrijk position papers gepubliceerd waarin gesteld wordt dat bij de waardering van wetenschap kwantitatieve indicatoren ten dienste staan van een gedegen kwalitatief oordeel, in plaats van andersom. In Europees verband zijn er diverse programma’s in gang gezet om een andere manier van beoordeling van wetenschap te ontwikkelen en toe te passen. Een belangrijke mijlpaal is de lancering van de Agreement on Reforming Research Assessment (RRA)12 in 2022 door de Europese Commissie, Science Europe en de European University Association. Deze is ondertekend door vrijwel alle partners uit het nationale programma Erkennen & Waarderen. In de overeenkomst wordt opgeroepen om de diversiteit aan bijdragen aan en verschillende loopbanen in de wetenschap te erkennen. Het ongepaste gebruik van publicatie-gebaseerde indicatoren zoals de journal impact factor en de h-index bij de beoordeling van de kwaliteit van onderzoek wordt afgekeurd. Ook is er overeenstemming dat het gebruik van ranglijsten van universiteiten13, beter bekend als universitaire rankings, en onderzoeksorganisaties zo veel mogelijk bij onderzoeksbeoordeling moet worden vermeden en wordt uitgesproken dat rankings niet van invloed mogen zijn op de beoordeling van de kwaliteit van onderzoek of wetenschappers. Meer dan 450 instellingen uit meer dan 40 landen hebben dit verdrag inmiddels ondertekend.14 Deze ondertekenaars werken samen aan de systematische hervorming van onderzoeksbeoordeling in de hiervoor opgerichte Coalition for Advancing Research Assessment (CoARA). Prof. dr. Letschert15 is in december 2022 aangesteld als voorzitter van deze coalitie.

Internationale onderzoeksfondsen onderschrijven ook het belang van een verandering in de huidige methoden van wetenschapsevaluatie. Het Europese kaderprogramma en de European Research Council (ERC) volgen beiden de richtlijnen van de RRA. Deze ontwikkeling is noemenswaardig, omdat Nederlandse wetenschappers relatief veel financiering ontvangen vanuit de Europese kaderprogramma’s en ERC. Daarnaast zal Erkennen & Waarderen een belangrijk onderdeel vormen van het programma van de jaarlijkse bijeenkomst van de Global Research Council (GRC, een internationaal collectief van onderzoeksfinanciers) die in mei 2023 plaatsvindt in Den Haag.16

Nederland is internationaal een van de voorlopers in de Erkennen & Waarderen-beweging17, maar bovenstaande ontwikkelingen onderstrepen dat Nederland – en zelfs Europa – hier niet alleen in staan. De behoefte aan een ander beoordelingssysteem komt ook duidelijk naar voren in mijn bilaterale gesprekken met collega-ministers en universiteiten in andere landen. Het afgelopen jaar heb ik gesprekken gevoerd over Erkennen & Waarderen met collegaministers uit Japan, Frankrijk en Duitsland. Ook tijdens bezoeken aan de Amerikaanse westkust en het Verenigd Koninkrijk heb ik in gesprekken met topuniversiteiten zoals Stanford, UCLA en UCL ondervonden dat de wens voor hervorming van onderzoeksbeoordeling breed leeft. De ambities en doelstellingen van het nationale programma Erkennen & Waarderen sluiten goed aan bij de internationale cultuurverandering die gaande is.

Onderdeel van de discussie die hierover gevoerd wordt, is de rol die internationale universitaire rankings hierin spelen. Het gaat hierbij met name om rankings die berekend worden aan de hand van meerdere indicatoren, met een nadruk op bibliometrische indicatoren.18 Daarbij is het vaak niet geheel transparant hoe de diverse indicatoren gewogen worden en waarom gekozen wordt om bepaalde indicatoren zwaarder te wegen. Gezien de aandacht voor dit onderwerp heeft UNL een expertgroep universitaire rankings opgericht, die binnenkort een advies uitbrengt aan universiteitsbestuurders over hoe het beste met universitaire rankings kan worden omgegaan.19 In het voorlopige advies van de expertgroep is opgenomen dat zij niet verwacht dat het implementeren van Erkennen & Waarderen een grote invloed zal hebben op de positie van de Nederlandse universiteiten in de veel gebruikte rankings.

Een belangrijke vraag hierbij is of universitaire rankings wel het juiste middel zijn om de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap te meten. De AWTI geeft in zijn brief aan dat «het gebruik van rankings problematisch is, want deze negeren de complexiteit van de werkelijkheid. Wetenschappelijke instellingen voeren verschillende activiteiten in verschillende wetenschapsgebieden en in verschillende omgevingen uit. Door alles langs één en dezelfde meetlat te leggen, worden appels met peren vergeleken. Ranglijsten van universiteiten gebruiken om landen met elkaar te vergelijken is ook problematisch», zo schrijft de AWTI, «want landen verschillen in het aantal universiteiten, in de specialisatie in wetenschapsgebieden en disciplines, en in type universiteiten (meer onderwijs/meer onderzoek, algemeen/technisch, etc.)» (p. 6). Het Rathenau Instituut benoemt dezelfde beperkingen en roept op de rankings met de «nodige voorzichtigheid» te gebruiken.20 Het Rathenau Instituut laat zien dat losstaande indicatoren, zoals internationale samenwerking, publicatie en citatie-impactscores en mate van Europese financiering, wijzen op een sterke internationale positie van de Nederlandse wetenschap.21 De AWTI geeft in haar brief aan dat er vooralsnog geen indicaties zijn dat het anders evalueren van wetenschap en wetenschappers deze positie negatief beïnvloedt. Ik heb er vertrouwen in dat we de sterke Nederlandse positie in de mondiale wetenschap zullen behouden.

Focus op kwaliteit als pijler van Erkennen & Waarderen

Zoals hiervoor is benoemd, vraagt de beweging van Erkennen & Waarderen niet alleen aandacht voor de verschillende vormen van wetenschappelijk talent, maar pleit het ook voor een bredere blik als het gaat om het beoordelen van de kwaliteit van wetenschappers. Gezien de belangstelling van uw Kamer voor dit onderwerp22, ga ik hier nader op in. Dit onderwerp wordt tevens geadresseerd in de brief van de AWTI en in de brief van de heer Poot.

Wat betreft de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap blijkt uit de brief van de AWTI dat bibliometrische indicatoren, zoals de journal impact factor en de h-index, niet neutraal zijn. De AWTI benoemt dat er grote verschillen zijn tussen wetenschapsgebieden en -disciplines, waardoor bibliometrische indicatoren niet vergelijkbaar zijn tussen deze gebieden en disciplines. Ook schrijft de AWTI dat de omvang van vakgebieden verschilt en dat er sprake is van verschillen in publicatie- en citatiegewoonten tussen vakgebieden. De AWTI zegt dat het wel mogelijk is om bibliometrische indicatoren te corrigeren voor verschillen tussen disciplines, maar dat dit niet gebeurt bij indicatoren als de journal impact factor en de h-index. Ondanks deze beperking, zo stelt de AWTI, worden vooral deze twee indicatoren veelvuldig gebruikt als kernindicator bij de beoordeling van onderzoeksvoorstellen.

Over de beoordeling van de kwaliteit van wetenschappers stelt de AWTI dat bibliometrische indicatoren een onvolledig beeld geven om de verschillende kwaliteiten van individuele wetenschappers te kunnen beoordelen. Er worden verschillende tekortkomingen van de journal impact factor en de h-index benoemt. De AWTI schrijft tevens: «Deze indicatoren houden geen rekening met de bijdragen die wetenschappers doen aan beleid, omdat hier geen bruikbare indicatoren voor zijn, terwijl die bijdrage aan beleid ook impact is van wetenschap. De wetenschapper die meer tijd besteedt aan andere activiteiten zoals onderwijs of kennisdeling met beleidsmakers en mogelijk minder aan het publiceren van wetenschappelijke artikelen, zal door eenzijdig gebruik van bibliometrische indicatoren per definitie benadeeld worden» (p. 5).

Uit de brief van de AWTI maak ik op dat het belangrijk is zorgvuldig en verantwoord om te gaan met het gebruik van bibliometrische indicatoren. De bevindingen van de AWTI over het gebruik van bibliometrische indicatoren sluiten tevens aan bij de internationale trends rondom «research assessment», waar ik hierboven nader op in ben gegaan. De Europese ontwikkelingen in de richting van een nieuwe vorm van evalueren onderstrepen de noodzaak voor het verantwoord gebruik van bibliometrische indicatoren.

Indachtig het advies van de ATWI steun ik het wetenschapsveld in haar ambitie om bij de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers de nadruk minder te leggen op bibliometrische indicatoren en sterker op kwaliteit, inhoud, wetenschappelijke integriteit, creativiteit, bijdrage aan de wetenschap en/of maatschappij, en erkenning van het specifieke profiel van een wetenschapper en domein(en) waarbinnen een wetenschapper actief is. Een dergelijke transitie kost tijd, al worden er al duidelijke stappen gezet.23 NWO hanteert inmiddels in het evidence-based cv24 een lijst met verschillende indicatoren. Deze indicatoren, de selectieprocedures en de uitkomsten daarvan zijn volledig transparant. Wijzingen in de procedures worden doorlopend op draagvlak getoetst in het veld.

Ik steun de ambities van de beweging van Erkennen & Waarderen en vind het belangrijk dat wetenschappers voor de volle breedte van hun werk erkend en gewaardeerd worden. Ik vind het daarbij belangrijk dat bij de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers een verantwoorde en evenwichtige mix tussen kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren wordt gehanteerd, die recht doet aan de diversiteit aan wetenschappelijke velden en disciplines. Het is aan de partijen die het position paper hebben ondertekend en aan het wetenschapsveld om invulling te geven aan een verantwoorde balans bij de beoordeling van de kwaliteit van wetenschap en wetenschappers.

Tot slot

Een cultuurverandering vergt tijd, aandacht, inspanning, durf en leiderschap. Dat er bij zo’n verandering ook de nodige zorgen en dilemma’s spelen, is begrijpelijk en door hier goed naar te luisteren kan de koers aangescherpt worden. Naast de gesprekken die ik over dit onderwerp voer, waardeer ik het dat de partners in het nationale programma Erkennen & Waarderen het gesprek opzoeken met deelnemers die verschillende perspectieven op Erkennen & Waarderen hebben, waarbij ook het gesprek wordt gezocht met betrokkenen die kritisch zijn en/of zorgen hebben over de impact van Erkennen & Waarderen.

Ik blijf hier in mijn periodieke overleggen met de Erkennen & Waarderen partners aandacht voor vragen. Kijkend naar de nationale en internationale ontwikkelingen en het advies van de AWTI ben ik hoopvol als het gaat om het creëren van een nieuwe cultuur ten aanzien van het erkennen en waarderen van onze wetenschappers. Een cultuur waarin ruimte is voor de ontwikkeling van hun diverse talenten en die de wetenschap in Nederland verder verrijkt en versterkt, waardoor Nederland ook aantrekkelijk blijft als wetenschapsland op het internationale toneel. Dat wij voorop lopen in deze transitie geeft ons de kans om richting te geven en om te laten zien dat wij een wetenschappelijke gemeenschap van topniveau hebben.

Ik blijf de ambities van de beweging van Erkennen & Waarderen stimuleren en onderschrijven. Ik zal, zoals hierboven aangegeven, blijvend aandacht houden voor de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. Volgend jaar informeer ik uw Kamer opnieuw over de voortgang van het nationale programma.25 Hierin zal ik de resultaten uit de eerste cultuurbarometer meenemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Zie ook mijn beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap van 17 juni 2022 (Kamerstuk 31 288 nr. 964).

X Noot
2

https://recognitionrewards.nl/wp-content/uploads/2021/07/Position-paper-Ruimte-voor-ieders-talent.pdf. Dit position paper is ondertekend door UNL (toen VSNU), NFU, KNAW, NWO en ZonMw.

X Noot
3

Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over de Beleidsbrief Hoger onderwijs en wetenschap d.d. 30 juni 2022 (Kamerstuk 31 288, nr. 970).

X Noot
4

Kamerstuk 31 288, nr. 1001.

X Noot
5

Dit betreft de volgende verzoeken: «Kabinetsreactie vragen inzake het AWTI-advies over het objectief vaststellen van de kwaliteit van wetenschap», bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 101 en «Reactie m.b.t. AWTI-brief «Duiden van kwaliteiten van wetenschap» (Kamerstuk 31 288, nr. 1001)».

X Noot
7

NWO heeft Erkennen & Waarderen stevig verankerd in zijn strategie voor 2023–2026: https://www.nwo.nl/nwo-strategie-2023–2026.

X Noot
8

Kamerstuk 31 288, nr. 1001.

X Noot
9

Hiermee kom ik tegemoet aan mijn toezegging in het commissiedebat over de Beleidsbrief Hoger onderwijs en wetenschap d.d. 30 juni 2022 dat ik uw Kamer informeer over de relatie tussen het programma Erkennen & Waarderen (E&W) en de positie van de Nederlandse universiteiten op de internationale rankings.

X Noot
11

Stand 15 februari 2023.

X Noot
13

Het betreft hier ranglijsten zoals de Times Higher Education: Times Higher Education World University Rankings, Quacquarelli Symonds: QS World University Rankings en ShanghaiRanking Consultancy: Academic Ranking of World Universities.

X Noot
14

Stand 15 februari 2023.

X Noot
15

Voorzitter Universiteit Maastricht, co-voorzitter van de landelijke regiegroep «Erkennen & Waarderen».

X Noot
16

De door de heer Poot genoemde National Institutes of Health (NIH) en National Science Foundation (NSF) zijn daarbij aanwezig. De NSF is onderdeel van het bestuur van de GRC. NIH heeft tevens interesse getoond in het door NWO gebruikte format voor onderzoeksaanvragen.

X Noot
17

AWTI brief «Duiden van de kwaliteiten van wetenschap», p. 9.

X Noot
18

Bijvoorbeeld rankings zoals gepubliceerd door Times Higher Education, Quacquarelli Symonds en ShanghaiRanking Consultancy.

X Noot
19

Zie bijlage 3 bij het Erkennen & Waarderen Jaarverslag 2022, dat is bijgevoegd bij deze brief.

X Noot
22

«Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het voorgenomen standpunt instellingsplan NWO 2023–2026 (Kamerstuk 29 338-262).

X Noot
23

De heer Poot noemt in zijn brief het nieuwe Strategic Evaluation Protocol (SEP) 2021–2027. Het SEP wordt gebruikt om onderzoekseenheden te evalueren. Het is dus geen instrument voor de beoordeling van individuele wetenschappers. Appendix E2 van het SEP bevat een lijst met uiteenlopende indicatoren die gebruikt kunnen worden voor de evaluatie van het onderzoek van een eenheid.

X Noot
24

De bewering van de heer Poot dat het cv niet meer apart beoordeeld zal worden door NWO is dus niet juist. Voor meer informatie over het evidence-based cv verwijs ik u graag naar mijn antwoorden op de vragen van uw Kamer over het artikel van Times Higher Education «CV-blind» grant review divides Dutch scientists» (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2079).

X Noot
25

Ik heb uw Kamer toegezegd jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het programma in Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2276.

Naar boven