31 270 Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties en Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, ter implementatie van richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PbEU L 157)

Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2010

Tijdens het algemeen overleg van 24 juni 2010 (Kamerstuk 31 270, nr. 24) met de vaste commissie voor Financiën van uw Kamer over de accountancy en de nieuwe beroepsorganisatie voor accountants die na de fusie tussen NIVRA en NOvAA tot stand zal komen, heb ik toegezegd nog nader overleg te voeren over de positie van accountants die werkzaam zijn in het MKB en veelal bij kleinere kantoren zijn aangesloten. Dit overleg zou onder andere plaatsvinden met accountants die werkzaam zijn bij kleinere kantoren en met de SRA en de OvRAN.

Mijn toezegging dat ik het gesprek met die organisaties zou aangaan, betekent uiteraard dat dit gesprek namens mij kan worden gevoerd door ambtenaren van mijn ministerie. Dit is gebruikelijk bij dergelijke toezeggingen van een minister. Op deze wijze zijn die gesprekken inmiddels gevoerd met accountants van kleinere kantoren en de SRA, maar ook met andere belanghebbende organisaties.

Op 9 september 2010 heeft de vaste commissie mij verzocht aan te geven of mijn voorgenomen gesprek met de OvRAN heeft plaatsgevonden en, in geval het gesprek reeds heeft plaatsgevonden, haar te informeren over de uitkomsten van het gesprek. In het geval dit gesprek nog niet heeft plaatsgevonden, verzoekt de commissie mij haar te informeren over de termijn waarop dit gesprek zal plaatsvinden.

Hierover kan ik u het volgende melden.

Op 7 september 2010 is de OvRAN uitgenodigd voor een gesprek met de plaatsvervangend directeur van de directie Financiële Markten die ook de meeste gesprekken voert met andere belanghebbende partijen. Op 14 september 2010 heb ik een reactie van de OvRAN ontvangen, waarin zij aangeeft een gesprek betrekkelijk zinloos te achten, tenzij wordt voldaan aan twee voorwaarden welke niet als opportuun gekwalificeerd moeten worden. Dit heb ik in mijn brief van 24 september 2010 aan de OvRAN uiteengezet, waarbij ik ook heb aangegeven dat zij nog steeds welkom blijft voor een gesprek.

Afschriften van beide brieven zijn bij deze brief gevoegd.1

De minister van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven