Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2010
Tijdens het algemeen overleg van 24 juni 2010 (Kamerstuk 31 270, nr. 24) met de vaste commissie voor Financiën van uw Kamer over de accountancy en de nieuwe beroepsorganisatie voor accountants
die na de fusie tussen NIVRA en NOvAA tot stand zal komen, heb ik toegezegd nog nader overleg te voeren over de positie van
accountants die werkzaam zijn in het MKB en veelal bij kleinere kantoren zijn aangesloten. Dit overleg zou onder andere plaatsvinden
met accountants die werkzaam zijn bij kleinere kantoren en met de SRA en de OvRAN.
Mijn toezegging dat ik het gesprek met die organisaties zou aangaan, betekent uiteraard dat dit gesprek namens mij kan worden
gevoerd door ambtenaren van mijn ministerie. Dit is gebruikelijk bij dergelijke toezeggingen van een minister. Op deze wijze
zijn die gesprekken inmiddels gevoerd met accountants van kleinere kantoren en de SRA, maar ook met andere belanghebbende
organisaties.
Op 9 september 2010 heeft de vaste commissie mij verzocht aan te geven of mijn voorgenomen gesprek met de OvRAN heeft plaatsgevonden
en, in geval het gesprek reeds heeft plaatsgevonden, haar te informeren over de uitkomsten van het gesprek. In het geval dit
gesprek nog niet heeft plaatsgevonden, verzoekt de commissie mij haar te informeren over de termijn waarop dit gesprek zal
plaatsvinden.
Hierover kan ik u het volgende melden.
Op 7 september 2010 is de OvRAN uitgenodigd voor een gesprek met de plaatsvervangend directeur van de directie Financiële
Markten die ook de meeste gesprekken voert met andere belanghebbende partijen. Op 14 september 2010 heb ik een reactie van
de OvRAN ontvangen, waarin zij aangeeft een gesprek betrekkelijk zinloos te achten, tenzij wordt voldaan aan twee voorwaarden
welke niet als opportuun gekwalificeerd moeten worden. Dit heb ik in mijn brief van 24 september 2010 aan de OvRAN uiteengezet,
waarbij ik ook heb aangegeven dat zij nog steeds welkom blijft voor een gesprek.
Afschriften van beide brieven zijn bij deze brief gevoegd.1
De minister van Financiën,
J. C. de Jager