Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2014
I. Inleiding
Op 16 juli 2013 hebben zowel uw Kamer als de Tweede Kamer het onderzoeksrapport naar
het functioneren van de nieuwe medezeggenschap in de mbo-sector ontvangen1.
In mijn aanbiedingsbrief bij het rapport heb ik aangegeven dat ik u een inhoudelijke
reactie geef in de brief over de stand van zaken medezeggenschap per sector conform
mijn toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het nota-overleg over governance in het
onderwijs op 27 mei 20132.
Bij brief van 5 februari 20143 is op voornoemd rapport een inhoudelijke reactie naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze
reactie leg ik hierbij ook aan uw Kamer voor.
II. Uitkomsten onderzoek
Het onderzoek4 heeft plaatsgevonden in de periode april 2013 tot en met juni 2013. Het doel was
om op twee kernvragen antwoord te krijgen:
-
1. Hebben de wijzigingen van de WEB in 2010 – met name de invoering van gedeelde medezeggenschap
– gebracht wat toen werd beoogd, in het bijzonder met de verbetering van de participatie
in de medezeggenschap door deelnemers; en
-
2. Functioneert het systeem van checks and balances in de bve-sector van bestuur, toezicht
en medezeggenschap op voldoende niveau en in goed evenwicht?
Uit het onderzoek blijkt dat de helft van de ondernemingsraadleden (OR-leden) vindt
dat het bestuur de ondernemingsraad en de studentenraad zeer serieus neemt. De studentenraden
zijn echter wel positiever; adviezen van raadsleden worden meestal door het bestuur
opgevolgd en wanneer dit niet gebeurt, wordt er duidelijk beargumenteerd waarom het
advies niet wordt overgenomen. Instellingen spannen zich ervoor in de studentenraad
goed te laten functioneren. Raadsleden krijgen ook de nodige voorzieningen ter beschikking
gesteld ter ondersteuning bij het raadswerk. OR-leden overleggen regelmatig, studentenraden
minder, maar de agenda voor het overleg wordt over het algemeen in gelijke mate bepaald.
Uit het onderzoek is gebleken dat er weinig animo bestaat voor deelname in studentenraden.
Dit komt door onbekendheid met de studentenraden, door gebrek aan tijd en betrokkenheid
en het idee dat het raadswerk geen enkele invloed heeft. Ik kan u melden dat de Jongeren
Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap de studentenraden ondersteuning gaat geven bij professionalisering van
studentenraden en (docenten)begeleiders. Ook zal JOB werken aan de verbetering van
het imago van studentenraden en hen ondersteunen bij het uitwisselen van goede voorbeelden.
Uit het onderzoek blijkt ook dat studentenraden behoefte hebben aan (meer) overleg
met de Raad van Toezicht. Een verplichting tot overleg wordt meegenomen in het wetsvoorstel
Versterking bestuurskracht.
In de evaluatie van juli 2013 is enkel de invalshoek van de ondernemingsraad, de deelnemersraad
en de ouderraad belicht. Er komt een aanvullend onderzoek om de doelstellingen van
de in 2010 ingevoerde gedeelde medezeggenschapsstructuur in de mbo-sector te evalueren.
Daarin wordt de invalshoek van besturen en raden van toezicht op de medezeggenschap
meegenomen, om daarmee een compleet beeld te krijgen van voornoemde wijziging. Ik
ben met de mbo-sector in gesprek over de medezeggenschapscultuur en hoe goede tegenspraak
nog beter kan worden georganiseerd voor onder meer de studentenraad binnen de instelling.
Het gaat er daarbij met name om hoe studenten meer zeggenschap kunnen krijgen in advisering
over de kwaliteit van de opleiding en het creëren van een kwaliteitscultuur.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker