31 265 Adoptie

Nr. 91 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 mei 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 8 februari 2021 inzake de beleidsreactie op het rapport Commissie Onderzoek naar Interlandelijke Adoptie in het verleden (Kamerstuk 31 265, nr. 79).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 mei 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels

1

Kunt u schetsen in welke andere landen de discussie over de toekomst van adoptie op dit moment speelt? Kunt u daarbij in gaan op Zwitserland en de ontwikkelingen aldaar?

De discussie over de toekomst van interlandelijke adoptie wordt gevoerd tijdens de vergaderingen die plaatsvinden tussen de ontvangende (Europese) Centrale Autoriteiten. Voortdurend kijken landen naar verbeteringen in de adoptie-infrastructuur waardoor het risico op misstanden verkleind wordt. Vooralsnog is Nederland het enige land dat het besluit heeft genomen om adoptieprocedures op te schorten. Zwitserland heeft onderzoek verricht naar historische adoptiezaken in Sri Lanka en in 2020 hierover een rapport uitgebracht. Het rapport biedt een aantal aanbevelingen dat nu verder in werkgroepen onderzocht wordt. Deze aanbevelingen zien met name op rootsvraagstukken en een doorlichting van de huidige adoptieprocedures. In februari heeft Zweden een rapport uitgebracht waarin een doorlichting van de huidige adoptie-infrastructuur is gedaan.

2

Zijn er mogelijkheden om de stem van geboortemoeders te kunnen versterken in de bezinning op interlandelijke adoptie?

Ik voer thans een verkenning uit naar een publiekrechtelijk stelsel voor interlandelijke adoptie. Daarbij wordt ook onderzocht of er strikter toezicht kan worden uitgeoefend op de afspraken uit het Haags Adoptieverdrag (HAV).1 Door een goede naleving van de afstandsprocedure, vastgelegd in het HAV, zou met een grotere zekerheid moeten kunnen worden vastgesteld of de geboortemoeder/ouders zijn betrokken.

3 + 4

Op welke wijze is invulling gegeven aan de aanbevelingen gedaan door de RSJ in het rapport «Bezinning op Interlandelijke Adoptie» (Kamerstuk 31 265, nr. 61)?

Welke overwegingen lagen in 2017 ten grondslag aan uw keuze interlandelijke adoptie doorgang te laten vinden en in hoeverre spelen deze overwegingen nu ook nog een rol?

De RSJ heeft in 2017 een aantal stevige conclusies getrokken in haar rapport «Bezinning op Interlandelijke adoptie». In de kern heeft de RSJ aangegeven dat ondanks de voordelen op het niveau van het individuele kind (microniveau) het adoptiestelsel volgens de RSJ niet de beste oplossing is om kinderen behorend tot de doelgroep in het algemeen (macroniveau) te beschermen. In de reactie op het RSJ-advies heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie na een afweging tussen het belang van het individuele kind om op te groeien in gezinsverband enerzijds en het belang van het stimuleren van betere zorg voor (wees)kinderen in landen van herkomst anderzijds, geoordeeld dat de mogelijkheid van interlandelijke adoptie vooralsnog behouden moet blijven voor die kinderen die daarbij gebaat zijn. De focus moest daarom erop gericht zijn om de knelpunten en zorgen zoals benoemd in het RSJ advies, ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel, het toezicht en de kwaliteit, aan te pakken. Het behouden van een gereguleerde adoptieprocedure werd bovendien van belang geacht om een legale route te bieden voor mensen met een wens om te adopteren.

Naar aanleiding van het advies van de RSJ is destijds geconstateerd dat er aanpassingen noodzakelijk zijn om zodoende de kwaliteit van de adoptie keten en procedures te verbeteren. Het ging hierbij om:

Internationaal beleid: een grotere rol van de Centrale Autoriteit (CA) aan de voorkant van het traject door een actiever internationaal beleid te voeren, onder andere door frequenter bezoek aan de landen van herkomst. Hiermee krijgt de CA beter zicht op de handelwijze van de zendende landen en kan zich actiever opstellen ten aanzien van de contact(ontwikkeling)en van de vergunninghouders.

Normenkader: dit normenkader zou in april 2021, samen met de wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka), in internetconsultatie gaan. De voorbereiding hiervan is tijdelijk stilgezet gezet in het licht van de huidige opschorting.

Toezicht: optimaliseren van toezicht door de Ca op financieel gebied bij de vergunninghouders. Het introduceren van een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid, waardoor de Ca de mogelijkheid zou krijgen meer sturend richting vergunninghouders op te treden. Daarnaast zouden ook andere toezichtbepalingen geïntroduceerd worden, zoals het opschorten en intrekken van de machtiging in algemene zin en de vergunning. Dit is eveneens tijdelijk stilgezet gezet in verband met de opschorting.

Aantal vergunninghouders: gezien de geringe omvang van interlandelijke adoptie in Nederland ligt het niet meer in de rede een groot aantal bemiddelende instanties te hebben. Via natuurlijk verloop zijn er momenteel nog vier vergunninghouders.

In de met uw Kamer gevoerde discussie over het RSJ rapport bleek steun voor een nader gereguleerd adoptiestelsel in plaats van het stoppen met interlandelijke adoptie. De afgelopen tijd is de dynamiek ten aanzien van interlandelijke adoptie echter veranderd. Er is veel aandacht geweest voor misstanden uit het verleden door media en geadopteerden. Ook lopen de aantallen interlandelijke adopties, fors terug. Daarnaast werpt het rapport van de commissie Joustra in mijn ogen nieuw licht op de zaak. De commissie concludeert dat het vrijwel onmogelijk is om een systeem op te zetten waarbij het risico op misstanden uitgesloten kan worden. Ik ben van oordeel dat de balans met dit rapport naar de andere kant is doorgeslagen. Ik heb daarom besloten, conform de aanbeveling van de commissie, tot een herbezinning van het huidige adoptiestelsel.

5

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de vier maatregelen die zijn aangekondigd door u in de brief van 31 januari 2017 (Kamerstuk 31 265, nr. 62), te weten het verbeteren van de internationale samenwerking, het opstellen van het normenkader, het verscherpen van het toezicht en het terugbrengen van het aantal vergunninghouders?

De CA heeft internationaal een actievere rol ingenomen door vaker landen van herkomst te bezoeken waar een samenwerkingsrelatie mee is. Adoptieprocedures en systemen worden door de CA kritisch onderzocht en waar nodig en mogelijk worden aanvullende afspraken gemaakt om procedures kwalitatief beter te maken. Zoals verwacht is het aantal vergunninghouders die mogen bemiddelen bij interlandelijke adoptie afgenomen en zijn er nu nog vier over. Ik heb een wijziging van de Wobka in gang gezet. Deze zou in april 2021 in internetconsultatie gaan, evenals het normenkader, waarmee verscherpt toezicht wettelijk zou worden vormgegeven. Naar aanleiding van de uitkomsten van de commissie Joustra is dit traject stilgelegd.

6

Op welke wijze is invulling gegeven aan de aanbevelingen van de vergunninghouders uit de brief getiteld «De adoptieketen in 2020» uit 2014?

In dit document hebben de vergunninghouders aangegeven hoe de adoptieketen versterkt zou kunnen worden. Een aantal aanbevelingen is ter harte genomen, onder meer de aanbevelingen die zien op de samenwerking binnen de adoptieketen, de invulling van de voorlichtingsbijeenkomsten en het raadsrapport voor aspirant-adoptiefouders. Anderzijds hebben de vergunninghouders ook aanbevolen om meer verantwoordelijkheid en vertrouwen bij de vergunninghouders zelf neer te leggen. Aanbevelingen met die strekking zijn niet overgenomen.

7

Op welke wijze wordt vastgesteld of een land het subsidiariteitsbeginsel schendt?

De CA beoordeelt ieder matchingsvoorstel (de match tussen adoptiekind en aspirant adoptiefouder(s)), dat door de vergunninghouders wordt ingediend. Uitgangspunt daarbij is dat er ouders gezocht worden bij een kind. Uit het dossier moet blijken dat naar behoren is onderzocht of een plaatsing in eigen land tot de mogelijkheden behoort. De mogelijkheden om in het eigen land te plaatsen kunnen per land verschillen en culturele aspecten spelen hierbij ook een rol. Daarnaast is het onderwerp subsidiariteit een van de belangrijkste onderwerpen gedurende de werkbezoeken aan landen van herkomst.

8

Op basis van welke overwegingen is in 2017 besloten adopties uit de VS, de EU en China doorgang te laten vinden, ondanks het expliciete advies van de RSJ hier per direct mee te stoppen?

Er is destijds het besluit genomen om het adoptiestelsel te verbeteren door aanscherpingen in het stelsel. De aanscherpingen zouden gaan gelden voor alle zendende landen, dus ook voor de VS, China en de EU.2 Voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik naar vraag 3 en 4.

9

Zijn er landen waarmee interlandelijke adoptie momenteel wordt uitgevoerd waarbij een voldoende mate van controle en toezicht is georganiseerd?

De adoptieprocedures die momenteel uitgevoerd worden tussen Nederland en de zendende landen voldoen aan de uitgangspunten van het HAV en de geldende wet- en regelgeving. De Centrale Autoriteiten van de landen van herkomst hebben op grond van het verdrag ook een verantwoordelijkheid alle passende maatregelen te nemen om financieel of ander voordeel in verband met adoptie te voorkomen. De Nederlandse CA verricht het toezicht binnen de wettelijke kaders die er zijn. Dat neemt niet weg dat misstanden niet uit te sluiten zijn.

10

Onder welke omstandigheden is sprake van voldoende controle en toezicht op interlandelijke adoptie?

Op dit moment vindt een verkenning plaatsvindt naar de mogelijkheid van een publiekrechtelijk adoptiestelsel. Tevens wordt onderzocht of het internationaal toezicht op naleving van de afspraken uit het HAV versterkt kan worden. Uitgangspunt is dat misstanden moeten worden voorkomen, omdat die nooit in het belang van het kind zijn. Uit de verkenning moet blijken in welke mate risico’s kunnen worden weggenomen. De verkenning stuur ik voor de zomer naar uw Kamer.

11

Gaat u onderzoeken wie bestuurlijk en ambtelijk verantwoordelijk was voor de misstanden waarop de overheid niet heeft gehandeld hoewel de concrete signalen van misstanden er al lagen in de periode 1967 tot 1998 in de instellingslanden? Evenals de verantwoordelijkheid van toenmalige vergunninghouders en/of ontwikkelingshulp organisaties?

De Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het verleden (COIA) constateert dat de Nederlandse overheid vanaf de jaren zestig op de hoogte was van adoptiemisstanden. Ook Nederlandse bemiddelende partijen waren op de hoogte van de miststanden. De mate van betrokkenheid varieert tussen de verschillende bemiddelaars, zelfdoeners en andere particulieren. Naar aanleiding van deze constatering zijn excuses aangeboden in de Kabinetsreactie van 8 februari 2021. Het vertrouwen van geadopteerden in de Nederlandse overheid is geschonden. Terecht is door de commissie geconcludeerd dat we ons moeten inzetten om deze geschonden relatie te herstellen. Ik tref daarom maatregelen om geadopteerden meer te ondersteunen in de zoektocht naar hun afkomst. Voorts heb ik reeds aangekondigd hun rechtspositie te verbeteren: de Staat zal zich in procedures van geadopteerden niet langer beroepen op verjaring. Ik ben niet voornemens om nader onderzoek te doen.

12

Worden vergunninghouders ook betrokken bij het herstellen van de geschonden relatie tussen de overheid en de geadopteerden, en zo ja, op welke wijze?

Het is vooral aan de overheid zelf om de geschonden relatie te herstellen. Er zal wel onderzocht worden, in gesprek met de vergunninghouders, of zij een rol kunnen en willen spelen bij de inrichting van het expertisecentrum.

13

Hoe beoordeelt u de adoptieprocedure waar het gaat om kinderen uit de Verenigde Staten? Is deze te vergelijken met de adopties uit de door de Commissie Joustra meer diepgaand onderzochte landen?

Adoptieprocedures uit de VS zijn altijd vatbaar geweest voor discussie. Met name de invulling van het subsidiariteitsbeginsel is een andere dan bij andere adoptielanden. Diverse werkbezoeken aan de VS hebben geen aanleiding gegeven de adoptie relatie te beëindigen. Misstanden zoals deze zijn aangetroffen in de door de commissie onderzochte landen, zijn niet aangetroffen in de VS. De adoptieprocedures uit de VS zijn niet helemaal te vergelijken met de onderzochte landen door de commissie.

14

De Nederlandse overheid was op de hoogte van adoptiemisstanden, bent u voornemens nader onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de overheid hiermee omgegaan is?

De wijze waarop de overheid is omgegaan met signalen van misstanden is meegenomen in het onderzoek van de commissie en de conclusies zijn helder. De Nederlandse overheid was vanaf de late jaren zestig op de hoogte van adoptiemisstanden, daarbij heeft de overheid verzuimd haar verantwoordelijkheden en verplichtingen na te komen en nagelaten in te grijpen wanneer daartoe aanleiding bestond. Naar aanleiding van deze constatering zijn excuses aangeboden in de Kabinetsreactie van 8 februari 2021. Ik ben niet voornemens hiernaar nader onderzoek in te stellen.

15

Kunt u aangeven of in het onderzoek voldoende onderscheid is gemaakt tussen misstanden die een criminele achtergrond hebben en misstanden die een culturele achtergrond hebben?

Uit het rapport van de commissie blijkt niet dat de commissie een onderscheid heeft gemaakt tussen misstanden met een criminele achtergrond en met een culturele achtergrond. De commissie heeft het volgende misstandenbegrip gehanteerd:

  • Het handelen of nalaten in strijd met de geldende nationale en internationale wet- en regelgeving, alsmede

  • het handelen of nalaten dat formeel niet in strijd is met de geldende nationale en internationale wet- en regelgeving, maar ethisch gezien onverantwoord is.

16

Bent u bekend met de situatie rondom adoptie in andere West-Europese landen? Zo ja, op welke wijze is dit betrokken bij uw beleidsreactie? Zo nee, waarom niet?

Mij is bekend dat andere West-Europese landen discussies hebben over de wijze waarop adoptiesystemen versterkt kunnen worden. Echter, mijn reactie op het rapport van de commissie Joustra is gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek en niet op de situaties die andere West-Europese landen tegenkomen. Ontwikkelingen en onderzoeksresultaten uit andere landen worden wel meegenomen in de verkenning naar een mogelijk toekomstig publiekrechtelijk adoptiesysteem.

17

Gaat u onderzoek doen naar de rol en verantwoordelijkheid van toenmalige vergunninghouders en/of ontwikkelingshulp organisaties?

Het rapport van de commissie Joustra laat zien dat ook de bemiddelende instanties bekend waren met misstanden. Doordat het optreden van de overheid tekortschoot, konden misstanden voortduren. Hiervoor heb ik namens het kabinet excuses aangeboden. Het is aan de bemiddelende instanties om zelf consequenties te verbinden aan de uitkomsten van het onderzoek.

18

Waarom heeft de Nederlandse overheid, ondanks verschillende aanwijzingen, nagelaten tijdig maatregelen te treffen om adoptiemisstanden te bestrijden: in wet- en regelgeving, in het doen van onderzoek naar misstanden, in het toezicht en in handhaving?

Volgens de commissie is de maatschappelijke en politieke beeldvorming over het adopteren van kinderen uit het buitenland lange tijd cruciaal geweest voor het oogluikend toestaan van misstanden. Interlandelijke adoptie werd gezien als «goeddoen» en als een oplossing voor kinderen in armoede en nood. De roep vanuit de maatschappij en ook de politiek om te adopteren uit het buitenland was sterk. Hoewel dit een verklaring biedt voor ieders handelen destijds, inclusief dat van de overheid, is het geen legitimatie.

19

Wat zijn de concrete inherente kwetsbaarheden in het systeem?

De commissie wijst zowel op de private elementen die het systeem fraudegevoelig maken als op beperkingen in het toezicht vanuit Nederland, zowel binnen als buiten de landsgrenzen.

20

Wanneer wordt het landelijk expertisecentrum verwacht?

Het is van belang om de oprichting van het landelijk expertisecentrum op een zorgvuldige wijze vorm te geven. Er is een projectleider aangetrokken die de opdracht heeft om te komen tot de inrichting van een onafhankelijk expertisecentrum. Het expertisecentrum wordt ingericht op basis van een goede samenwerking met onder andere belangenorganisaties. Er wordt momenteel een inventarisatie gemaakt van alle beschikbare informatie. Het streven is om op korte termijn al de eerste resultaten te laten zien. Ik zal voor de zomer over de voortgang aan uw Kamer berichten.

21

Wanneer zou het landelijk expertisecentrum operationeel moeten zijn?

Het is van belang dat er een gedeeld beeld is van wat het expertisecentrum moet doen en welke rol de bestaande organisaties gaan vervullen. De aangestelde projectleider is thans bezig met een plan van aanpak. Voor de zomer bericht ik de Tweede Kamer over de voortgang.

22

Wordt de gebruikmaking van het landelijk expertisecentrum volledig door de overheid vergoed? Zo ja, wat is hiervan de dekking?

Ja, de rijksoverheid vergoedt de gebruikmaking van het landelijke expertisecentrum. De dekking hiervoor is deels generaal verkregen van het Ministerie van Financiën en deels door inzet van de eindejaarsmarge en andere meevallers van JenV, zie onderstaande tabel. Er is cumulatief tot 2026 36,4 miljoen euro beschikbaar voor het opzetten van het expertisecentrum.

 

2021

2022

2023

2024

2025

Totaal

3,4

9,7

7,7

5,2

5,2

Aandeel Fin

1,5

2,5

2,5

2,2

2,2

Aandeel JenV

1,9

7,2

5,2

3

3

23

Beschikt het landelijk expertisecentrum over een wetenschappelijke afdeling zodat nuances en kennis beter bereikbaar zijn?

Het expertisecentrum wordt nog ingericht. Het is nog niet bekend of dit expertisecentrum ook een wetenschappelijke afdeling gaat krijgen.

24 + 25

Op welke wijze wordt de rechtspositie van geadopteerden versterkt? Geldt dit voor alle geadopteerden?

Hoe wordt de rechtspositie van geadopteerden concreet verbeterd?

De overheid beroept zich vanaf 8 februari 2021 niet langer op verjaring in door geadopteerden aangespannen procedures inzake interlandelijke adoptie. Dit geldt zowel voor lopende als toekomstige procedures en voor alle interlandelijk geadopteerden.

26

Hoe kijkt u aan tegen het per direct starten van een telefonische hulplijn voor geadopteerden, vooruitlopend op de oprichting van een onafhankelijk landelijk expertisecentrum?

Interlandelijk geadopteerden kunnen contact opnemen met Fiom met vragen over bijvoorbeeld de volgende onderwerpen: het inzien van het adoptiedossier, zoekacties en nazorg. Indien Fiom de vraag van de geadopteerde niet kan beantwoorden, wordt gekeken naar wie de geadopteerde kan worden doorverwezen. Het gegeven dat Fiom telefonisch bereikbaar is voor vragen van geadopteerden komt voort uit de reguliere taak van Fiom en het helpdesk-project. Er is dus niet vooruitlopend op de oprichting van het expertisecentrum gehandeld, maar bekendheid gegeven aan de bestaande dienstverlening van Fiom.

27

Heeft u een bestaansduur in gedachten voor het onafhankelijk landelijk expertisecentrum?

Vooralsnog wordt niet uitgegaan van een bij de oprichting vast te leggen bestaansduur.

28

Kan het onafhankelijk landelijk expertisecentrum op termijn worden ondergebracht of samengevoegd met een andere instantie?

Dat is in theorie mogelijk, zolang deze andere instantie zowel onafhankelijk is als landelijk werkt.

29

Is onderzocht hoeveel een zoektocht naar de oorsprong van een geadopteerde (rootszoektocht) gemiddeld genomen kost? Zo ja, aan wat voor bedrag moet gedacht worden?

De kosten van een rootszoektocht zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals het land waarin moet worden gezocht, wie de zoekactie uitvoert en welke informatie er beschikbaar is. De kosten van een individuele zoekactie lopen daardoor sterk uiteen, waardoor een indicatie van een gemiddelde moeilijk te geven is en bovendien een vertekend beeld kan geven.

30 + 32

Wordt er ook tijd en geld vrijgemaakt voor de zoektocht naar geboortemoeders door het landelijk expertisecentrum?

Welke functies zal het landelijk expertisecentrum vervullen en zal er ook geholpen worden bij de zoektocht van geadopteerde personen naar hun biologische ouders?

Ik wil de infrastructuur in Nederland versterken voor zoektochten van interlandelijk geadopteerden. Individuele zoektochten zullen altijd een eigen invulling kennen, waarbij het vanzelfsprekend aan de geadopteerde is om zijn eigen keuzes te maken. De overheid kan wel faciliteiten aanbieden waarmee een geadopteerde wordt geholpen. Het expertisecentrum zal de kennis bundelen op het terrein van identiteitsvraagstukken, zoektochten en hulpverlening. Het expertisecentrum biedt daarmee een vorm van versterkte generieke ondersteuning.

Geadopteerden kunnen bij het expertisecentrum terecht voor:

  • Toegang tot adoptiedossiers en afstammingsinformatie. Het expertisecentrum biedt hulp bij het vinden van en het krijgen van toegang tot adoptiedossiers. Ook beschikt het over kennis ten aanzien van de mogelijkheden en risico’s van DNA-onderzoek.

  • Informatie over zoektochten. Het expertisecentrum fungeert als aanspreekpunt voor geadopteerden ten aanzien van zoektochten en zal een relevant netwerk in landen van herkomst opbouwen en ontsluiten. Mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken en ik hebben afgesproken dat de buitenlandse posten actief zullen helpen bij het opzetten en onderhouden van het netwerk van het expertisecentrum ter plaatse.

  • Psychosociale hulp. Laagdrempelige vormen van psychosociale hulp zal het expertisecentrum zelf aanbieden, zoals het organiseren van lotgenotencontact en begeleiding bij gespreksgroepen. Ook kan het expertisecentrum doorgeleiden naar meer gespecialiseerde vormen van psychologische hulp.

  • Juridische ondersteuning. Het expertisecentrum biedt juridische ondersteuning bij veel voorkomende vragen onder geadopteerden, bijvoorbeeld over naamswijziging, het herroepen van adoptie en privacy.

31

Kunnen zoekenden steun krijgen, bijvoorbeeld voor tickets, vanuit het beschikbaar gestelde budget? Is dit ook beschikbaar voor mensen die reeds grote kosten hebben gemaakt?

Het expertisecentrum richt zich niet op ondersteuning van individuele zoektochten, tickets zullen derhalve niet worden vergoed. Het budget zal worden besteed aan de versterking van de infrastructuur voor zoektochten van interlandelijke geadopteerden, zodat ondersteuning wordt geboden aan alle geadopteerden die een zoektocht ondernemen.

33

Voor welke periode zal het landelijk expertisecentrum operationeel zijn?

Vooralsnog wordt niet uitgegaan van een bij de oprichting vast te leggen bestaansduur.

34

Welke vorm zal het landelijk expertisecentrum krijgen en hoeveel budget en personeel wordt hiervoor beschikbaar gesteld?

Het is te vroeg om iets te zeggen over de vorm van het expertisecentrum. Het expertisecentrum wordt ingericht op basis van een goede voorbereiding met onder andere belangenorganisaties. Daarbij heb ik aangegeven vaart te maken. Ik zal voor de zomer de Tweede Kamer over de voortgang berichten. Voor de beantwoording van de vraag over het beschikbare budget verwijs ik naar het antwoord op vraag 22.

35

Op welke wijze wilt u geadopteerden ondersteunen waar het gaat om DNA-matchingsonderzoek? Niet alle aanbieders van databanken hebben wellicht dezelfde privacy-waarborgen als in Nederland vereist is, wat kunt u in dezen voor de geadopteerden en de biologische ouders betekenen?

Het gebruik van DNA-testen en matching van DNA-profielen is niet meer weg te denken bij zoektochten. Het kent echter wel belangrijke verschillen per land en per DNA-databank. Het expertisecentrum kan eraan bijdragen door kennis hierover op te bouwen en duidelijk te maken waarmee rekening gehouden moet worden bij DNA-testen en matching.

36

Als het landelijk expertisecentrum iemand doorgeleidt naar meer specialistische vormen van psychologische hulp, wordt de geadopteerde dan ook verder geholpen indien de geadopteerde geconfronteerd wordt met een wachtlijst?

Het expertisecentrum kan geen invloed uitoefenen op de wachtlijsten in de zorg. Geadopteerden kunnen bij het expertisecentrum wel terecht voor laagdrempelige vormen van psychosociale hulp, zoals het organiseren van lotgenotencontact en begeleiding bij gespreksgroepen. Ik kan me daarnaast voorstellen dat het expertisecentrum een signaalfunctie heeft op het moment dat er geen passende of tijdige specialistische zorg wordt geleverd aan geadopteerden.

37

Maakt u bij de oprichting van het onafhankelijk landelijk expertisecentrum gebruik van de positieve en negatieve ervaringen van andere in Nederland bestaande expertisecentra?

Bij de inrichting zal vanzelfsprekend gekeken worden naar ervaringen bij andere expertisecentra.

38

Is het Ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken bij de uitwerking van het landelijk expertisecentrum?

Mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken en ik hebben afgesproken dat de buitenlandse posten actief zullen helpen bij het opzetten en onderhouden van het netwerk van het expertisecentrum ter plaatse. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal bij de uitwerking van het expertisecentrum worden betrokken.

39

Heeft de demissionaire status van het kabinet uws inziens invloed op de verdere uitwerking van het onafhankelijk landelijk expertisecentrum?

Nee, dit is niet van invloed. Met de inrichting van het expertisecentrum is reeds gestart.

40

Op welke wijze geeft u gevolg aan het advies van de commissie Joustra om bij nieuwe gezinsvormen die gelijkenissen vertonen met interlandelijk adoptie zoals draagmoederschap, lessen te trekken uit het verleden?

Nederland wil de misstanden rondom (internationaal) draagmoederschap zo veel mogelijk tegengaan. Ook de Staatscommissie Herijking ouderschap heeft in haar rapport uit 2016 zorgen geuit over sommige praktijken rond draagmoederschap. Zo is in verschillende landen de positie van de draagmoeder onvoldoende beschermd en ligt in bepaalde landen zelfs kinderhandel op de loer. Dit is aanleiding geweest voor het kabinet Rutte III om te komen tot de voorbereiding van een wettelijke regeling voor draagmoederschap met als doel misstanden en bestaande risico’s rond (internationaal) draagmoederschap zo veel mogelijk te beperken. De regeling zal erop gericht zijn ouders te bewegen keuzes te maken in belang van het kind én de draagmoeder. Hiermee wordt getracht te voorkomen dat Nederlanders betrokken raken bij ongewenste praktijken rondom draagmoederschap, ook in het buitenland. Tegelijkertijd is het kabinet zich ervan bewust dat met een regeling misstanden nooit helemaal kunnen worden voorkomen. Zo kunnen betalingen mogelijk ook buiten het zicht van de overheid plaatsvinden en kan niet gegarandeerd worden dat de afstammingsinformatie die wordt geregistreerd altijd juist is. Bij de vraag hoe de wettelijke regeling voor draagmoederschap moet worden vormgegeven, heeft het kabinet de lessen uit het verleden van adoptie betrokken. Het rapport van de commissie Joustra kon hierin uiteraard nog niet worden meegenomen. Daarom wordt met behulp van deskundigen bezien of en zo ja, hoe de lessen uit het rapport kunnen worden betrokken bij de verdere voorbereiding van het wetsvoorstel.

41

Kan het expertisecentrum ook ondersteuning bieden bij vragen rondom draagmoederschap?

Het expertisecentrum zal zich richten op de versterking van de infrastructuur voor zoektochten van interlandelijke geadopteerden, zodat ondersteuning wordt geboden aan alle geadopteerden die een zoektocht ondernemen. Er wordt nog bezien welke functies en taken het best bij het expertisecentrum kunnen worden belegd. Op dit moment wordt tevens uitgewerkt hoe de voorlichting en counseling en bemiddeling bij draagmoederschap vorm zal krijgen. Hierbij worden ook de mogelijkheden voor een informatiepunt verkend. Het is nog te vroeg om te zeggen of en zo ja, hoe zich dit verhoudt tot het expertisecentrum voor geadopteerden.

42

Welke conclusies worden getrokken ten aanzien van kinderen uit nieuwe gezinsvormen, zoals bij commercieel draagmoederschap?

De conclusies van het rapport van de commissie Joustra stroken in grote lijnen met de conclusie van de Staatscommissie Herijking ouderschap dat er aanleiding is om (internationaal) draagmoederschap met meer waarborgen te omkleden dan nu het geval is. Het wetsvoorstel dat hiertoe in voorbereiding is, ligt momenteel bij de Raad van State. Ik bezie of het rapport van de commissie Joustra aanleiding moet vormen voor aanpassingen aan dit voorstel.

43

De commissie Joustra trekt grote gelijkenissen tussen interlandelijke adoptie en commercieel draagmoederschap, kunt u een toelichting geven waarom er wel wordt overgegaan tot een (tijdelijke) stop van interlandelijke adoptie maar interlandelijk tijdelijk draagmoederschap gelijktijdig middels wetgeving verder wordt gefaciliteerd?

Met de commissie Joustra zie ik gelijkenissen tussen interlandelijke adoptie en draagmoederschap. Het internationale karakter maakt dat het lastig is om vanuit Nederland goed zicht te krijgen op het gevolgde traject. En net als bij interlandelijke adoptie zijn bij internationaal draagmoederschap doorgaans private derde partijen betrokken. En met draagmoederschap kan veel geld gemoeid zijn. De commissie Joustra adviseert dan ook terecht om de lessen van adoptie te betrekken bij de toekomstplannen voor draagmoederschap.

Er zijn tegelijkertijd ook belangrijke verschillen tussen adoptie en draagmoederschap. Anders dan bij adoptie ontstaat bij draagmoederschap de zwangerschap doorgaans met het genetisch materiaal van tenminste één van de wensouders. En na de geboorte heeft het kind doorgaans enkel de wensouders om op terug te vallen; de draagmoeder is niet langer de juridische ouder en heeft ook nooit de intentie gehad om de ouder van het kind te worden. Het belang van het kind bij erkenning van dat ouderschap en bij het voorkomen van staatloosheid en onzekerheid over zijn naam wegen na draagmoederschap zwaarder dan bestaande bezwaren tegen internationaal draagmoederschap. Daarom stelt het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat de band tussen de wensouders en een genetisch eigen kind van een van hen in een snelle procedure moet kunnen worden erkend.3 Het conceptwetsvoorstel voor draagmoederschap dat nu bij de Raad van State ligt, is in lijn met die jurisprudentie. Het wetsvoorstel is er daarbij mede op gericht om ouders te bewegen bij draagmoederschap keuzes te maken die in het belang zijn van het kind én de draagmoeder. Ook als zij kiezen voor een buitenlands traject.

44

De overheid zal geen beroep meer doen op verjaring, is het juist dat andere betrokkenen zich nog wel kunnen beroepen op verjaring? Wanneer kan de Kamer het voorstel van wet tegemoet zien?

Het is juist dat andere partijen dan de Staat nog wel een beroep kunnen doen op verjaring. Zij kunnen hierin hun eigen afweging maken. Verlenging of afschaffing van de verjaringstermijn in de wet zou alleen soelaas kunnen bieden voor kinderen die geadopteerd worden vanaf het moment dat de wetswijziging in werking treedt. Vorderingen die al verjaard zijn kunnen niet met terugwerkende kracht weer tot leven worden geroepen. Een wetswijziging is dus geen oplossing voor de bestaande groep interlandelijk geadopteerden en staat daarom ook niet gepland.

45

Er zijn gevallen bekend van kinderen die reeds een rechtszaak tegen de Staat hebben verloren omdat hun zaak verjaard was, het ne bis in idem-beginsel leert dat deze kinderen niet nogmaals dezelfde zaak aan de rechter kunnen voorleggen. Kunt u aangeven wat deze kinderen kunnen doen om toch succesvol een zaak tegen de Staat aan te spannen zonder dat zij het risico lopen dat hun zaak verjaard is en/of tegen het ne bis in idem-beginsel aanlopen?

Er zijn mij geen civiele procedures bekend inzake interlandelijke adoptie tegen de Staat waarin een onherroepelijk vonnis is gewezen, waarbij de vorderingen zijn afgewezen op grond van verjaring. De in de vraag geschetste situatie zal zich dan ook niet voordoen.

46

Heeft de commissie Joustra bij u getoetst of de door haar waargenomen misstanden klopten en wat er mee gedaan is?

De door de commissie waargenomen en ontvangen signalen zijn niet door de commissie aan mij voorgelegd met het verzoek deze te valideren. Diverse medewerkers en oud-medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn geïnterviewd door de commissie. Hier is uitleg gegeven over de werkzaamheden van de CA en hoe zij omgaat met signalen van misstanden.

47

De commissie Joustra heeft in beperkte mate onderzoek gedaan naar de periode ná 1998, heeft het rapport daarmee de juiste onderbouwing om interlandelijke adoptie op te schorten?

De commissie heeft geconstateerd dat het adoptiesysteem kwetsbaarheden kent waardoor misstanden niet uit te sluiten zijn. Deze constatering is fundamenteel en vraagt om een gedegen oriëntatie op de toekomst van interlandelijke adoptie in Nederland. Ik heb de commissie recent een aantal vragen gesteld dat kortgezegd gaat over de constateringen met betrekking tot de periode na 1998. Als bijlage treft u het antwoord van de commissie aan4.

48

Op basis van het rapport wordt interlandelijke adoptie opgeschort, is hiermee voldoende rekening gehouden met de periode na 1998 en de adopties waar niets op aan te merken valt? Wat betekent dit voor, zoals in het Kinderrechtenverdrag, neergelegde recht op veiligheid, zorg, ontwikkelingskansen en een gezin voor kinderen?

De voornaamste overweging bij (interlandelijke) adoptie is het belang van het kind (artikel 21 Kinderrechtenverdrag). De commissie Joustra stelt dat misstanden niet zijn uit te sluiten door de inherente kwetsbaarheden in het adoptiesysteem. Bij misstanden worden bij uitstek rechten van kinderen veronachtzaamd. Denk bijvoorbeeld aan het recht van het kind om, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen en door hen te worden verzorgd of het recht zijn of haar identiteit te behouden (artikelen 7 en 8 Kinderrechtenverdrag). En twijfel over de betrouwbaarheid van de gevolgde procedure raakt direct aan de vraag of de desbetreffende adoptie wel noodzakelijk is in het belang van de veiligheid, zorg en ontwikkelingskansen van het betrokken kind. Hoewel de rechten op die veiligheid, zorg, ontwikkelingskansen en een gezin voor kinderen bij interlandelijke adoptie van groot belang zijn, acht ik het voorkomen van misstanden om die reden zwaarder wegend.

49

Welke alternatieven zijn er voor de kinderen die nu niet meer naar Nederland kunnen komen om geadopteerd te worden door een gezin? Er zijn steeds meer landen die – op basis van het subsidiariteitsbeginsel – voorzien in opvang van kinderen in het eigen land. Dit is een positieve ontwikkeling. Los van de huidige opschorting is het aantal landen waaruit vanuit Nederland wordt geadopteerd reeds fors in aantal afgenomen.

50

Wat is de juridische grondslag van het door u genomen beleidsbesluit tot opschorting? Is dit getoetst, en zo ja, bij wie? Indien er een kort geding wordt aangespannen, houdt dit volgens u stand op basis van de door u gekozen grondslag?

Uitgangspunt van het HAV en de Wobka is dat interlandelijke adoptie op zodanige wijze plaatsvindt dat het hoogste belang van het kind daarmee is gediend. Het HAV beoogt (door middel van een samenwerkingsverband) ontvoering, verkoop van of handel in kinderen te voorkomen.

De commissie Joustra heeft geconstateerd dat misstanden nog steeds voorkomen en dat deze met het huidige adoptiesysteem niet kunnen worden voorkomen. De commissie beveelt daarom een opschorting aan.

Ik heb deze aanbeveling overgenomen. Deze opschorting vindt dan ook zijn grondslag in het belang van bescherming van adoptiekinderen tegen mogelijke misstanden. Daarbij heb ik ook de belangen van de aspirant-adoptieouders gewogen en om die reden voorzien in een overgangsregeling. Daarbij wordt op iedere adoptie die nog doorgang vindt een extra toets toegepast.

Ik ben mij bewust van de impact die dit besluit heeft op aspirant adoptiefouders, maar bij interlandelijke adoptie zal het belang van het kind altijd op de eerste plaats dienen te komen. Dat ziet u terug in het rapport van de commissie, en dat ziet u ook terug in het besluit tot tijdelijke opschorting. Het is niet aan mij als Minister om daarbij vooruit te lopen op mogelijke toekomstige rechterlijke uitspraken.

51

Welke eisen en richtlijnen stellen het Haags Adoptieverdrag en de Guides To Good Practice I en II aan toezicht en controle in zowel zendende als ontvangende landen?

Een adoptieprocedure bestaat vanuit Nederlands perspectief uit verschillende fasen. De voorlichtingsfase en screening van aspirant-adoptiefouders, de bemiddelingsfase door de vergunninghouder en de matching en de opneming van het kind.

In het HAV en de Guides to Good Practices 1 en 2 staan meer dan 100 uitgangspunten en richtlijnen op het terrein van interlandelijke adoptie.

Belangrijkste uitgangspunten zijn dat volledige informatie over zowel het kind als de aspirant-adoptiefouders gedeeld wordt om zodoende de best passende ouders voor een kind te vinden. Ouders dienen op adequate wijze te zijn voorgelicht en gescreend. Voor wat betreft de kinderen dient vast te staan dat naar behoren is onderzocht of het kind in het land van herkomst opgevangen kan worden, dat een interlandelijke adoptie het hoogste belang van het kind dient, dat er op juiste wijze en vrijelijk afstand is gedaan door de personen, instellingen en autoriteiten wier toestemming voor de adoptie is vereist en dat zij zo nodig voorlichting hebben ontvangen en naar behoren zijn ingelicht over de gevolgen van hun toestemming en dat er geen financieel gewin heeft plaatsgevonden.

52

In hoeverre bestaat juridisch de mogelijkheid dat zaken waarbij de Staat zich eerder beriep op verjaring heropend worden?

Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag 45, zijn mij geen procedures bekend inzake interlandelijke adoptie tegen de Staat waarin een onherroepelijk vonnis is gewezen, waarbij de vorderingen zijn afgewezen op grond van verjaring. De in de vraag geschetste situatie zal zich dan ook niet voordoen.

53

Hoe zal de Staat zich opstellen bij zaken die heropend worden en waarbij de Staat zich eerder beriep op verjaring?

Mochten deze zaken er zijn en er zou ook een mogelijkheid tot heropening bestaan, dan zal de Staat zich niet langer beroepen op verjaring.

54

Hoeveel lopende zaken inzake interlandelijke adoptie zijn momenteel aanhangig bij de rechter?

Er zijn momenteel drie civiele procedures inzake interlandelijke adoptie aanhangig tegen de Staat: twee procedures in eerste aanleg en één in hoger beroep.

55

Hoeveel van deze lopende zaken worden gevoerd door de Landsadvocaat?

Alle drie de procedures worden namens de Staat gevoerd door de Landsadvocaat.

56

Hoeveel is door de Staat betaald in de afgelopen vijf jaren aan de Landsadvocaat inzake interlandelijke adoptiezaken?

In de afgelopen vijf jaar is tot op heden EUR € 266.475 gedeclareerd door de Landsadvocaat voor advieswerkzaamheden en procedures in verband met interlandelijke adopties, welk bedrag honorarium, kantoorkosten, BTW en voorschotten omvat.

57

In hoeveel lopende zaken inzake interlandelijke adoptie is er door de Staat een beroep gedaan op verjaring?

In alle drie de lopende civiele procedures inzake interlandelijke adoptie is door de Staat een beroep op verjaring gedaan. In deze procedures zal de Staat alsnog afzien van het beroep op verjaring.

58

Hoe vaak is de Staat door de rechter in de afgelopen vijf jaren aansprakelijk gesteld voor schade inzake internationale adoptiezaken?

Er zijn mij geen civiele procedures bekend inzake interlandelijke adoptie tegen de Staat waarbij de rechter in de afgelopen vijf jaar heeft geoordeeld dat de Staat aansprakelijk is voor schade in verband met interlandelijke adoptie.

59

Hoe vaak is de Staat in de afgelopen vijf jaren in hoger beroep gegaan na een uitspraak van de rechter inzake internationale adoptie?

Er zijn mij geen civiele procedures inzake interlandelijke adoptie bekend in de afgelopen vijf jaar waarbij de Staat zelf in hoger beroep is gegaan na een uitspraak van de rechter.

60

De Staat zal de aansprakelijkheidstellingen inzake internationale adoptiezaken van geval tot geval inhoudelijk beoordelen, wordt hiervoor een onafhankelijke commissie in het leven geroepen die de beoordeling doet, zo nee, waarom niet?

De commissie heeft aangegeven geen uitspraken te doen over juridische schuld of aansprakelijkheid en heeft zich ook niet uitgelaten over individuele zaken. Het rapport van de commissie Joustra leidt er niet toe dat de Staat aansprakelijkstellingen inzake internationale adoptie niet langer zelf van geval tot geval inhoudelijk kan blijven beoordelen.

61+62

Klopt het dat, met de beslissing om tijdelijk de trajecten van interlandelijke adoptieprocedures te stoppen, ook de adoptieprocedures voor binnenlandse adopties stop zijn gezet? Zo ja, waarom?

Nu er signalen binnenkomen dat ook binnenlandse adoptie is stopgezet, kunt u bevestigen dat dit niet het geval is?

De procedures voor binnenlandse adoptie zijn niet stopgezet. De opschorting geldt uitsluitend voor interlandelijke adopties.

63

Klopt het dat met het opschorten van de Interlandelijke adopties ook de adopties binnen Nederland stil liggen? Gaat het hier om dezelfde procedure en derhalve dezelfde beginseltoestemming? Welke oplossing biedt u voor deze kinderen?

Zie mijn antwoord op vraag 61. Daarbij kan ik u laten weten dat het om een andere procedure gaat, waarvoor geen beginseltoestemming nodig is en waar geen vergunninghouders bij betrokken zijn.

64

Voor aspirant-adoptieouders die nog niet over een beginseltoestemming beschikken betekent dit besluit dat hun adoptieprocedure vooralsnog niet wordt voortgezet, kunt u aangeven om hoeveel dossiers dit gaat?

Waarom kan voor deze ouders ook niet een extra toets ingebouwd worden?

Voor ongeveer 450 aspirant-adoptiefouders is de procedure opgeschort. Omdat het definitief stopzetten van interlandelijke adoptie een reële mogelijkheid is, wil ik bij ouders die nog niet beschikken over een beginsteltoestemming geen valse verwachtingen wekken. Omdat opschorten ook flinke impact heeft op aspirant-adoptiefouders is voorzien in een overgangsregeling, waarbij alleen degenen die al een beginseltoestemming hebben – en zich dus ook al in de fase van bemiddeling bevinden – verder kunnen met hun adoptieprocedure.

De extra toets die nu wordt verricht ziet op de matchingsvoorstellen die gedaan worden. Deze ziet dus niet op de geschiktheid van aspirant-adoptiefouders. Ik zie geen noodzaak voor een aanvullende toets om de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders te toetsen.

65+72

Sommige ouders doen een beroep op overmacht nu zij vanwege coronawachttijden nog niet kunnen beschikken over een beginseltoestemming, wordt voor hen een uitzondering gemaakt?

Hoe gaat u om met ouders die, vanwege vertraging door corona en/of de overheid, nog geen beginseltoestemming hebben?

Ik realiseer mij dat een aantal aspirant-adoptiefouders getroffen is door mijn besluit. Ik heb zorgvuldig afgewogen waar de knip gelegd moest worden, maar ik besef terdege dat elke knip voor bepaalde groepen of individuele aspirant-adoptiefouders ongunstig uitpakt.

66

U stelt dat indien het risico op misstanden niet kan worden weggenomen, dat stoppen met interlandelijke adoptie serieus zal moeten worden overwogen, heeft u hierbij rekening gehouden dat er altijd een risico zal bestaan? Houdt u hierbij het belang van het kind voor ogen dat recht heeft op recht op veiligheid, zorg, ontwikkelingskansen en een gezin?

Op dit moment vindt er een verkenning plaats naar de mogelijkheid van een publiekrechtelijk stelsel waarbij de overheid een grotere rol gaat nemen en waarmee het huidige systeem van vergunninghouders, die bemiddelen bij de adopties zal verdwijnen. Tevens wordt onderzocht of het internationaal toezicht op naleving van de afspraken uit het HAV versterkt kan worden. Uitgangspunt is dat misstanden moeten worden voorkomen, omdat die nooit in het belang van het kind zijn.

67

Welke gevolgen kunnen er mogelijk zijn voor de vergunninghouders nu een tijdelijke algehele adoptiestop is afgekondigd?

Er is geen algehele stop afgekondigd. De vergunninghouders hebben nog steeds een samenwerkingsrelatie met landen van herkomst voor de zaken die voortgezet kunnen worden. Een gevolg van de opschorting is dat er (tijdelijk) geen nieuwe instroom is van aspirant-adoptiefouders. Dit kan er op enig moment toe leiden dat het ingewikkelder wordt om de juiste adoptiefouders voor een kind te vinden. Verder ben ik met de vergunninghouders in gesprek om te bezien welke organisatorische of financiële gevolgen mijn besluit heeft voor hun organisatie.

68+69

Wanneer start u met de nazorg voor aspirant-adoptieouders, waarvan de adoptieprocedure nu vooralsnog niet wordt voortgezet?

Wat behelst de nazorg voor aspirant-adoptieouders waarvan de adoptieprocedure nu vooralsnog niet wordt voortgezet?

Vanaf het moment van opschorting op 8 februari jl. zijn er extra telefoonlijnen opengesteld bij de CA. Fiom heeft eveneens telefonisch veel aspirant-adoptiefouders te woord gestaan. Daarnaast zijn er (digitale) bijeenkomsten geweest waarbij ouders met elkaar in gesprek konden gaan over de impact van mijn besluit. Ook hebben de aspirant-adoptiefouders waarvan de procedure tijdelijk stilgelegd is een brief van mij ontvangen, waarin is aangegeven wat de opschorting betekent voor hun adoptieprocedure.

70

Zijn er ook andere landen die vroeger wel interlandelijke adoptie faciliteerden, maar daar, net als Nederland na voortschrijdend inzicht, tijdelijk dan wel volledig mee gestopt zijn? Hoe bijzonder is de stap die de Nederlandse regering nu genomen heeft met de tijdelijke opschorting van interlandelijke adoptie?

Er is een aantal zendende landen waar adoptieprocedures tijdelijk of in zijn geheel zijn stopgezet. Nederland is, zover mij bekend, het eerste ontvangende land dat het besluit heeft genomen adoptieprocedures op te schorten.

71

Waarom kiest u voor de gekozen scheidslijn voor procedures die wel en niet afgerond kunnen worden? Waarom niet een eerder of later moment in de procedure?

Voor ongeveer 450 aspirant-adoptiefouders is de procedure opgeschort. Omdat het definitief stopzetten van interlandelijke adoptie een reële mogelijkheid is, wil ik bij ouders die nog niet beschikken over een beginsteltoestemming geen valse verwachtingen wekken. Omdat opschorten ook flinke impact heeft op aspirant-adoptiefouders is voorzien in een overgangsregeling, waarbij alleen degenen die al een beginseltoestemming hebben – en zich dus ook al in de fase van bemiddeling bevinden – verder kunnen met hun adoptieprocedure. Ik heb zorgvuldig afgewogen waar de knip gelegd moest worden, maar ik besef terdege dat elke knip voor bepaalde groepen aspirant-adoptiefouders ongunstig uitpakt.

73

Is het denkbaar dat op korte termijn een uitzondering wordt gemaakt voor interlandelijke adoptie van special needs kinderen, gezien ook de zwaardere eisen die hiervoor gelden?

Ik ga geen uitzondering maken voor interlandelijke adoptie van special needs kinderen. Ongeveer 95% van de adoptiekinderen valt onder de definitie van special needs. Er is daarom in mijn ogen geen sprake van een uitzondering. Er zal eerst meer duidelijkheid dienen te komen of er een publiekrechtelijk alternatief denkbaar is voor het huidige adoptiesysteem. Vervolgens zal een nieuw kabinet moeten besluiten over de toekomst van interlandelijke adoptie.

74

Is het denkbaar dat op korte termijn een uitzondering wordt gemaakt voor interlandelijke adoptie vanuit specifieke landen, zoals Zuid-Afrika en de VS?

Ik zal op korte termijn geen uitzondering maken voor specifieke landen zoals Zuid-Afrika en de VS. Er zal eerst meer duidelijkheid moeten komen of er een publiekrechtelijk alternatief denkbaar is voor het huidige adoptiesysteem. Vervolgens zal een nieuw kabinet moeten besluiten over de toekomst van interlandelijke adoptie.

75

Voor hoeveel personen is het traject naar interlandelijke adoptie, voorafgaand aan het afgeven van de beginseltoestemming, momenteel stopgezet?

Dit betreft ongeveer 450 verzoeken om een beginseltoestemming. Hierbij merk ik op dat zo’n 30 tot 40 procent van deze verzoekers zich uit eigen beweging terugtrekt of hun verzoek afgewezen wordt.

76

Hoeveel personen hebben in het afgelopen jaar vertraging opgelopen in hun traject en hoeveel daarvan zouden zonder deze vertraging al hebben kunnen beschikken over hun beginseltoestemming?

Dat is mij niet bekend.

77

Op basis van welke overwegingen is ervoor gekozen de knip te leggen bij het afgeven van de beginseltoestemming en waarom is er niet voor gekozen alle trajecten waarbij het dossier bij de Raad voor de Kinderbescherming lag door te laten gaan?

Ik heb een balans gezocht tussen de aanbevelingen van de commissie enerzijds en de belangen van kinderen anderzijds. Ik heb zorgvuldig afgewogen waar de knip gelegd moest worden, maar ik besef terdege dat elke knip voor bepaalde groepen aspirant-adoptiefouders ongunstig uitpakt. Het duurt normaal gesproken behoorlijk wat tijd voordat aspirant adoptiefouders, wiens dossier bij de Raad voor de Kinderbescherming in behandeling is, feitelijk kunnen adopteren. Ik wil bij hen geen valse verwachtingen wekken.

78

Op welke wijze is bij het stopzetten van lopende trajecten rekening gehouden met de vertragingen als gevolg van de coronacrisis?

Hiermee is geen rekening gehouden. Omdat het definitief stopzetten van interlandelijke adoptie een reële mogelijkheid is, wil ik geen valse verwachtingen wekken. Aangezien opschorten ook flinke impact heeft op aspirant-adoptiefouders, is voorzien in een overgangsregeling. Hierbij kunnen alleen degenen die al een beginseltoestemming hebben – en zich dus ook al in de fase van bemiddeling bevinden – verder met hun adoptieprocedure. Ik heb zorgvuldig afgewogen waar de knip gelegd moest worden, maar ik besef terdege dat elke knip voor bepaalde groepen aspirant-adoptiefouders ongunstig uitpakt.

79

Gelet op het feit dat buitenlandse adopties nog altijd zullen plaatsvinden (bijvoorbeeld omdat personen die woonachtig in het buitenland aldaar een kind adopteren en op een later moment na Nederland verhuizen) waardoor er een erkenningsregime in Nederland zou moeten zijn, op welke wijze zal stopzetten van interlandelijk adoptie bijdragen aan het voorkomen van misstanden?

Op grond van de huidige wetgeving bestaat er reeds een regeling voor de erkenning van adopties die in het buitenland zijn uitgesproken. In het buitenland gegeven beslissingen waarbij een adoptie tot stand is gekomen, worden niet altijd erkend. Zo vindt er geen erkenning plaats indien aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Ook zal niet worden erkend, wanneer die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde (art. 10:108, tweede lid, onderdelen a en b BW). De voorwaarden voor erkenning van adopties in het buitenland zullen worden betrokken bij de uitwerking van de uiteindelijke keuze voor een toekomstscenario voor interlandelijke adoptie.

80

Op welke wijze is rekening gehouden met de nadelen van stopzetten van adoptie, bijvoorbeeld dat de Nederlandse Staat geen zicht meer heeft op buitenlandse adoptieprocedures?

Mijn inzet is erop gericht kinderen in de toekomst tegen misstanden in de interlandelijke adoptieketen te beschermen. Als het systeem van interlandelijke adoptie hiervoor onvoldoende waarborgen biedt, zal in mijn ogen serieus overwogen moeten worden te stoppen met interlandelijke adoptie. Uiteraard zal een dergelijke besluit weloverwogen tot stand moeten komen, waarbij voor- en nadelen tegen elkaar worden afgewogen.

81

Op welke wijze zijn belangenorganisaties en bemiddelaars in Nederland betrokken bij de keuze om interlandelijke adoptie voorlopig op te schorten?

Zij zijn hierbij niet betrokken. Wel worden gesprekken gevoerd met de vergunninghouders en een aantal belangenorganisaties in het kader van de verkenning op een publiekrechtelijk stelsel. Ook ben ik thans met de vergunninghouders in gesprek om te bezien welke organisatorische of financiële gevolgen mijn besluit heeft voor hun organisatie.

82

Op welke wijze wordt een extra toets uitgevoerd op de aanwezigheid van mogelijke kwetsbaarheden in de procedure van de 400 «dossiers» die al in bemiddeling zijn en derhalve mogen worden afgerond?

Er vindt een aanvullende toets plaats bij de CA waarbij de matchingsvoorstellen worden beoordeeld. De toets is scherper op vier onderdelen. Het subsidiariteitbeginsel, de wijze van afstand, de mening van het kind en de mogelijkheden om de afkomst van de kinderen te achterhalen. Waar nodig wordt externe expertise ingeschakeld van bijvoorbeeld het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

83

Wanneer kan de Kamer de kritische blik op het huidige adoptiesysteem verwachten waartoe de commissie Joustra adviseert?

Ik verken thans of een publiekrechtelijk alternatief voor het huidige adoptiesysteem denkbaar is, dat voldoende waarborgen biedt om kinderen tegen misstanden te beschermen. Ik streef ernaar deze verkenning voor de zomer af te ronden.

84

Kan uiteengezet worden van welke landen precies meldingen van misstanden zijn ontvangen en zijn onderzocht? Kan daarbij ook worden verduidelijkt op welk jaar de specifieke klacht/misstand zag?5

De commissie heeft onderzoek verricht naar de vijf in het instellingbesluit genomen landen (Bangladesh, Brazilië, Indonesië, Sri Lanka en Colombia). De commissie is niet actief op zoek gegaan naar onderzoeksmateriaal uit andere landen. Echter, de commissie heeft wel signalen van misstanden ontvangen uit andere landen dan bovengenoemd. Het onderzoek van de commissie is een systeemonderzoek geweest en heeft zich niet gericht op losstaande of individuele misstanden. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze het archief van de commissie ontsloten kan worden.

85

Hoe is het onderzoek opgezet, welke vragen zijn voorgelegd aan de deelnemers en in hoeverre kunnen daar conclusies uit worden afgeleid zoals de commissie Joustra dat heeft gedaan?

Voor vragen over de wijze waarop het onderzoek van de commissie Joustra is uitgevoerd verwijs ik u naar de onderbouwing in het onderzoeksrapport.

86

In hoeverre verschilt de huidige adoptieprocedure en het toezicht daarop ten opzichte van de periode voor het Haags Adoptie Verdrag?

Op 1 oktober 1998 is het HAV voor Nederland in werking getreden. Naar aanleiding hiervan is de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) van kracht geworden waarin uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen in het Verdrag.6 In de Wobka is onder meer nauwkeurig opgenomen aan welke besluitvormingsvereisten de totstandkoming van een adoptie is gebonden en zijn er de verplichtingen met betrekking tot de nazorg en vervolgrapportages opgenomen. Ook heeft de inwerkingtreding van het Verdrag het voor Nederland noodzakelijk gemaakt een Centrale Autoriteit aan te wijzen. Met de inrichting van de CA heeft een meer formele toetsing plaatsgevonden op de matchingsvoorstellen die gedaan worden en is de internationale samenwerking geïntensiveerd.

87

In hoeverre is vervolgonderzoek nodig naar de periode na invoering van het Haags Adoptie Verdrag alvorens definitieve besluiten worden genomen over de toekomst van adoptie in Nederland?

Nader onderzoek acht ik niet nodig, omdat de commissie een systeem onderzoek heeft verricht. Hieruit zijn inherente kwetsbaarheden naar voren gekomen. Dat is onwenselijk en daarom ben ik een verkenning naar een publiekrechtelijk stelsel gestart.

88

Waarom heeft de commissie Joustra ervoor gekozen ook de periode na 1998 te onderzoeken, daar dit niet de oorspronkelijke opdracht was?

De commissie was conform het instellingsbesluit bevoegd aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en te beantwoorden, indien zij dat dienstig achtte aan haar opdracht. Daarnaast heeft uw Kamer meerdere malen verzocht om de onderzoeksopdracht uit te breiden naar meerdere landen.

89

Welke veranderingen ten goede zijn er opgetreden sinds het Haags Adoptie Verdrag (1998)?

Op 1 oktober 1998 is het HAV voor Nederland in werking getreden. Met de komst van de CA vindt een meer formele toetsing plaats op de matchingsvoorstellen die gedaan worden en is de internationale samenwerking geïntensiveerd. Nederland heeft zich met de ratificatie ook geconformeerd aan de uitgangspunten die beschreven zijn in het HAV. Ook heeft zich een groot aantal landen van herkomst aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag. Daarmee hebben ook deze landen zich geconformeerd aan de uitgangspunten van het HAV.

90

In hoeverre zijn de bevindingen in de onderzochte landen representatief voor de situatie omtrent interlandelijke adoptie met andere landen in de onderzoeksperiode?

De commissie geeft in haar rapport aan dat in de periode in andere landen gelijksoortige misstanden hebben plaatsgevonden. Het patroon van adoptiemisstanden in die landen vertoont volgens de commissie opvallende gelijkenissen met de vijf landen die in de diepte zijn onderzocht. Om het beleid en het handelen zichtbaar te maken heeft de commissie zich gericht op het systeem van interlandelijke adoptie. Ze heeft daarbij onder andere individuele casuïstiek gebruikt ter illustratie van dat systeem.

91

Heeft Nederland in het verleden interlandelijke adoptie stopgezet bij bepaalde landen en zo ja, wat waren hiervoor de redenen?

Nederland heeft interlandelijke adoptieprocedures in het verleden opgeschort voor de volgende landen: Guatemala, Cambodja, Oeganda, Haïti, Democratische Republiek Congo en Nigeria. De samenwerking met Haïti is na een zorgvuldige afweging weer opgestart.

Als een land niet voldoet aan de uitgangspunten van het HAV en de geldende wet- en regelgeving dan kan een samenwerking opgeschort worden. In bovengenoemde gevallen is hier om uiteenlopende redenen sprake van geweest.

92+94

Kunt u een overzicht geven van het aantal geconstateerde misstanden met interlandelijke adoptie per jaar in de periode 1967 tot heden, van alle landen waar Nederland interlandelijke adopties mee uitvoert en gesorteerd per soort misstand?

Kunt u per land een omschrijving geven van de misstanden die hebben plaatsgevonden na dat het betreffende land het Haagse Adoptie Verdrag heeft geratificeerd en geïmplementeerd?

Om het beleid en het handelen zichtbaar te maken heeft de commissie zich gericht op het systeem van interlandelijke adoptie. Ze heeft daarbij onder andere individuele casuïstiek gebruikt ter illustratie van dat systeem. De commissie heeft geconcludeerd dat er sprake is van inherente kwetsbaarheden in het systeem waardoor adoptieprocedures vatbaar zijn voor misstanden. De conclusie dat adoptiemisstanden tot op de dag van vandaag voorkomen vloeit voort uit de vaststelling dat signalen van adoptiemisstanden, afkomstig uit zeer veel verschillende bronnen, nog steeds bestaan. Ik verwijs u naar brief die de commissie aan mij heeft gestuurd voor de achtergrond van de signalen van misstanden. Deze is als bijlage toegevoegd. Een cijfermatig overzicht van (signalen) van misstanden vanaf 1967 is niet te geven.

93

In hoeverre heeft het Haags Adoptieverdrag invloed gehad op het aantal misstanden bij interlandelijke adoptie bij alle landen waar Nederland interlandelijke adoptie mee uitvoert?

Het HAV heeft een positieve invloed gehad op de kwaliteit van adoptieprocedures het voorkomen van misstanden en de internationale samenwerking. Echter, de Commissie is van mening dat er nog steeds sprake is van inherente kwetsbaarheden waardoor adoptieprocedures vatbaar zijn voor misstanden.

95

Klopt het dat een aantal van de onderzochte landen in het rapport zijn nog steeds niet aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag? Aangezien het verdrag bilateraal werkt, hoe had het verdrag deze misstanden überhaupt kunnen voorkomen?

Indonesië en Bangladesh zijn niet aangesloten bij het HAV. Echter, uit deze landen wordt, evenals uit Brazilië, niet geadopteerd. Ook vanuit Sri-Lanka vinden al geruime tijd geen adopties meer plaats. De Ca hanteert bij adoptieprocedures met niet-verdragslanden dezelfde procedure als bij landen die wel zijn aangesloten bij het verdrag; daarbij wordt zo veel mogelijk aan de uitgangspunten van het verdrag voldaan. De Commissie heeft echter geconcludeerd dat ook met de inwerkingtreding van het HAV het systeem vatbaar is voor misstanden.

96

In hoeverre vinden er ook interlandelijke adopties plaats tussen de EU-landen?

Er vinden interlandelijke adopties plaats tussen EU-landen. In 2020 heeft dit plaatsgevonden vanuit Hongarije en Bulgarije naar Nederland.

97

In hoeverre zijn er misstanden bekend bij interlandelijke adopties tussen de EU-landen?

De commissie heeft geconcludeerd dat er in zijn algemeenheid inherente kwetsbaarheden in het adoptiesysteem zitten waardoor er een risico op misstanden bestaat. Dat wil niet zeggen dat er daadwerkelijk misstanden hebben plaatsgevonden.

98

Op welke wijze is het toezicht op interlandelijke adopties binnen de EU geregeld en hoe verschilt dit van het toezicht onder het Haags Adoptie Verdrag?

Er is geen aanvullend EU-rechtelijk kader voor interlandelijke adopties. Alle adopties binnen de EU vinden plaats binnen het kader van het Haags Adoptie Verdrag.

99

Welke landen zijn in het verleden gestopt met interlandelijke adoptie en om welke redenen?

In zijn algemeenheid kan ik u laten weten dat landen zelf de vrijheid hebben om te bepalen of zij onderdeel willen uitmaken van een interlandelijk adoptiesysteem. Het is aan de landen zelf om te bepalen om een samenwerking op te schorten of zelfs in zijn geheel te stoppen met interlandelijke adoptie. Voor landen die zijn aangesloten bij het HAV kan gesteld worden dat zij zich inspannen te voldoen aan de uitgangspunten die in dit verdrag beschreven zijn. Mij is niet exact bekend welke andere landen in het verleden zijn gestopt met interlandelijke adopties en om welke redenen.

Nederland heeft interlandelijke adoptieprocedures in het verleden opgeschort voor de volgende landen: Guatemala, Cambodja, Oeganda, Haïti, Democratische Republiek Congo en Nigeria. De samenwerking met Haïti is na een zorgvuldige afweging weer opgestart.

Als een land niet voldoet aan de uitgangspunten van het HAV en de geldende wet- en regelgeving dan kan een samenwerking opgeschort worden. In bovengenoemde gevallen is hier door uiteenlopende redenen sprake van geweest.

100

Zijn er landen die een verbod op interlandelijke adoptie weer hebben opgeheven en zo ja, om welke redenen?

Daar zal zeker sprake van zijn geweest. Ik kan alleen voor Nederland spreken. Als beoordeeld wordt dat landen adequate invulling geven aan de uitgangspunten van het HAV dan kan een adoptierelatie hervat worden.

101

Welke landen hebben een publiekrechtelijk systeem van interlandelijke adoptie en in hoeverre hebben daar misstanden plaatsgevonden?

Australië kent een volledig publiekrechtelijk stelsel. Mij is niet bekend of daar sprake is geweest van misstanden. Dit zal in de verkenning naar een publiekrechtelijk stelsel met Australië besproken worden.

102

Welke landen hebben een vergelijkbaar systeem van interlandelijke adoptie als Nederland en in hoeverre hebben daar misstanden plaatsgevonden?

Er is een groot aantal landen met een vergelijkbaar adoptiesysteem als Nederland. Er is geen overzicht van exacte misstanden uit andere landen.

103

Wat is het verschil tussen open en gesloten adoptie?

Bij een open adoptie is er kortgezegd nog op enige wijze contact tussen de biologische ouder(s) en het kind en adoptiefouders. Bij gesloten adoptie is dat niet het geval. Open adoptie kent verschillende invullingen. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat informatie gewisseld wordt tussen de biologische ouders, kind en adoptiefouders. Deze informatie kan gewisseld worden door middel van schriftelijke communicatie, social media maar ook face to face. Belangrijke voorwaarde is dat instemming hiervoor vooraf gegeven moet worden. Dat betekent dat er geen sprake kan zijn van anonimiteit bij de biologische ouders. Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat de mate van openheid kan verschillen per land.

104

In hoeveel gevallen van interlandelijke adopties in de periode 1967 tot heden was er sprake van open adoptie?

Vanaf 1988 heeft het ministerie cijfers bijgehouden over aantallen adopties uit welke landen en nog een aantal andere kengetallen. Gegevens over de aantallen open en gesloten adopties zijn niet bijgehouden. Derhalve is niet aan te geven om hoeveel gevallen van open adoptie dit gaat.

105

Met welke landen zijn in de periode 1998 tot heden open interlandelijke adopties uitgevoerd?

Vanaf 1988 zijn cijfers bijgehouden over onder andere de aantallen adopties en uit welke landen zijn geadopteerd. Echter, er is niet bijgehouden uit welke landen sprake was van open adoptie.

106

In hoeverre zijn er misstanden bekend bij open adopties in de periode 1998-heden?

Doordat er geen cijfers zijn bijgehouden over de hoeveelheid open adopties is deze vraag niet te beantwoorden.

107

Wat was per land dat interlandelijke adoptie uitvoert, in de periode 1998 tot heden, per jaar het netto aantal interlandelijke adopties (verschil kinderen die uit het buitenland geadopteerd worden en kinderen die uit het buitenland geadopteerd worden)?

Ik interpreteer de vraag zo dat er gevraagd wordt naar landen die zowel inkomende als uitgaande adopties realiseren, zoals de Verenigde Staten. Er zijn geen gegevens bekend per land over hoeveel inkomende als uitgaande adopties er per jaar plaatsvinden.

108

Wat was per land dat interlandelijke adoptie uitvoert, in de periode 1998 tot heden, per jaar het aantal onvervulde binnenlandse adoptie-aanvragen?

Dat is mij niet bekend.

109

Hoeveel heeft Nederland sinds 1998 per jaar geïnvesteerd in de opbouw van goede jeugdzorg en adequate gezingsopvang in de landen waar interlandelijke adoptie mee wordt uitgevoerd?

Het is uitermate belangrijk dat zendende landen hun eigen kinderbeschermingsstelsel verder ontwikkelen. Het uitgangspunt is dat landen zelf verantwoordelijk zijn voor de bescherming van hun jeugdigen. Dit volgt onder meer uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Nederland kan landen wel ondersteunen bij het verbeteren van de jeugdbescherming. Zo betaalt Nederland een jaarlijkse contributie aan het ISS. Het ISS onderzoekt, publiceert en geeft technische assistentie aan landen die zich willen aansluiten bij het Haags Adoptieverdrag. Daarnaast geeft Nederland een bijdrage aan UNICEF, die zich onder meer inzet om kinderbeschermingssystemen te versterken wereldwijd.7

110

Op welke wijze zijn belangenorganisaties en bemiddelaars in Nederland betrokken bij de totstandkoming van het rapport van de commissie Joustra?

Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen heeft de commissie informatie verzameld door het voeren van gesprekken, het doen van document- en literatuuronderzoek en het uitvoeren van een vragenlijstonderzoek. De commissie is ook in gesprek geweest met de Nederlandse vergunninghouders en een aantal belangenorganisaties.

111

De gesignaleerde misstanden in de periode na 1998 zijn deels door zelf-reportage gesignaleerd (bijvoorbeeld door middel van een enquête), hoe heeft de commissie Joustra de inhoud van deze misstanden gecontroleerd?

Zoals in de onderzoeksopdracht is beschreven, richt het onderzoek zich op het beleid en het handelen van de Nederlandse overheid met betrekking tot interlandelijke adoptie. Om het beleid en het handelen zichtbaar te maken heeft de commissie zich gericht op het systeem van interlandelijke adoptie. Ze heeft daarbij onder andere individuele casuïstiek gebruikt ter illustratie van het functioneren van het systeem. De commissie heeft geen individuele casuïstiek onderzocht met als doel uitspraken te doen in individuele gevallen.

112

De commissie Joustra heeft zelf aangegeven niet op zoek te zijn gegaan naar informatie over de periode na 1998, op welke manier is de verzamelde informatie op een methodologische verantwoorde manier verzameld waardoor de conclusies kunnen worden onderbouwd?

Ik verwijs u naar brief die de commissie aan mij heeft gestuurd voor de achtergrond van de signalen van misstanden. Deze is als bijlage toegevoegd.

113

Een misstand dat in 2010 aan het licht komt kan betrekking hebben op een adoptieprocedure dat in 1980 heeft plaatsgevonden hoewel het Haags Adoptie Verdrag wellicht in 2010 geïmplementeerd was, had dit verdrag geen invloed op de adoptie in kwestie, in hoeverre is er dus rekening gehouden met deze tijdsfactoren in het adoptieproces?

De commissie heeft misstanden geconstateerd in de periode zowel vóór als na 1998, toen het HAV in Nederland in werking is getreden.

114

Is de toename in special needs kinderen enkel een Nederlands fenomeen of een internationale trend?

Het is een internationale trend dat er een toename is van adopties voor kinderen met een speciale zorgbehoefte.

115

In hoeverre kunnen de conclusies van het rapport ook één op één worden doorgetrokken naar special needs kinderen?

Er is geen specifiek onderzoek gedaan naar special needs kinderen in dit verband.

116

Kan worden ingegaan op de parallellen die worden gezien tussen interlandelijke adoptie en commercieel draagmoederschap? Welke hiaten in de wetgeving en het toezicht zijn er?

Zoals genoemd in het antwoord op vraag 43 zijn net als bij interlandelijke adoptie, bij internationaal draagmoederschap soms private derde partijen betrokken. En kan met draagmoederschap veel geld gemoeid zijn. Zicht vanuit Nederland op draagmoederschapstrajecten die zich (deels) in het buitenland afspelen, is zeer beperkt mogelijk, zeker zonder regulering/wettelijke regeling. Het Kabinet Rutte III heeft daarom aangekondigd met een wettelijke regeling voor draagmoederschap te komen. Op deze manier worden de risico’s zo veel mogelijk beperkt. Voor een verbod op draagmoederschap, dan wel een vergunningensysteem vergelijkbaar aan interlandelijke adoptie is niet gekozen. Zoals in het antwoord op vraag 43 genoemd, volgt uit rechtspraak van het EHRM dat het kind recht heeft op erkenning van zijn relatie met de aan hem genetisch verwante wensouder en diens partner. Wordt een kind geboren uit internationaal draagmoederschap en wordt het ouderschap vervolgens niet erkend, dan dreigt onzekerheid over wie er voor hem zal zorgen, over zijn afstamming en naam. En dreigt stateloosheid van het kind. Het verbieden van alle vormen van draagmoederschap is gelet op het voorgaande naar het oordeel van het kabinet dan ook niet het juiste middel om misstanden tegen te gaan. Er wordt juist gekozen voor een wettelijke regeling die waarborgt dat draagmoederschap in Nederland zorgvuldig verloopt. Voor buitenlands draagmoederschap biedt de regeling prikkels om te kiezen voor een land waar draagmoederschap met voldoende waarborgen is omkleed. Tegelijkertijd biedt de regeling strafbaarstelling van betalingen bij, onder meer, draagmoederschap, ook in het buitenland. Het kabinet is zich ervan bewust dat geen enkele regeling volledig sluitend zal zijn, maar met dit wetsvoorstel wordt wel getracht een zo sluitend mogelijke regeling voor draagmoederschap te bieden.

117

Kan een toelichting worden gegeven op de stelling dat bij commercieel draagmoederschap door maatschappelijke en politieke druk een systeem wordt gecreëerd waar het belang van het kind secundair is?

Draagmoederschap is thans niet gereguleerd in Nederland. Dit brengt risico’s met zich mee, onder meer voor het kind. Met het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming dat momenteel in voorbereiding is, wordt getracht deze risico’s waar mogelijk te beperken. In dit wetsvoorstel staat het belang van het kind voorop.

118

Kunt u aangeven op welke manier de periode ná 1998 is onderzocht en van welke bronnen gebruik is gemaakt?

De commissie heeft intensief onderzoek gedaan naar de vijf in het lnstellingsbesluit genoemde landen Bangladesh, Brazilië, Colombia, Indonesië en Sri Lanka. Ze is niet actief op zoek gegaan naar onderzoeksmateriaal uit andere landen, zoals dat voor de vijf genoemde landen wel is gebeurd. De commissie heeft wel al het materiaal dat naar boven is gekomen tijdens het dossieronderzoek naar de vijf landen alsmede het materiaal dat is aangereikt door belanghebbenden bestudeerd, ongeacht de vraag op welk land dit materiaal betrekking had. Bij de screening van dit materiaal is nagegaan in hoeverre er signalen waren van misstanden met betrekking tot deze achttien herkomstlanden. De signalen waren afkomstig van zowel Nederlandse en buitenlandse overheidsinstanties, betrokken partijen, bemiddelaars en (inter)nationale media. De signalen hadden niet per se betrekking op misstanden binnen de interlandelijke adoptiepraktijk met Nederland, maar ook met andere ontvangende landen.

Voor een meer gedetailleerd overzicht van de gebruikte bronnen, verwijs ik naar de bijlage bij de brief van de commissie d.d. 18 maart 2021, die als bijlage bij dit document is toegevoegd.

119

Welke kwetsbaarheden zijn er precies geconstateerd in de adoptieprocedures van na 1998?

De commissie stelt vast dat het systeem van interlandelijke adoptie met zijn private elementen, zoals particuliere bemiddelaars, fraudegevoelig is en tot op heden aanleiding geeft tot misstanden. Voorbeelden van misstanden zijn: ontbreken personalia en documenten, onbehoorlijk bestuur, fraude en corruptie, kinderdiefstal, verduistering van staat, vervalsing van documenten.

120

Wat wordt bedoeld met de uitspraak:

«Sinds kort zijn bemiddelaars verplicht om voor de beoordeling van de medische dossiers gebruik te maken van een door de Centrale Autoriteit vastgestelde poule kinderartsen. Sommige bemiddelaars twijfelen aan het nut van deze maatregelen»? Waarom twijfelen zij aan deze maatregelen?

Er is onder de vergunninghouders draagvlak om de medische dossiers te laten duiden door een kinderarts; vragen die daarbij opkwamen zagen onder andere op aansprakelijkheid en AVG-vraagstukken. De werkzaamheden om tot een uniforme werkwijze te komen nemen om verschillende redenen behoorlijk wat tijd in beslag. Per 1 januari 2021 worden alle dossiers wel al medisch geduid.

121

Zijn er meer toezeggingen gedaan om de zoektocht naar de herkomst van geadopteerden te ontmoedigen of in elk geval uitgesproken niet te stimuleren? Is/was dit de standaard praktijk?

Ik realiseer me dat de vraagstukken over roots van geadopteerden zeer serieus zijn en zie het belang in van afstammingsgegevens. De zoektochten naar afkomst zijn van groot belang voor geadopteerden. Om die reden heb ik besloten tot het opzetten van een expertisecentrum. Toezeggingen zoals genoemd in de vraag passen hier niet bij en voor zover te achterhalen zijn dergelijke toezeggingen zeker geen standaard praktijk.

122

Herkent u de conclusie dat enkel wordt opgetreden wanneer belangen van adoptieouders in het geding zijn dan wel wanneer adoptieouders actief aan de bel trekken?

De conclusie van de commissie dat maatschappelijke en politieke beeldvorming cruciaal is geweest in de totstandkoming en instandhouding van de misstanden, wordt door mij herkend. Interlandelijke adoptie is lange tijd gezien als «goeddoen» en als een oplossing voor kinderen in armoede en nood. Daarnaast was het een oplossing voor ouders die een kinderwens hadden en die (meestal) ongewenst kinderloos waren. Door deze toen heersende opvatting is niet tijdig opgetreden tegen misstanden.

«Goeddoen» hoeft niet verkeerd te zijn, mits we het doel niet uit het oog verliezen, namelijk het beschermen van kinderen en het werken binnen de kaders van het HAV en IVRK.

123

Welke rol spelen diplomatieke betrekkingen vandaag de dag nog in individuele afwegingen en algemene beleidsafwegingen die worden gemaakt omtrent adoptie?

Het HAV voorziet in een systeem van samenwerkende verdragslanden die allen een eigen CA hebben aangewezen. Als er rondom adoptie iets speelt, wordt primair tussen Centrale Autoriteiten geschakeld. Daarnaast wordt ook met niet-Verdragslanden samengewerkt vanuit dezelfde uitgangspunten. Bij adoptie is het belang van het kind altijd leidend; dit vergt een zorgvuldige belangenafweging.

124

Kunt u bijdragen aan de oprichting en/of financiële ondersteuning van vrijwilligersorganisaties voor geboorteouders in landen van herkomst?

Het in te richten expertisecentrum zal in landen van herkomst een relevant netwerk opbouwen en ontsluiten ter ondersteuning van geadopteerden in de zoektocht naar hun afkomst. Daarbij wordt bezien of de genoemde vrijwilligersorganisaties hierin behulpzaam kunnen zijn en welke eventuele ondersteuning daarvoor wenselijk is.

125

«Het niet kunnen tegengaan van misstanden bij interlandelijke adoptie in de afgelopen decennia roept om maatregelen voor toekomstige vormen van gezinsvorming die gelijkenis vertonen met interlandelijke adoptie, zoals bijvoorbeeld ten gevolge van draagmoederschap?» Hoe verhoudt dit zich tot de huidige praktijk en voorliggende wetsvoorstellen?

Naar aanleiding van de uitkomsten van het rapport van de commissie Joustra is besloten deze uitkomsten met deskundigen langs de lat te leggen van het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming dat momenteel bij de Raad van State ligt voor advies. Ik bezie of het rapport van de commissie Joustra aanleiding moet vormen voor aanpassingen aan dit voorstel.


X Noot
1

Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan de motie van het lid Van der Staaij (Kamerstuk 31 265, nr. 85).

X Noot
2

Kamerstuk 31 265, nr. 62.

X Noot
3

EHRM 10 april 2019, «Advisory Opinion concerning the recognition in domestic laws of a legal parent-child relationship between a child born through a gestational surrogacy arrangement abroad and the intended mother».

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstuk 31 265, nr. 79

X Noot
6

Kamerstuk 24 811, nr. 3.

Naar boven