31 265 Adoptie

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2021

Op 15 december jongstleden heeft uw Kamer mij gevraagd een reactie te geven op het krantenartikel «Babyfabrieken big business» uit de Telegraaf van 12 december jongstleden. U vraagt mij om in te gaan op de vraag of uitgesloten kan worden dat kinderen die afkomstig zijn uit de babyfabrieken, zoals genoemd in het krantenartikel, in Nederland terecht zijn gekomen. Omdat het onderzoeksrapport van de Commissie Joustra niet specifiek zal ingaan over de situatie in Nigeria informeer ik u met deze brief hierover apart.

Interlandelijke adoptieprocedures tussen Nederland en Nigeria hebben altijd plaatsgevonden tussen de Nederlandse vergunninghouder Stichting Kind en Toekomst en een door de Nigeriaanse overheid geaccrediteerd bemiddelingsbureau. De kinderen die zijn geadopteerd komen uitsluitend uit een door de Nigeriaanse overheid geregistreerd tehuis. Daarnaast moeten in het kader van een interlandelijke adoptieprocedure de ouders, of als de ouders overleden zijn een familielid, afstand doen van het kind. Wanneer het vondelingen betreft doet de Nigeriaanse politie onderzoek naar de achtergrond van het kind en zoekt naar mogelijke familieleden. Ook worden er in die gevallen advertenties in kranten geplaatst met de vraag of familieleden van het betreffende kind zich kunnen melden. Pas na dit onderzoek kan het kind via de Nigeriaanse autoriteiten adoptabel worden verklaard. De bekrachtiging van de adoptieprocedure aan Nigeriaanse zijde vindt altijd plaats in de rechtbank waarbij de adoptiefouders aanwezig moeten zijn. De kinderen die in Nederland ter adoptie zijn opgenomen zijn nagenoeg allemaal kinderen die ouder zijn dan 12 maanden. In de meeste gevallen is sprake van een sociaal belaste achtergrond en/of medische problematiek.

Vanuit Nederlandse zijde zijn bovendien vanaf 2013 alle adoptievoorstellen vanuit Nigeria (en andere landen die niet zijn aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag) door de Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden beoordeeld. Bij de beoordeling van deze adoptievoorstellen werden de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag en de Nederlandse wet- en regelgeving als uitgangspunt genomen.

Binnen de mogelijkheden die er zijn, is het uiterste gedaan om procedures op zorgvuldige wijze te laten verlopen. Zoals de commissie Joustra in haar rapport aangeeft, is het niet volledig uit te sluiten dat misstanden bij interlandelijke adoptie hebben plaatsgevonden. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb laten weten (Kamerstuk 31 265, nr. 62) kan ook met de huidige werkwijze, waarbij het vertrouwensbeginsel van toepassing is en een strikter toezicht op de procedures wordt gepleegd, niet worden uitgesloten dat zich onregelmatigheden voordoen.

Overigens is de adoptierelatie tussen Nederland en Nigeria recent beëindigd. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in een Kamerbrief van 30 juni 2020 (Kamerstuk 31 265, nr. 72). De reden hiervoor was niet de angst voor de babyfabrieken maar zag kortgezegd op de verslechterde samenwerking tussen het Nederlandse en Nigeriaanse adoptiebureau waarbij de procedures moeizamer verliepen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven