31 265 Adoptie

Nr. 46 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2013

Hierbij bied ik u mede namens de Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het onderzoeksrapport van de Inspectie Jeugdzorg «casusonderzoek interlandelijke adoptie – Onderzoek naar aanleiding van een mislukte adoptie» aan1.

De Inspectie Jeugdzorg heeft onderzoek gedaan naar het handelen van de Stichting Adoptie Voorzieningen (SAV), de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) en de Stichting Kind en Toekomst gedurende de bemiddeling van een interlandelijke adoptie in 2011 van een tweejarig kind. Drie weken na aankomst in Nederland hebben de adoptiefouders aangegeven niet meer voor het kind te kunnen zorgen en is het kind overgebracht naar een ander gezin. Inmiddels ontvangt dit gezin pleegzorgbegeleiding en is het kind onder voogdij van Bureau Jeugdzorg gesteld.

Bevindingen Inspectie

Op basis van het onderzoek is de Inspectie Jeugdzorg van oordeel dat:

  • de SAV de adoptiefouders voldoende heeft voorgelicht over de komst van een kind met een special need en met hechtingsproblemen;

  • de screening van de Raad voldoende is geweest;

  • Stichting Kind en Toekomst zich geen compleet, actueel en betrouwbaar beeld van het adoptiekind heeft gevormd en niet zichtbaar heeft afgewogen of de adoptiefouders pasten bij het adoptiekind. Hierdoor is de kwaliteit van de bemiddeling onvoldoende geweest;

  • het ontbreken van een gestructureerde vorm van nazorg door de SAV en Stichting Kind en Toekomst ertoe heeft geleid dat de problemen in het adoptiegezin niet tijdig zijn onderkend en de adoptiefouders mogelijk een drempel hebben ervaren om hulp in te roepen.

De Inspectie Jeugdzorg geeft in het rapport de volgende verbeterpunten aan.

Stichting Kind en Toekomst dient het adoptieproces zo in te richten dat:

  • de bemiddeling altijd is gebaseerd op betrouwbare, volledige en actuele informatie over de sociaal-emotionele ontwikkeling (hechtingsproblemen) van het adoptiekind;

  • de inschatting dat de specifieke behoeften van een adoptiekind aansluiten bij de door de Raad vastgestelde vaardigheden van aspirant-adoptiefouders altijd zichtbaar en concreet is.

De Centrale autoriteit en Stichting Kind en Toekomst dienen sluitende afspraken te maken bij het verstrekken van voortgangsrapportages zodat:

  • het land van herkomst altijd correct geïnformeerd wordt over de situatie van een geadopteerd kind;

  • de Centrale autoriteit de regie neemt over de verstrekking van het voortgangsrapport aan het land van herkomst indien een adoptie mislukt.

Daarnaast is de Inspectie Jeugdzorg van mening dat een medische consultatie tijdens de matching, de screening van het kind na aankomst in Nederland en een gestructureerde vorm van nazorg bijdragen aan het verkleinen van dit risico. In eerder onderzoek heeft de Inspectie Jeugdzorg al vastgesteld dat het adoptieproces op deze punten kwetsbaar is. De Inspectie Jeugdzorg verwacht dat de in deze casus gesignaleerde risico’s in het nieuwe kwaliteitskader en de opzet voor de nazorg wordt meegenomen.

Beleidsreactie

Ik ben de Inspectie Jeugdzorg erkentelijk voor het degelijke onderzoek dat zij heeft verricht en voor de verbeterpunten en acties die zij voorstelt.

Zoals door de Inspectie Jeugdzorg ook aangegeven en het afgelopen jaar ook met uw Kamer is besproken2, wordt het kwaliteitskader voor de vergunninghouders interlandelijke adoptie geëvalueerd. Hierbij is aangegeven dat in het licht van het veranderend profiel van de adoptiekinderen en het beroep wat daarmee op de adoptiefouders wordt gedaan, de professionaliteit en de sturingsrelatie tussen de betrokken ketenpartners zal worden versterkt. Ik zie de verbeterpunten en voorgestelde acties van de Inspectie Jeugdzorg dan ook als een ondersteuning van de ingeslagen weg en zal deze dan ook betrekken bij de herziening van het kwaliteitskader en bezien waar aanscherping noodzakelijk is.

Ter toelichting hierop, wil ik op enkele verbeterpunten en acties van de Inspectie Jeugdzorg nader ingaan.

Het uitgangspunt voor het opstellen en verstrekken van de voortgangsrapportages is dat de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de vergunninghouders. De Centrale autoriteit heeft geen regieverantwoordelijkheid. Afhankelijk van de eisen van de landen van herkomst kunnen vergunninghouders de rapportage laten opstellen door adoptiefouders of door derden. Ik heb de vergunninghouders reeds verzocht om direct melding te maken aan de Centrale autoriteit wanneer een adoptie mislukt ofwel geen doorgang vindt. Vervolgens wordt in overleg met de Centrale autoriteit bepaald welke stappen ondernomen dienen te worden.

Ten aanzien van de nazorg, die onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS valt, het volgende.

Indien ouders niet zelf hulp zoeken en de situatie in een zeer korte tijd escaleert, zoals in de door de Inspectie Jeugdzorg onderzochte casus het geval was, kan geen enkele inrichting van de nazorg volledig voorkomen dat de situatie leidt tot onomkeerbare ontwikkelingen die de gezinssituatie onhoudbaar maken. Het is primair aan de ouders zelf om hulp te zoeken in een dergelijke situatie. Dit laat onverlet dat een gestructureerde vorm van nazorg, waarbij meer zicht gehouden wordt op de ontwikkeling van het adoptiekind en de omstandigheden binnen het gezin, bijdraagt aan het zoveel mogelijk voorkomen van problemen zoals deze zich hebben voorgedaan in de door de Inspectie Jeugdzorg onderzochte casus.

Om op een zo kort mogelijke termijn invulling te geven aan de eerdere aanbeveling van de Inspectie Jeugdzorg om beter zicht te houden op het adoptiekind na plaatsing in het gezin is het Ministerie van VWS in gesprek met de Stichting Adoptievoorzieningen, de Inspectie Jeugdzorg, partijen binnen de jeugdzorg en mijn ministerie. De Staatssecretaris van VWS zal uw Kamer hierover in de eerste helft van 2013 nader informeren. Uw Kamer is daar eerder over geïnformeerd op 19 december 20123.

Tot slot informeer ik u hierbij over de toezegging die ik uw Kamer op 13 december 2012 heb gedaan om bij mijn ambtgenoot van Financiën te informeren of er mogelijkheden zijn om adoptieouders financieel tegemoet te komen in de kosten van adoptie. Uit het overleg is naar voren gekomen dat gezien de huidige bezuinigingstaakstelling van het kabinet het momenteel niet verantwoord is om adoptiefouders tegemoet te komen in de kosten van adoptie.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Casusonderzoek Interlandelijke adoptie – onderzoek naar een mislukte adoptie, Inspectie Jeugdzorg, januari 2013 is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstukken II, 2012/12 31 265, nr. 42

X Noot
3

Kamerstukken II, 2012–2013, 33 400 XVI, nr. 24

Naar boven