31 265 Adoptie

Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2024

Op 16 april jl. heeft uw Kamer een motie aangenomen over ondersteunende maatregelen voor interlandelijk geadopteerden, ingediend door de leden Van Nispen (SP) en Tseggai (PvdA/GL).1 Daarnaast is een motie aangenomen op het terrein van binnenlandse afstand en adoptie, ingediend door de leden Van Nispen (SP) en Ellian (VVD).2 Met deze brief informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik daaraan de komende periode invulling wil geven.

Moties

De motie betreffende interlandelijke adoptie Van Nispen/Tseggai verzoekt de regering:

  • a) met voorstellen te komen om meer hulp en ondersteuning te bieden aan geadopteerden die dat wensen, zoals hulp bij en een vergoeding voor het herstellen van de oorspronkelijke naam, nationaliteit en correcte geboorteakte en psychologische hulp voor wie dat nodig heeft;

  • b) tevens te zorgen voor laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het eigen dossier van geadopteerden;

  • c) voorts te stoppen met het doorprocederen tegen geadopteerden die in het gelijk zijn gesteld door een rechter en in ieder geval hen financieel te compenseren voor de procedure.

De motie betreffende binnenlandse afstand en adoptie Van Nispen/Ellian verzoekt de regering:

  • a. een uiterste inspanning te leveren om te bewerkstelligen dat alle dossiers en archieven hierover van overheids- en private instellingen naar het Nationaal Archief overgedragen worden;

  • b. ervoor te zorgen dat er voor de betrokken afgestane en afstandsmoeder gezamenlijk onbeperkte en volledige toegang is tot zowel het eigen afstand- als adoptiedossier, en slechts indien nodig hiervoor een wetswijziging voor te bereiden;

  • c. zich te houden aan de aangenomen motie (Kamerstuk 35 925-VI, nr. 62) en zich dus namens de Staat in rechte in beginsel niet te beroepen op verjaring in zaken die gaan over binnenlandse adoptie.

Voorstel uitvoering motie ondersteunende maatregelen interlandelijke adoptie:

Op elk van de drie onderdelen van deze motie zal ik hieronder ingaan.

Verzoek 1. Meer hulp en ondersteuning aan geadopteerden

De komende periode wordt gebruikt om in samenspraak met geadopteerden te inventariseren welke behoeften aan ondersteuning en herstel er zijn, wat zij in dat kader prioriteit wensen te geven en hoe breed deze ondersteuningsbehoefte wordt gedeeld binnen de doelgroep. Hierbij zullen de resultaten worden betrokken van de eerdere gesprekken met geadopteerden in dit kader ten behoeve van de oprichting van het expertisecentrum INEA. Ik zal vervolgens in kaart brengen welke financiële middelen daarvoor benodigd zijn. Ik zal uw Kamer daarover dit najaar informeren. Het is aan uw Kamer om te beoordelen of en welke bijbehorende middelen ter zake kunnen worden vrijgemaakt.

Daarbij zal tevens de evaluatie van de dienstverlening van INEA die momenteel plaatsvindt, worden betrokken. Ook zal voor de uitvoering van de motie interdepartementale afstemming plaatsvinden.

Verzoek 2. Laagdrempelige en onbeperkte toegang tot eigen dossiers

Het reeds ingezette traject van overdracht van dossiers naar het Nationaal Archief zal worden voortgezet. Dat zal bijdragen aan de toegankelijkheid en vindbaarheid van dossiers. Ook in het kader van het nieuwe wetstraject zullen de mogelijkheden worden onderzocht om te voorzien in een vermindering van de thans ervaren problematiek bij inzage van dossiers.

Verzoek 3. Stoppen met doorprocederen tegen geadopteerden en financiële compensatie

Zoals ik al eerder heb aangegeven in antwoorden op Kamervragen, ben ik me ervan bewust dat het betrokkenen zwaar valt dat de Staat in hun zaak rechtsmiddelen heeft ingesteld. Slechts als het algemeen belang dat vergt, wordt hoger beroep of cassatie ingesteld. Daarbij kan er aanleiding zijn om met betrokkene afspraken te maken over vergoeding van proceskosten. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld. In dit verband wijs ik erop dat het kabinet werkt aan een kabinetsreactie op de motie-Leijten/Ellian (Kamerstuk 29 279, nr. 761), waarin nader wordt ingegaan op de rol en houding van de Staat als procespartij.

Voorstel uitvoering motie binnenlandse adoptie en afstand

Op elk van de drie onderdelen van deze motie zal ik hieronder ingaan.

Verzoek 1. Bewerkstelligen overbrenging van dossiers en archieven naar het Nationaal Archief

Het centraal archiveren van dossiers die onder de reikwijdte van de Archiefwet vallen, is gaande. De eerste dossiers van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) die zien op geadopteerden die geboren zijn voor of in 1969, zijn inmiddels overgebracht naar het Nationaal Archief (NA) en worden gereed gemaakt voor inzage per medio juni 2024. Gewerkt wordt aan een plan van aanpak voor overdracht van de tweede tranche die betrekking heeft op dossiers van geadopteerden met een geboortejaar vanaf 1970. Uit een schouw blijkt dat een deel van de dossiers van de tweede tranche informatie bevat die niet alleen betrekking heeft op de adoptieprocedure. Denk bijvoorbeeld aan informatie over straf- en civiele procedures. Mijn ministerie en de RvdK zijn in overleg met elkaar hoe hiermee om te gaan. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid wordt de Commissie Advies Informatiehuishouding Justitie en Veiligheid gevraagd hierover een advies uit te brengen. Op basis van het advies van de commissie kan meer duidelijkheid worden gegeven over de termijn waarbinnen deze tweede tranche kan worden overgebracht naar het NA.

Private archieven vallen niet onder de reikwijdte van de Archiefwet. Overbrenging van deze archieven naar een centrale archiefbewaarplaats kan daarom niet worden afgedwongen, maar kan alleen plaatsvinden op vrijwillige basis. Het ligt in de rede dat Regionale Historische Centra (RHC’s) de aangewezen plek zijn om de archieven van lokale private organisaties binnen de context van de regio te beheren en toegankelijk te maken. Ik ben hierover in gesprek met private organisaties en de RHC’s. In dit verband onderzoek ik ook of een centrale portal of zoekwijzer de belanghebbenden kan helpen om de vindplaatsen van de archieven beter inzichtelijk te maken.

Het streven is om de verkenning rond de gecoördineerde ontsluiting van private dossiers in 2025 af te ronden. Volgens de huidige planning wordt uw Kamer komend najaar over de voortgang geïnformeerd.

Verzoek 2. Onbeperkte en volledige toegang tot dossiers

De toegang tot dossiers die door het NA of een RHC worden beheerd, is gebaseerd op de toepasselijke wet- en regelgeving, zoals de Archiefwet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en jurisprudentie. De betreffende dossiers zijn beperkt openbaar omwille van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals het voorkomen van persoonsgegevens van derden in de dossiers. De mogelijkheden van onbeperkte toegang tot en inzage in dossiers zijn hierdoor beperkt. Daarnaast kunnen er voor private archieven aanvullende beperkingen gelden voor inzage door belanghebbenden.

Binnen de kaders van de AVG onderzoek ik of en in hoeverre een wetswijziging kan bijdragen aan de behoefte om dossiers volledig te kunnen inzien. Ter voorbereiding hierop wordt met belanghebbenden geïnventariseerd welke problematiek zij hierbij momenteel ervaren. Ik streef ernaar uw Kamer komend najaar over de voortgang te informeren.

Verzoek 3. Loslaten verjaringstermijn

In de in 2021 aangenomen motie (Kamerstuk 35 925-VI, nr. 62) is de regering verzocht geen beroep meer te doen op eventuele verjaringstermijnen bij rechtszaken over binnenlandse adopties in het verleden. In reactie op Kamervragen van het lid Van Nispen in september 2023 heb ik nogmaals uitgebreid toegelicht waarom ook in deze zaken een beroep op verjaring moet kunnen worden gedaan3. Daarbij geldt als belangrijkste argument dat juridische procedures gericht op het vaststellen van aansprakelijkheid en schade, moeten worden beoordeeld naar het indertijd geldende recht, beschouwd vanuit de toen geldende normen, waarden en maatschappelijke opvattingen. Door een beroep op verjaring in deze zaken uit te sluiten wordt de behandelend rechter geacht een oordeel te geven over vermeend historisch onrecht en te beslissen over een eventuele schadevergoeding. Het behoort echter primair tot de taak van de regering en het parlement om te oordelen over de wijze waarop moet worden aangekeken tegen perioden in onze nationale geschiedenis, ook met het oog op een evenwichtige verdeling van algemene middelen.

Het kabinet handhaaft het eerder ingenomen standpunt. Dat neemt niet weg dat ik niet weg wil lopen voor de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid voor gebeurtenissen in het verleden. Een onafhankelijke commissie onder leiding van prof. dr. M. De Winter onderzoekt op dit moment de geschiedenis van binnenlandse afstand en adoptie, inclusief de rol van de overheid daarbij. In het voorjaar van 2025 worden de uitkomsten van dit onderzoek verwacht. Tijdens het commissiedebat op 3 april jl. en het tweeminutendebat op 11 april jl. heb ik al expliciet aangegeven bereid te zijn om passende gevolgen te verbinden aan de uitkomsten van dat onderzoek, inclusief de verjaringstermijn, en hierover te zijner tijd het debat te voeren met uw Kamer.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023/24, 33 836, nr. 93.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/24, 33 836, nr. 94.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022/23, nr. 3196.

Naar boven