Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2024
Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over de openstelling van de Subsidieregeling
Coöperatieve Energieopwekking (SCE), die op 1 maart 2024 gepland was (Kamerstuk 31 239, nr. 385). Gelijktijdig met het verzenden van deze Kamerbrief heb ik uw Kamer het eindadvies
van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor de SCE 2024 doen toekomen (bijlage
bij Kamerstuk 31 239, nr. 385). Het PBL stelt per categorie de basisbedragen vast. Het basisbedrag is het bedrag
per geproduceerde kWh dat nodig is om de productie-installatie rendabel te maken.
In het eindadvies adviseert het PBL ook over de op te nemen categorieën productie-installaties.
Na publicatie van de Kamerbrief en het eindadvies van het PBL hebben signalen vanuit
de coöperatieve energiesector mij bereikt over de basisbedragen voor de SCE 2024.
Daarbij is met mij de zorg gedeeld dat de basisbedragen voor een aantal categorieën
ontoereikend zouden zijn. De sector geeft onder andere aan dat het door het PBL gehanteerde
rendement op eigen vermogen te laag is.
Ik neem deze signalen uit de sector serieus en hecht aan een effectieve regeling.
Energiecoöperaties spelen een belangrijk rol in ons huidige en toekomstige energiesysteem.
Ik streef er naar deze zo passend mogelijk te ondersteunen. In goed overleg met de
sector heb ik ervoor gekozen de SCE niet op 1 maart open te stellen om hier gedegen
naar te kunnen kijken samen met het PBL.
Het PBL heeft aangegeven onvoldoende aanleiding te zien het eindadvies voor de SCE
2024 te corrigeren dan wel aan te vullen. Het PBL geeft aan dat de basisbedragen in
het eindadvies zijn gebaseerd op de beschikbare informatie ten tijde van het opstellen
van het advies, waaronder ook informatie die is aangedragen door (markt)partijen tijdens
de jaarlijkse marktconsultatie. Ook geeft het PBL aan dat het eindadvies voor de SCE
het resultaat is van een zorgvuldige, integrale analyse. Ik hecht veel waarde aan
de jaarlijkse, onafhankelijke advisering van het PBL, waarin een vaste cyclus wordt
gevolgd waarbij het PBL na de marktconsultatie een definitief advies opstelt.
Ik kies er dan ook voor om de SCE in 2024 nu zo snel mogelijk open te stellen om verdere
vertraging te voorkomen, op basis van de tarieven zoals opgenomen in het eindadvies
2024. Het alternatief, om de SCE-regeling in 2024 niet open te stellen in afwachting
van een nieuw eindadvies voor de SCE 2025 waarin alle parameters in samenhang worden
bezien, vind ik geen wenselijke optie. Ik wil projecten die wel gerealiseerd kunnen
worden op basis van deze tarieven de ruimte bieden om een aanvraag te doen.
Ik zal er wel op toezien dat het eindadvies 2025 op een eerder moment kan worden gepubliceerd.
Dit betekent dat de SCE mogelijk al in januari 2025 open kan. Ik zal de definitieve
data nog kenbaar maken. Het PBL heeft aangegeven in het proces extra aandacht te zullen
besteden aan de knelpunten zoals aangedragen door de sector. Ik wil benadrukken dat
het van belang is dat partijen zich melden tijdens de jaarlijkse marktconsultatie
en het PBL voorzien van alle relevante informatie ten behoeve van het eindadvies SCE
2025. Dit zodat alle kosten en opbrengsten kunnen worden meegenomen in het integrale
advies.
De openstelling van de SCE 2024 zal plaatsvinden van 2 april tot en met 1 november
2024. Ik streef ernaar om enige tijd voor deze openstellingsdatum het openstellingsbesluit
en de wijzigingsregeling in de Staatscourant te publiceren, zodat partijen kennis
kunnen nemen van de voorwaarden. Ik heb uw Kamer in eerdergenoemde brief reeds geïnformeerd
over de voorgenomen wijzigingen binnen de SCE 2024 ten opzichte van voorgaande rondes.
Ten slotte zal ik partijen via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland,
RVO.nl, op de hoogte brengen van de vertraging in de openstelling.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten