31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 138 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2012

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen die op 16 mei 2012 tijdens de Regeling van Werkzaamheden (Handelingen II 2011/12, nr. 84, Regeling van Werkzaamheden) zijn gesteld door de leden Dikkers (PvdA) en Van Veldhoven (D66) over de SDE+ regeling voor de stimulering van duurzame energie.

De SDE+ is dit jaar opengesteld op 13 maart 2012. Op 1 mei 2012 is de tweede fase van de openstelling gestart. Opnieuw blijkt dat er zeer veel animo is bij marktpartijen om kosteneffectief duurzame energie te produceren. Bij een gepubliceerd budget van 1,7 miljard euro is er inmiddels voor circa 4 miljard euro aan aanvragen ingediend. Momenteel beoordeel ik deze aanvragen. Wanneer het budget wordt uitgeput, verwacht ik dat de gehonoreerde projecten even veel duurzame energie zullen opwekken als het verbruik van 250 000 huishoudens.

Tegelijkertijd ben ik in afwachting van goedkeuring in het kader van staatssteun van de Europese Commissie inzake het toevoegen van duurzame warmte aan de SDE+ (zoals gemeld in kamerbrieven 31 239 nrs. 125 en 127). Op basis van mijn contacten met de Europese Commissie verwacht ik in de zomer een officiële reactie te krijgen. De goedkeuring van de Europese Commissie vormt dan een bevestiging dat duurzame warmteprojecten niet worden overgestimuleerd.

Projecten leggen, zoals het lid Dikkers aangeeft, lang beslag op de beschikbare middelen. Gemiddeld is deze periode circa 17 jaar: 2 jaar voor realisatie van de installatie en 15 jaar voor exploitatie ervan. Dit is hard nodig, omdat een ondernemer moet kunnen vertrouwen op de financiële ondersteuning, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van een lening. Het beslag op de middelen wordt pas een probleem wanneer een project niet tot realisatie komt. Om die situatie te voorkomen dan wel op te lossen doe ik het volgende:

  • 1. Een ontwikkelaar die een project ondanks de toegezegde steun niet realiseert, mag gedurende vijf jaar niet opnieuw subsidie aanvragen voor hetzelfde project; een aanvraag is derhalve niet vrijblijvend.

  • 2. Ik beoordeel alle aanvragen op uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid. Conform artikel 59 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie wijs ik onrealistische aanvragen af.

  • 3. Eén jaar na verlening van de subsidiebeschikking is er een ijkmoment: als de ontwikkelaar onvoldoende voortgang kan aantonen, trek ik de beschikking in.

  • 4. Het recht op subsidie vervalt wanneer het beoogde project niet binnen de vereiste termijn is gerealiseerd. Voor de meeste technieken is deze termijn vier jaar vanaf afgifte van de subsidiebeschikking.

  • 5. Voor aanvragen met een budgetbeslag vanaf 400 miljoen euro vereis ik een uitvoeringsovereenkomst en een bankgarantie.

De bovenstaande maatregelen dragen er aan bij dat onnodig budgetbeslag zoveel mogelijk wordt vermeden. Ik zie geen mogelijkheden om de procedure van de regeling te versnellen, zoals het lid Dikkers suggereert. Ik heb immers tijd nodig voor een zorgvuldige beoordeling en afhandeling van de aanvragen. Evenzo verdient de aanvrager een eerlijke kans om een project te realiseren.

Het lid Van Veldhoven vraagt of de regeling wordt uitgeput, en wat er gebeurt met de middelen die eventueel overblijven. Het is nu nog te vroeg om met zekerheid te zeggen of de beschikbare kasmiddelen voor de SDE+ regeling zullen worden uitgeput. Met enige regelmaat breng ik de te verwachten kasuitgaven voor de SDE+ en haar voorgangers1 in beeld. Daarbij houd ik rekening met alle factoren, waaronder de verwachte ontwikkeling van de marktprijzen van energie.

In het Regeerakkoord is bepaald dat de kasuitgaven voor duurzame energie structureel maximaal 1,4 miljard euro per jaar mogen bedragen. Bij het bepalen van het in enig jaar open te stellen verplichtingbudget houd ik er rekening mee dat de grens van 1,4 miljard euro niet overschreden wordt. Zodra blijkt dat er structureel middelen onbenut blijven, dan zal dit leiden tot een hoger verplichtingenbudget voor de volgende openstellingen van de SDE+. De genoemde middelen blijven zo beschikbaar voor duurzame energie.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP inclusief overgangs-MEP) en de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+)

Naar boven