31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2011

Dit kabinet wil een forse stap zetten in het verduurzamen van de energiehuishouding. Investeren in duurzame energie is noodzakelijk om een zekere en betaalbare energiehuishouding in de toekomst te garanderen. Het maakt ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen en biedt een kans voor het creëren van innovatieve en groene banen. Ten slotte draagt duurzame energie bij aan het reduceren van schadelijke emissies zoals CO2 en fijn stof.

Met het openen van de SDE+ levert dit kabinet een belangrijke bijdrage aan het creëren van een investeringsklimaat waarin duurzame energie rendeert en waarbij ondernemerschap gestimuleerd wordt. Bij de wijzigingen van de SDE+ is geluisterd naar de kritieken uit de sector op de voorgaande regelingen. We hebben de regeling eenduidiger gemaakt en tegelijkertijd een beloning ingebouwd voor ondernemerschap en koplopers. Na de presentatie van de plannen rondom de SDE+ heb ik ook bemoedigende reacties gekregen van marktpartijen.

De SDE+ focust op het realiseren van een kosteneffectieve invulling van de 14%-doelstelling voor duurzame energie. Basis hiervoor is de introductie van concurrentie tussen de verschillende opties, waardoor op een relatief voordelige manier meer duurzame productiecapaciteit wordt gerealiseerd. Daarbij wordt de regeling verbreed naar duurzame opties op basis van biogas en duurzame warmte. Ook deze relatief kosteneffectieve opties hebben we hard nodig om de duurzame energiedoelstelling betaalbaar te houden voor burgers en bedrijven. Ik ben dan ook verheugd dat de Algemene Energieraad in zijn advies over het beleidsinstrumentarium hernieuwbare elektriciteit constateert dat de SDE+ een duidelijke verbetering is, waarbij de consument het beste af is ten opzichte van alternatieven.

De SDE+ staat niet op zichzelf. Nog voor de zomer wil ik een integrale visie presenteren in het Energierapport. Met daarbij aandacht voor de rol van duurzame energie in een geliberaliseerde internationale markt. Het stimuleren van groene innovatie en ondernemerschap zal specifiek aandacht krijgen in de topgebiedenaanpak, waarbij energie als een van de topgebieden is benoemd. Doel is hier om van de duurzame energiesector een meer volwassen economische sector te maken. Dit is nodig om ook na deze kabinetsperiode forse extra stappen te zetten in de verdere verduurzaming. Met de green deal zet dit kabinet in op het meer betrekken van burgers en bedrijven bij de duurzame energieambities. Daarbij zal de nadruk meer liggen op het verbeteren van de energie-efficiëntie en het faciliteren van koplopers. Voor de zomer zal uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.

Mijn voornemen is om op 1 juli de SDE+ open te stellen. In mijn Kamerbrief van 30 november (31 239, nr. 103) heb ik reeds de contouren geschetst waarbinnen ik de SDE+ regeling de komende jaren wil vormgeven. Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging om u, voorafgaand aan de openstelling, te informeren over de voorgenomen invulling van de SDE+ in 2011. Ten aanzien van de financiering van de SDE+ geldt dat het kabinet nog voor het zomerreces het wetsvoorstel waarin de nieuwe SDE+ heffing op het verbruik van elektriciteit en aardgas wordt geregeld aan uw Kamer wil sturen. Hierin zal ook de precieze hoogte van de opslag voor burgers en bedrijven worden opgenomen.

SDE+ systematiek

De SDE+ heeft als doel om op een kosteneffectieve manier stappen te zetten richting de Europese duurzame energie doelstelling van 14% in 2020. Tevens moet de SDE+ robuust zijn en flexibel ten opzichte van technologische ontwikkeling. Daartoe zijn de contouren van de SDE+ gevormd door een viertal punten, te weten:

  • Eén integraal budgetplafond

  • Een maximum basisbedrag van 15 ct/kWh (omgerekend 104 ct/Nm3)

  • Gefaseerde openstelling

  • Introductie van een «vrije categorie»

Eén integraal budgetplafond

Ik stel één subsidieplafond vast voor alle categorieën in plaats van verschillende subsidieplafonds per technologie, zoals tot nu toe in de SDE gebruikelijk was.1

Alle technologieën concurreren dus met elkaar voor hetzelfde budget.

Maximum basisbedrag

In de SDE+ ga ik uit van een maximum basisbedrag van 15 ct/kWh (omgerekend 104 ct/Nm3). De technieken binnen de SDE+ die voor dit bedrag duurzame energie kunnen produceren, acht ik geschikt voor grootschalige uitrol van duurzame energie en komen in beginsel in aanmerking voor subsidie.

Gefaseerd openstellen

De SDE+ gaat gefaseerd open. Tabel 1 geeft de vier fases weer die ik in 2011 wil openstellen. In de eerste fase kunnen projecten met een basisbedrag dat lager is dan of gelijk is aan 9 ct/kWh (omgerekend 62 ct/ Nm3) subsidie aanvragen en hebben daarmee een grotere kans dat er voldoende budget beschikbaar is. In elke opeenvolgende fase gaat, met het overgebleven budget, deze bovengrens een stap omhoog, tot het maximum basisbedrag van 15 ct/kWh (omgerekend 104 ct/ Nm3) in de vierde fase is bereikt. Via de gefaseerde indiening kan ik het beschikbare budget op een kosteneffectieve wijze inzetten. Nog steeds zal het systeem gelden van «wie het eerst komt, het eerst maalt», zodat binnen de voorgeschreven termijn van 13 weken uitsluitsel kan worden gegeven over subsidiebeschikkingen. Voor iedere technologie geldt nog steeds dat er een berekend basisbedrag is waarboven geen subsidie zal worden uitgekeerd.

Vrije categorie

In iedere fase open ik een vrije categorie om ook innovatieve ondernemers die goedkoper kunnen produceren dan het berekende basisbedrag voor de betreffende technologie, vroegtijdig toegang te bieden. Deze projecten krijgen dan een basisbedrag dat gelijk is aan de bovengrens van de betreffende fase. Het is niet mogelijk om projecten in te dienen in de vrije categorie tegen een basisbedrag dat hoger is dan het berekende basisbedrag van een technologie.

Door eerder in te dienen in de vrije categorie, kan een project de kans op een SDE+ subsidiebeschikking vergroten. De vrije categorie biedt daarnaast ook ruimte aan een aantal technologieën waarvoor het berekende basisbedrag hoger is dan 15 ct/kWh (omgerekend 104 ct/ Nm3). Deze technologieën zijn: elektriciteit uit thermische conversie van biomassa < 10MW, zon-PV ≥15 kWp, vrije stromingsenergie, osmose, elektriciteit uit geothermie, wind in meer, wind op zee en covergisting elektrisch zonder warmtebenutting. Het is te verwachten dat een aantal van deze projecten rendabel kan opereren voor een basisbedrag tot 15 ct/kWh, omdat er immers projecten zijn die rendabeler zijn dan de gemiddelde businesscase van de betreffende technologie. Zo bied ik mogelijkheden aan technologieën met toekomstpotentie die nu gemiddeld genomen nog te duur zijn voor een snelle uitrol.

SDE+ openstelling 2011

De eerste fase van de SDE+ 2011 start op 1 juli. Na twee maanden start de tweede fase. Vervolgens start twee maanden later de derde fase. De vierde fase start een maand voor 30 december, het moment dat de regeling sluit. Mijn voornemen is om de regelingen zo kort mogelijk na het geplande Algemeen Overleg op 19 mei te publiceren, zodat producenten voldoende tijd hebben om hun aanvraag voor te bereiden voor 1 juli.

ECN en KEMA hebben, zoals gebruikelijk, voor alle technologieën basisbedragen berekend. Ik heb de basisbedragen per technologie zoals weergegeven in de bijlage overgenomen van ECN2. Ondernemers zijn natuurlijk vrij om voor een lager bedrag in te dienen in de vrije categorie.

Ik stel in 2011 € 1,5 miljard verplichtingenbudget beschikbaar om projecten te subsidiëren. Ik verwacht dat hiermee in 2020 tot ongeveer 5 PJ extra duurzame energie wordt geproduceerd. Dat komt overeen met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 400 000 Nederlandse huishoudens.

Fasegrenzen groen gas

Een belangrijk uitgangspunt voor de SDE+ is de Europese doelstelling voor het aandeel hernieuwbare energie. Deze doelstelling is gebaseerd op het bruto eindverbruik van energie. In de praktijk komt echter niet al het groen gas, dat op het gasnet wordt ingevoed, ten goede aan energetisch eindverbruik. Om deze reden mag groen gas niet voor 100% meetellen voor de doelstelling. De Europese Commissie heeft een rekenmethode ontwikkeld om hiervoor te corrigeren. Uit deze methode volgt dat in Nederland 78,5% van het geproduceerde groen gas meetelt voor de doelstelling. De fasegrenzen voor groen gas zijn hierop aangepast ten opzichte van de indicatieve tabel in de Kamerbrief van 30 november. De basisbedragen en de subsidie blijven conform de ECN-berekening. De kostprijs van groen gas verandert immers niet.

Warmtestaffel

De rekenmethode op grond van de EU-richtlijn hernieuwbare energie brengt ook een ruimere waardering van warmte met zich mee. Zoals ik reeds heb aangekondigd, neem ik vanaf 2012 duurzame warmte op als aparte categorie in de SDE+. Tot die tijd blijf ik de warmtestaffel hanteren voor biomassacategorieën waar sprake is van gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte. De lijst met nuttige toepassingen waarmee projecten in aanmerking komen voor de warmtestaffel, wordt op basis van de Europese doelstelling uitgebreid met het drogen van restproducten van energieproductie, zoals digestaat.

Realistische projecten

Ook met de nieuwe systematiek wil ik kritisch blijven kijken naar de haalbaarheid van projecten, zowel tijdens de indienings- als de realisatiefase. Bij de indieningsfase blijven de vergunningen een belangrijke voorwaarde. Daarnaast wil ik indieners stimuleren goed uitgewerkte subsidieaanvragen in te dienen. Daartoe neem ik onder andere de volgende maatregelen:

  • Aanvragers moeten aannemelijk maken dat ze een goede kosteninschatting hebben gemaakt en kunnen gaan beschikken over de benodigde financiering.

  • Aanvragers voor groen gas moeten een haalbaarheidsstudie met prijsindicatie van de netbeheerders overleggen, waaruit blijkt op welke plaats ze kunnen invoeden op het gasnet en welke kosten daaraan verbonden zijn. Deze haalbaarheidsstudie is kosteloos en wordt onder normale omstandigheden binnen 10 werkdagen door de netbeheerders verstrekt.

  • Voor zon-pv wordt gevraagd naar een omgevingsvergunning met uitzondering van situaties waarbij deze vergunning niet is vereist (bijvoorbeeld bij bestaande daken).

  • Projecten met een lopende MEP-, OV-MEP- of SDE-beschikking mogen niet indienen in de SDE+.

  • Herindiening van eenzelfde project in de SDE+ in hetzelfde jaar is niet toegestaan.

Wijzigingen met betrekking tot de categorieën

De categorie-indeling sluit voor een groot deel aan bij de categorieën en de subsidie-eisen die golden in de SDE. Op een aantal punten worden die aangepast.

  • Gft-vergisting en overige vergisting worden samengevoegd onder de naam «allesvergisting». Hierdoor hebben productie-installaties meer flexibiliteit om verschillende biomassastromen te gebruiken.

  • Voor de categorie allesvergisting worden de toegestane biomassastromen uitgebreid met glycerine, vetzuren en drinkwaterbereidingsslib.

  • In de categorie thermische conversie van biomassa kunnen alleen installaties aanvragen die minstens 95% biomassa gebruiken. Installaties die gemengde stromen gebruiken kunnen terecht in de categorie AVI’s of vallen onder het beleid voor bij- en meestook.

  • In de categorie thermische conversie van biomassa komt ruimte voor grotere installaties. Er wordt geen bovengrens in vermogen meer gesteld.

  • Installaties voor de thermische conversie van biomassa die vloeibare stromen inzetten moeten aan de duurzaamheidscriteria voldoen die door de Europese Commissie zijn gesteld.

  • Zonne-energie installaties kunnen in de vrije categorie subsidie aanvragen. Het aantal vollasturen voor deze categorie wordt verhoogd naar 1000 vollasturen per jaar. Ook vervalt de bovengrens van 100 kWp. Zowel systemen op gebouwen als losstaande systemen worden subsidiabel.

  • Productie-installaties die zich willen aansluiten op een groen gas hub, kunnen subsidie aanvragen. Groen gas hubs kunnen profiteren van schaalvoordelen, daarom is het basisbedrag voor installaties die zich aansluiten op een groen gas hub lager dan voor individuele installaties.

Wijzigingen SDE+ in 2012

Ik heb een wijziging van het Besluit in voorbereiding. Ik ben voornemens om het Besluit zodanig te wijzigen dat vanaf 2012 duurzame warmte en eigen gebruik van duurzame energie kunnen worden meegenomen in de SDE+. Daarnaast ben ik voornemens om vanaf 2012 biomassa-installaties die aan het einde van hun subsidieperiode nog door kunnen draaien ruimte te geven in de SDE+. Het betreft een basisbedrag voor renovatie met oog op het halen van de 2020-doelstelling. Ten slotte bezie ik de mogelijkheden om te kunnen differentiëren tussen windrijke en minder windrijke gebieden. Ik zal uw Kamer later dit jaar nader informeren over deze voorstellen.

Tot slot

Al met al heb ik met de SDE+ een goed instrument in handen om op een kosteneffectieve manier duurzame energie uit te rollen. Ik vind hiervoor steun bij het advies van de Algemene Energieraad van 6 april 2011 waarin staat dat de SDE+ »een belangrijke stap vooruit is en maximaal dient te worden benut». Tevens ben ik van mening dat ik de aanbeveling van de Algemene Energieraad om de subsidieplafonds per techniek op te heffen en de goedkoopste opties voorrang te geven reeds met deze SDE+-regeling heb gerealiseerd. In 2011 kan daarom een goede stap gezet worden op weg naar 14% duurzame energie in 2020.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

BIJLAGE Overzicht van de openstelling SDE+ in fases met basisbedragen 2011.

Fase

I

II

III

IV

Maximum basisbedrag per fase: elektriciteit

9 ct/kWh

11 ct/kWh

13 ct/kWh

15 ct/kWh

Maximum basisbedrag per fase: groen gas

62 ct/Nm3

76 ct/Nm3

90 ct/Nm3

104 ct/Nm3

Openstelling

1 juli

1 september

1 november

1 december

  

Basisbedrag per technologie

RWZI, AWZI en stortgas (elektriciteit/groen gas/groen gas hub)

(resp. 6,0 ct/kWh / 28,8 ct/Nm3/17,0 ct/Nm3)

AVI’s

(6,2 ct/kWh)

Waterkracht ≥ 5m

(7,1 ct/kWh)

Allesvergisting groen gas hub

(57,9 ct/Nm3)

Vrije categorie

(9 ct/kWh)

(62 ct/Nm3)

Wind op land

(9,6 ct/kWh)

 

Allesvergisting (elektriciteit met benutting warmte3/ groen gas)

(resp. 9,6 ct/kWh/63,7 ct/Nm3)

 

Mestcovergisting groen gas hub

(71,3 ct/Nm3)

 

Vrije categorie

(11 ct/kWh)

(76 ct/Nm3)

Biomassa thermische conversie >10 MW

(12,2 ct/kWh)

  

Waterkracht <5m

(12,2 ct/kWh)

  

Mest covergisting groen gas

(76,7 ct/Nm3)

  

Vrije categorie

(13 ct/kWh)

(90 ct/Nm3)

Mestcovergisting elektriciteit met benutting warmte

(13,2 ct/kWh)1

   

Vrije categorie

(15 ct/kWh)

(104 ct/Nm3)

X Noot
1

Het in de tabel weergegeven basisbedrag voor allesvergisting en mestcovergisting elektriciteit met warmtebenutting weerspiegelt alle energie-output (elektriciteit en warmte). Dit is nodig voor een eerlijke fasering van deze categorieën. Het werkelijke basisbedrag, op basis waarvan eventuele subsidie wordt uitgekeerd, bedraagt voor allesvergisting 14,9 ct/kWh bij een warmtebenutting van 2 MJ/kWh en voor mestcovergisting 20,5 ct/kWh bij een warmtebenutting van 2 MJ/kWh.


X Noot
1

In 2011 wordt het budget nog gelijk over elektriciteit en groen gas verdeeld. Als één van de twee opties eerder is overtekend dan de andere optie en er nog veel budgetruimte is bij de andere optie, ben ik voornemens een wijzigingsregeling te publiceren, waarin het resterende budget wordt herverdeeld over elektriciteit en gas. Zodoende functioneert het systeem alsof er één plafond is. Ondertussen pas ik het Besluit SDE aan zodat vanaf 2012 maar één plafond wordt opengesteld voor alle opties.

X Noot
2

ECN (ECN-N--11–012), zoals geverifieerd door Fraunhofer Instituut en TU Wenen.

Naar boven