31 226
Enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten

nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2007

Aan het eind van de tweede termijn van de behandeling van het wetsvoorstel houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten heb ik toegezegd u mijn opinie te geven over de amendementen die in het debat aangekondigd werden door de heer Blok en de heer Omtzigt.

Alvorens ik dat doe breng ik onder uw aandacht, dat het van groot belang is dat de stemming over het wetsvoorstel niet later plaatsvindt dan dinsdag 18 december 2007. Indien de stemming later zou plaatsvinden, kan de regering haar in de nota naar aanleiding van het nadere verslag (Kamerstukken II 2007/08, 31 226, nr. 14, blz. 1) aangekondigde voornemen niet realiseren om problemen te voorkomen naar aanleiding van het feit dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel niet afgerond is voor 1 januari 2008. Dit voornemen houdt een aanpassing in van het inwerkingtredingsbesluit Pensioenwet en Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (Stb. 2006, 707). Deze aanpassing kan pas plaatsvinden na de stemmingen, en dient- om het beoogde effect te bereiken – te geschieden vóór 1 januari 2008. Indien de stemming later plaatsvindt dan 18 december 2007 kan publicatie van het wijzigingsbesluit in het Staatsblad echter niet meer voor 1 januari 2008 plaatsvinden.

Amendement nr. 32 (collectieve waardeoverdracht) ter vervanging van amendement nr. 26.

Dit amendement houdt in dat een werkgever aan het eind van een pensioenverzekeringscontract het reeds opgebouwde pensioenkapitaal altijd kan overdragen naar de volgende pensioenuitvoerder. Dat lijkt in het voordeel van de werkgever, maar is in feite een sigaar uit eigen doos. Het streven van de indieners is, blijkens de door de heer Omtzigt op 11 december gegeven toelichting op amendement nr. 26, werkgevers tegemoet te komen. Het effect van het amendement is evenwel juist het tegenovergestelde. Het amendement ontneemt de werkgever de mogelijkheid om met de verzekeraar overeen te komen dat er aan het eind van het contract geen collectieve waardeoverdracht plaatsvindt. De werkgever heeft, indien dit amendement wordt aangenomen, niet meer de mogelijkheid om gunstiger contractsvoorwaarden te bedingen (bijvoorbeeld met betrekking tot premiehoogte, of winstdeling) in ruil voor het afzien van waardeoverdracht. Het amendement behelst een inperking van de contractsvrijheid van werkgever en verzekeraar, waar géén van beide contractspartijen bij gebaat is. Het amendement is bovendien onnodig om de praktijk tegen te gaan van onredelijke exitvoorwaarden. Die praktijk wordt namelijk al onmogelijk gemaakt met artikel 25 lid 1 onder h van de Pensioenwet. Ik ontraad derhalve het amendement.

Amendement nr. 31 (medezeggenschap) ter vervanging van amendement nr. 9.

Dit amendement is ten opzichte van dat gedrukt onder nr. 9 aangepast in technische zin, door het in overeenstemming te brengen met de tweede nota van wijziging. Zoals ik tijdens het debat op 6 december al heb aangegeven ontraad ik dit amendement. Het amendement betekent een forse inbreuk op de huidige regeling. De vormgeving van de medezeggenschap in de Pensioenwet volgt uit het medezeggenschapsconvenant van de Stichting van de Arbeid en de ouderenorganisaties. Dat convenant heeft een breed draagvlak.

In 2008 zal de medezeggenschap geëvalueerd worden. In dat kader heeft de regering al de bereidheid uitgesproken om de wetgeving aan te passen of aan te vullen, indien de uitkomsten van de evaluatie daartoe aanleiding geven.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven