Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 31142 nr. 46 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 31142 nr. 46 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2014
Hierbij ontvangt u de evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 en de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees parlement (EP-verkiezing) van 22 mei 2014. Tevens treft u hierbij aan de evaluaties van de experimenten die zijn gehouden op grond van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming1. Het betreft experimenten met een centrale stemopneming bij zowel de gemeenteraadsverkiezingen als bij de EP-verkiezing en een experiment met een nieuw model stembiljet voor de kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen. Het laatstgenoemde experiment is alleen gehouden bij de EP-verkiezing.
Ook de Kiesraad heeft beide verkiezingen geëvalueerd. De evaluatie van de Kiesraad, alsmede een puntsgewijze reactie daarop treft u aan in de bijlagen 1 en 2 bij deze brief2.
Het verloop van de gemeenteraadsverkiezingen is geobserveerd door een waarnemingsmissie van de Raad van Europa. Verwacht wordt dat de rapportage van de missie in oktober 2014 beschikbaar komt. De rapportage zal ik u dan doen toekomen.
In 380 van de 403 gemeenten is een nieuwe raad gekozen. In de gemeenten die per 1 januari 20133 of per 1 januari 20144 zijn heringedeeld of waar in november van dit jaar herindelingsverkiezingen zullen plaatsvinden5, konden de inwoners geen stem uitbrengen. Bij vijf gemeenten is geëxperimenteerd met het centraal tellen van de stemmen. In paragraaf 2.4 ga ik hierop nader in.
Alle gemeenten is na afloop van de verkiezingen gevraagd een enquête in te vullen. De op basis van deze enquête opgestelde rapportage (bijlage 36) geeft het beeld dat de gemeenteraadsverkiezingen over het algemeen goed en zonder grote incidenten zijn verlopen. Ook de Kiesraad komt in zijn advies naar aanleiding van de gemeenteraads- en EP-verkiezingen tot dezelfde conclusie.
De gemiddelde opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen was 54,0%. Deze lag daarmee slechts een fractie lager dan bij de verkiezingen in 2010, toen de opkomst 54,13% was.
U hebt mij per brief d.d. 25 maart 2014 verzocht om in te gaan op de oorzaken die ten grondslag zouden liggen aan de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen, daarbij aandacht bestedend aan de verhouding tussen de omvang van de gemeente en het opkomstpercentage en de relatie met (recente) gemeentelijke herindelingen.
Een antwoord op de door u gestelde vragen over de opkomstcijfers bij de gemeenteraadsverkiezingen in relatie tot gemeentegrootte en herindeling kunt u later dit jaar, verwachten. Ik heb het Centraal Planbureau (CPB) gevraagd deze analyse uit te voeren. Het is mijn bedoeling om u dan ook de toegezegde agenda toe te zenden met mogelijkheden om het vertrouwen in de lokale democratie te versterken.
Nagegaan is hoeveel kandidaten tijdens de afgelopen raadsverkiezingen met doorbreking van de lijstvolgorde én ten koste van een hoger geplaatste kandidaat zijn gekozen. Een kandidaat die een aantal stemmen behaalt dat gelijk is aan, of hoger dan, de zogenoemde voorkeursdrempel, is rechtstreeks op grond van dat aantal stemmen verkozen (mits er aan de lijst voldoende zetels zijn toegewezen).
De voorkeursdrempel bedraagt 25% van de kiesdeler indien het aantal te verdelen zetels 19 of meer bedraagt, en 50% indien het aantal te verdelen zetels minder dan 19 is. De hoogte van de voorkeursdrempel is het resultaat van een afweging tussen enerzijds het belang van politieke partijen bij evenwichtig samengestelde fracties en anderzijds de mogelijkheid voor kiezers om invloed uit te oefenen op welke kandidaten worden verkozen, wat een persoonlijk element in de verkiezingen brengt.
Er zijn op 19 maart 2014 8.550 kandidaten verkozen, van wie 8,97% (767 kandidaten) met doorbreking van de lijstvolgorde en ten koste van een hoger geplaatste kandidaat. Het gemiddeld aantal kandidaten dat per gemeente de lijstvolgorde wist te doorbreken ten koste van een hoger geplaatste kandidaat, bedraagt daarmee iets meer dan 2. Het verschijnsel vindt beduidend minder vaak plaats in gemeenten waar de voorkeursdrempel 50% is dan in gemeenten waar die 25% bedraagt. In de 127 gemeenten met een raad van minder dan 19 zetels wisten 45 kandidaten de lijstvolgorde te doorbreken ten koste van een hoger geplaatste kandidaat: gemiddeld 0,35 kandidaten per gemeente. In de 253 gemeenten met een raad van 19 zetels of meer lukte dit 722 kandidaten: gemiddeld 2,85 kandidaten per gemeente. Er zijn 121 gemeenten waar in het geheel géén kandidaten de lijstvolgorde hebben doorbroken ten koste van hoger geplaatste kandidaten.
Opgemerkt wordt dat tot 1997 in alle gemeenten een voorkeursdrempel van 50% gold7. Zou dat afgelopen raadsverkiezingen nog steeds het geval zijn geweest, dan zouden er 153 in plaats van 767 kandidaten de lijstvolgorde hebben doorbroken. In bijlage 4 zijn enkele aanvullende cijfers opgenomen over doorbreking van de lijstvolgorde, onder meer over hoe vaak het fenomeen zich per partij heeft voorgedaan8.
Om het verkiezingsproces transparanter en meer controleerbaar te maken, zijn de processen-verbaal van de stembureaus, de hoofdstembureaus en de centraal stembureaus voor het eerst zodanig ingericht dat daarop in een oogopslag de verschillen zijn terug te lezen tussen het aantal stembiljetten dat in de stembus is aangetroffen en het aantal toegelaten kiezers. Dit heeft in de media de nodige aandacht gekregen («spookstemmen»). De leden Klein (50PLUS/Klein) en Taverne (VVD) hebben hierover schriftelijke vragen gesteld.9 Ik heb in mijn antwoorden op deze vragen10 toegelicht dat aan de (meestal kleine) telverschillen op stembureau- niveau vele oorzaken ten grondslag kunnen liggen. Het kan gaan om telfouten, maar vaak zijn er ook andere oorzaken aan te wijzen. Ik benadruk dat ik geen enkele aanleiding heb om te veronderstellen dat er bij de verkiezingen van 19 maart en 22 mei 2014 méér telverschillen zijn voorgekomen dan bij voorgaande verkiezingen. Het is zaak om ervoor te zorgen dat fouten bij de stemopneming worden voorkomen. Het tellen staat daarom centraal in de instructie voor de stembureauleden. Die instructie is door mijn ministerie vernieuwd.
In het kader van de evaluatie is (ook bij de EP-verkiezing van 22 mei 2014) in zo’n 50 stemlokalen geobserveerd hoe de stemopneming is verlopen. Uit de resultaten van deze observaties, die u aantreft in bijlage 3, blijkt dat bedoelde telinstructie in lang niet alle gevallen wordt gehanteerd, en dat stembureauleden er regelmatig geheel of gedeeltelijk hun eigen telmethode op nahouden. Deze constatering is ook bij eerdere verkiezingen gedaan, mede door waarnemersmissies van de OVSE. Ik betreur het dat de instructie in onvoldoende mate wordt gevolgd en zal de gemeenten daar wederom op wijzen. De telinstructie zal worden aangepast met het oog op de gecombineerde provinciale staten- en waterschapsverkiezingen van 18 maart 2015. Het zal dan voor het eerst zijn dat in vrijwel elke gemeente twee verkiezingen tegelijkertijd worden gehouden, wat ook voor de stemopneming aanzienlijke consequenties zal hebben.
Experiment met centrale stemopneming
De evaluatie van de experimenten met een centrale stemopneming die zijn gehouden bij de gemeenteraadsverkiezingen en EP-verkiezing treft u aan als bijlage 5 bij deze brief11.
In de gemeenten die hebben geëxperimenteerd is de centrale stemopneming goed en zonder incidenten verlopen. Naar mijn mening biedt de centrale stemopneming kansen om de kwaliteit van de stemopneming te verbeteren. Het geeft de gemeenten de mogelijkheid om de tellingen op kandidaatsniveau te laten uitvoeren op een locatie die daar goed voor is toegerust en met uitgeruste personen. Dit geldt des te meer nu het in de toekomst vaker zal voorkomen dat er op één dag meerdere verkiezingen tegelijkertijd plaatsvinden, bijvoorbeeld de gecombineerde verkiezingen voor provinciale staten en de waterschappen.
Ik wil verdergaan met het houden van experimenten met een centrale stemopneming. Het voornemen is bij de verkiezingen in maart 2015 in 30 gemeenten experimenten te houden met een centrale stemopneming. Ik zal de gemeenten binnenkort aanschrijven met het verzoek om zich aan te melden om in maart 2015 een experiment te houden.
De experimenten die in maart en mei 2014 zijn gehouden hebben inzicht geboden in enkele aspecten die verbeterd kunnen worden. Dit heeft onder meer betrekking op de middelen die worden gebruikt om de stembiljetten over te brengen van de stemlokalen naar de centrale tellocatie en op het proces-verbaal. Hiertoe zullen het Experimentenbesluit en de Experimentenregeling binnenkort worden aangepast.
Bij de verkiezingen dit voorjaar is het maken van een «stemfie» als nieuw fenomeen opgekomen: een door een kiezer gemaakte foto van zichzelf, soms inclusief het door deze kiezer ingevulde stembiljet. In veel gevallen maakten kiezers tijdens de afgelopen verkiezingen een stemfie om hun betrokkenheid te tonen bij de democratie en/of een politieke partij. Het is positief dat kiezers blijk geven van deze betrokkenheid. De stemfie heeft echter ook aanleiding gegeven voor discussies over de wijze waarop het stemgeheim moet worden gewaarborgd. Het was inzet van een kort geding, waarbij de rechtbank Den Haag mijn uitleg van de Kieswet bevestigde dat die wet de stemfie niet verbiedt12.
De Kiesraad adviseert in zijn evaluatie in meerderheid13 om in de Kieswet een bepaling op te nemen die het maken van een foto en/of filmopname in het stemlokaal, waarop de kiezer en zijn stemkeuze is te zien, verbiedt. Ik deel het standpunt van de Kiesraad dat het stemgeheim een van de belangrijkste waarborgen is van het verkiezingsproces. Ik heb echter geen aanwijzingen dat er onder dwang of als bewijs van een «verkochte» stem stemfies zijn gemaakt. Dat doet de vraag rijzen of het nodig is om het maken van een stemfie te verbieden, temeer omdat het pleidooi voor een verbod op stemfies is ingegeven vanuit de wens om dwang of omkoping bij het uitbrengen van de stem te voorkomen. Dwang en omkoping bij de stemmingen zijn echter reeds strafbaar gesteld14. Tegen deze delicten kan dus al strafrechtelijk worden opgetreden. Ik ben daarom op dit moment geen voorstander van een verbod op stemfies, mede vanwege de vraag of een dergelijk verbod wel te handhaven is, onder meer door het gebruik van mobiele telefoons. Een nadere onderbouwing van dit standpunt treft u aan in mijn reactie op de adviezen van de Kiesraad (bijlage 2).
Ik zal het maken van stemfies bij volgende verkiezingen nadrukkelijk volgen en daar in de evaluaties van die verkiezingen aandacht aan besteden. Zouden dan ongewenste ontwikkelingen worden geconstateerd, dan kunnen wettelijke maatregelen alsnog worden overwogen. Vanzelfsprekend zal in de voorlichting benadrukt worden dat het stemgeheim een groot goed is en dat niemand zich ook maar enigszins gedwongen moet voelen bekend te maken op wie hij of zij heeft gestemd.
Conform de toezegging aan uw Kamer is opnieuw beoordeeld hoe het staat met de toegankelijkheid van de stemlokalen. In bijlage 6 ga ik hier nader op in15. Met toepassing van een gewogen meetmethode behalen 40 van de 47 onderzochte stemlokalen een score van 6 of hoger (zie bijlage 816). Geen van de geobserveerde stemlokalen voldoet echter geheel aan de checklist die aan alle gemeenten is gestuurd, met het verzoek om met de daarin opgenomen criteria rekening te houden (bijlage 717). Weliswaar is gebleken dat de criteria waaraan werd getoetst soms erg rigide zijn, maar vastgesteld moet worden dat relatief eenvoudige maatregelen die de toegankelijkheid ten goede komen (zoals het plaatsen van een stoel om te kunnen rusten of het beschikbaar hebben van een leesloep) te vaak achterwege blijven. In aanloop naar de provinciale staten- en waterschapsverkiezingen zullen de gemeenten opnieuw op de noodzaak van de toegankelijkheid van de stemlokalen worden gewezen. Ook zal ik de toegankelijkheid van de stemlokalen op de verkiezingsdag opnieuw laten onderzoeken. Daarnaast zal in de checklist meer nuance in de gehanteerde criteria worden aangebracht. In genoemde bijlage 6 licht ik dit nader toe.
Ook de EP-verkiezing is naar mijn mening goed en zonder grote incidenten verlopen. Ook voor deze verkiezing baseer ik dit oordeel mede op de uitkomsten van de enquête die ik onder alle gemeenten heb laten houden. U treft de uitkomsten hiervan aan bijlage 3. De inwoners van de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius hebben voor de tweede keer kunnen deelnemen aan de EP-verkiezing. De voorbereiding op en de organisatie van de verkiezing in de openbare lichamen is goed verlopen (zie bijlage 918).
De opkomst voor de Europese verkiezingen lag op 37,3%. De opkomst was daarmee iets hoger dan in 2009, toen de opkomst 36,8% was. Nederland scoorde daarmee onder het Europees gemiddelde, dat op 42,5% lag. Aandachtspunt is wel dat de opkomst in Caribisch Nederland beduidend achterbleef: de opkomst bij de drie openbare lichamen was gemiddeld 11,5%.
Experiment met nieuw stembiljet
Bij de EP-verkiezing is voor het eerst gestemd met een nieuw model stembiljet dat ook per e-mail naar de kiezers in het buitenland kan worden gezonden. Alle kiezers die vanuit het buitenland hebben gestemd, hebben van het nieuwe stembiljet gebruik gemaakt. Met het nieuwe stembiljet moet anders worden gestemd dan met het «traditionele» stembiljet. De kiezer stemt door eerst de partij van zijn keuze aan te kruisen, en vervolgens het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze. Om het kandidaatsnummer te achterhalen, raadpleegt de kiezer een bijgevoegd overzicht van kandidatenlijsten. De uitkomsten van de evaluatie van dit experiment treft u als bijlage 10 aan bij deze brief19.
Bijna alle kiezers die gestemd hebben, hebben een geldige stem uitgebracht. Nog nooit is het aantal ongeldige stemmen zo gering geweest. Het percentage ongeldige stemmen onder de kiezers in het buitenland was slechts 0,23%, een halvering ten opzichte van het aantal ongeldige stemmen bij de vorige verkiezing waar de kiezers vanuit het buitenland aan konden deelnemen. Het nieuwe stembiljet is positief beoordeeld door de leden van de briefstembureaus die de stemmen van de kiezers in het buitenland moesten tellen. Het tellen van dit stembiljet kost naar de mening van de gemeente Den Haag (verantwoordelijk voor het tellen van de meeste briefstemmen, in casu 13.000 stemmen) minder tijd dan het tellen van het «traditionele» stembiljet. Volgens de gemeente Den Haag gaat het tellen niet alleen sneller maar ook nauwkeuriger, omdat het kleine formaat van het nieuwe stembiljet een meer gestructureerde wijze van tellen mogelijk maakt. Dat het model stembiljet waarmee is geëxperimenteerd sneller kan worden geteld is ook gebleken bij de teltesten die zijn uitgevoerd in het kader van het onderzoek naar een nieuw model stembiljet dat ook elektronisch zou kunnen worden geteld. Die teltesten lieten zien dat het tellen van het nieuwe model de teltijd meer dan halveert. Het rapport over het eerder genoemde onderzoek heb ik op 18 oktober 2013 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 31 142, nr. 38). Gelet op deze uitkomsten concludeer ik dat het experiment met het nieuwe stembiljet goed is verlopen. Daarom heb ik het voornemen om bij de volgende verkiezing, waar de kiezers uit het buitenland aan mogen deelnemen, opnieuw dit stembiljet te gebruiken.
Naar aanleiding van de positieve ervaringen met het nieuwe stembiljet voor de kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen heeft de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) namens de gemeenten mij verzocht om het mogelijk te maken dat het nieuwe model stembiljet gebruikt wordt om te stemmen in het stemlokaal. De NVvB vraagt daartoe de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming aan te passen. Er wordt op aangedrongen om dit zo snel mogelijk te realiseren, zodat het nieuwe stembiljet gebruikt zou kunnen worden bij verkiezingen die na maart 2015 gehouden worden.
Ik heb in 2013 besloten om niet verder te gaan met het onderzoek naar een nieuw model stembiljet voor kiezers in Nederland. De reden hiervoor was mijn besluit om de (her)invoering van elektronisch stemmen in het stemlokaal te gaan onderzoeken. Ik vond het toen niet verantwoord te investeren in een nieuw model stembiljet alsmede in de technologie om deze stembiljetten elektronisch te tellen als de ambitie voor de toekomst elektronisch stemmen met een stemcomputer zou kunnen zijn.
Gelet op de goede ervaringen die nu in het experiment zijn opgedaan en ook gelet op de strekking van het advies van de commissie-Van Beek heb ik begrip voor de oproep van de gemeenten. De commissie adviseert immers ook rekening te houden met de situatie dat stemprinter en/of stemmenteller niet gecertificeerd kan worden en daarom niet gebruikt kan worden bij een verkiezing. In dat geval dient er, zoals ook de NVvB stelt, een terugvaloptie te zijn, dus een papieren stembiljet waar de kiezer zijn/haar keuze op maakt.
Het gebruik van dit model stembiljet vergt geen bijzondere investering, terwijl het handmatig tellen er van aanzienlijk sneller en naar ik hoop ook nauwkeuriger kan verlopen. Ik ben daarom van plan om de Tijdelijke experimentenwet aan te passen zodat het mogelijk wordt om voor kiezers in Nederland experimenten te houden met het nieuwe model stembiljet.
Op grond van EU-regelgeving worden tussen de EU-lidstaten gegevens uitgewisseld over personen die in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst willen stemmen voor de EP-verkiezing. Deze gegevensuitwisseling beoogt te voorkomen dat personen zowel in de lidstaat van herkomst als de lidstaat van verblijf een stem uitbrengen. Dat is ook bij deze verkiezing gebeurd. In bijlage 10 ga ik hier nader op in. In technische zin is de uitwisseling beter verlopen dan bij eerdere verkiezingen. Nog steeds is echter de uitwisseling inhoudelijk niet optimaal, waardoor niet uitgesloten kan worden dat een kiezer in meerdere lidstaten zijn stem uitbrengt. Ik heb deze problematiek wederom bij de Europese Commissie aangekaart. Bij brief van 19 mei 2014 bent u daarover geïnformeerd20.
Zoals bekend, is het standpunt van Nederland dat er alleen een sluitende oplossing gevonden wordt als op het niveau van de EU-regelgeving een keuze wordt gemaakt voor stemmen in de lidstaat van verblijf. De realiteit gebiedt echter te zeggen, dat steun voor dit standpunt tot op heden heeft ontbroken en dat ik daar op korte termijn geen wijziging in verwacht.
De EP-verkiezing vond plaats op donderdag 22 mei 2014. Conform EU-regelgeving werd de voorlopige uitslag bekend gemaakt op zondagavond 25 mei na 23.00 uur. Op dat moment sloten de laatste stembureaus in de lidstaten van de Europese Unie.
Dat de voorlopige uitslag niet op de verkiezingsdag zelf maar enkele dagen daarna bekend is gemaakt, heeft de nodige discussie opgeleverd. Er zijn ook acties gevoerd om toch te proberen om op donderdag 22 mei de voorlopige uitslag te kunnen publiceren door in de stemlokalen aanwezig te zijn bij de stemopneming door de stembureaus. Ook de media hebben zich kritisch uitgelaten over het moment waarop de voorlopige uitslag bekend werd gemaakt.
Laat ik voorop stellen dat op grond van de EU-regelgeving de voorlopige uitslag niet eerder bekend kon worden gemaakt dan op 25 mei 2014 vanaf 23.00 uur. Het duurde iets meer dan 30 minuten voordat de voorlopige uitslag door de media bekend kon worden gemaakt. Dit had te maken met de verwerking van de gegevens die door de hoofdstembureaus waren aangeleverd. Ik wil in overleg met de hoofdstembureaus en de Kiesraad proberen een werkwijze te ontwikkelen waardoor bij de volgende EP-verkiezing op zondagavond om 23.00 uur al door de media de voorlopige uitslag op partijniveau bekend kan worden gemaakt. Ik zal uiteraard de Kamer hierover te zijner tijd inlichten.
Zowel voor de gemeenteraadsverkiezingen als voor de EP-verkiezing is een landelijke voorlichtingscampagne uitgevoerd. De evaluatie van de campagnes zijn als bijlagen 11 en 12 bijgevoegd21. Uit de evaluatie blijkt dat de campagne effect heeft gehad op de kennis bij burgers dat er verkiezingen gehouden werden (doelstelling 1). Het effect op de kennis bij burgers dat zij hun stempas en ID-bewijs moeten meenemen (doelstelling 2) was veel kleiner, dit omdat veel kiezers voor de campagne al wisten dat deze documenten moeten worden meegenomen. Dat de doelstellingen zijn bereikt is echter niet alleen aan de campagne toe te schrijven. Ook andere zaken zoals promotiecampagnes van politieke partijen en nieuwsberichten waren van invloed.
De informatieve overheidscampagne in Caribisch Nederland heeft ertoe geleid dat een groot deel van de bevolking op de hoogte was van het feit dat er verkiezingen voor het Europees parlement plaatsvonden.
De informatiecampagne voor de verkiezingen heeft effect. Bij de EP-verkiezing in 2019 zal, gezien de lage opkomst, nadrukkelijk worden gekeken op welke wijze de inwoners van Caribisch Nederland gestimuleerd kunnen worden om hun stem uit te brengen.
Hoewel de campagne effectief was, werd deze niet goed gewaardeerd. Bij toekomstig campagnes zal er dan ook naar worden gestreefd deze zo te ontwikkelen dat de waardering verbetert.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Wet van 19 juni 2013 inzake tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Stb. 240)
Alkmaar, Graft-de Rijp, Schermer, Groesbeek, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, ’s-Hertogenbosch, Maasdonk, Oss, Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven, Vlist, Bernisse en Spijkenisse
Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel (Stb. 1997, nr. 298)
Het lid Te Veldhuis heeft een afwijkend standpunt ingenomen, onder meer omdat hij een eventueel verbod niet of nauwelijks te handhaven acht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31142-46.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.