nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
ALGEMEEN
1. Inleiding
Op 4 juni 2007 is in een bestuursakkoord tussen het kabinet en de
VNG overeenstemming bereikt over de toekomstige systematiek van de onroerendezaakbelastingen
(OZB). Daarbij is afgesproken dat de huidige maximering van de OZB zal worden
geschrapt. Daarnaast zal ter voorkoming van een onevenredige stijging van
de collectieve lastendruk een macronorm worden ingesteld. Het onderhavige
voorstel voorziet in het schrappen van de huidige maximering van de OZB. In
het geheel van maatregelen, waarbij het uitgangspunt het onderlinge vertrouwen
is, doet dit voorstel recht aan de zelfstandigheid van de gemeenten en de
inzet om de beleidsruimte van de gemeenten te waarborgen. De regering onderstreept
dat het schrappen van de maximering een belangrijk element is in het realiseren
van een goede verhouding tussen Rijk en gemeenten. De regering is ervan overtuigd
dat de gemeenteraden, de bevoegde organen om de voorstellen van de colleges
van burgemeester en wethouders tegen het licht te houden, een beheerste ontwikkeling
van de OZB zullen nastreven.
2. Maximering OZB schrappen
Gemeenten zijn in de huidige systematiek van de OZB voor de belastingheffing
gebonden aan een maximumhoogte van het tarief. Ze mogen daarnaast jaarlijks
niet meer dan een zekere procentuele verhoging toepassen, als het tarief op
of boven een van de huidige drempeltarieven ligt. Deze beperkingen zijn gericht
op afzonderlijke gemeenten en hebben als gevolg daarvan tot bestuurlijke en
technische discussies geleid. In bestuurlijke zin gaat het dan vooral om wie
de afweging maakt tussen lasten en voorzieningen. Met de huidige maximering
was het Rijk daarin getreden.
De regering is van mening dat het uitspreken van een oordeel op afzonderlijk
gemeentelijk niveau over de lokale heffingen, gelet op de uitgangspunten bij
en de uitkomsten van het genoemde bestuurlijk overleg bijstelling
behoeft. Het onderhavige voorstel beoogt de huidige maximering te schrappen.
De gemeentebesturen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het proces waarin
de tarieven, na de wisseling van argumenten in de gemeenteraad worden vastgesteld.
Belangrijk daarbij is dat gemeentebesturen aan hun burgers toelichting geven
op en verantwoording afleggen over de gemaakte keuzes.
3. Aanvullende afspraak uit het bestuursakkoord:
de macronorm
In het bestuursakkoord is tevens overeenstemming bereikt over de instelling
van de macronorm. «VNG en kabinet zijn het erover eens dat dit (het
schrappen van de limitering van de OZB) niet mag leiden tot een onevenredige
stijging van de collectieve lastendruk. In verband hiermee zal een macronorm
worden ingesteld. De ontwikkeling van de lokale lasten zal worden gevolgd
en zo nodig onderwerp vormen van bestuurlijk overleg, waarna het Rijk in geval
van overschrijding van de macronorm kan ingrijpen via correctie van het volume
van het gemeentefonds. Deze afspraak zal in 2010 worden geëvalueerd.
Het kabinet kan dan, indien daar aanleiding voor is, alsnog een wettelijk
mechanisme van limitering en compensatie via gemeentefonds instellen».1
De wijze waarop de macronorm wordt vormgegeven wordt thans in een separaat
traject voorbereid.
4. Inwerkingtreding
De regering streeft ernaar dat deze wet tijdig vóór 1 januari
2008 in werking treedt. Om gemeenten zekerheid te bieden en in staat te stellen
om hun OZB-verordeningen tijdig vast te stellen, zodat het totaalbeeld van
hun begrotingen duidelijk is, zou dit voorstel zo snel mogelijk maar bij voorkeur
uiterlijk op 1 december 2007 inwerking dienen te treden. Een dergelijke
snelle behandeling is temeer noodzakelijk vanwege het karakter van de OZB:
1 januari is daarvoor een fatale datum. Als deze wet niet tijdig inwerking
treedt zodat de verordeningen niet vóór 1 januari 2008
aangepast kunnen zijn, kan de afschaffing van de maximering pas een jaar later,
per 1 januari 2009 een feit worden.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
A
De maximering van de tarieven in artikel 220f wordt geschrapt, alsmede
de jaarlijks maximaal toegestane verhoging van de tarieven.
Voorgesteld wordt dat de gemeente het tarief per volle € 2500
van de heffingsmaatstaf voor een onroerende zaak bepaalt, waarbij het tarief
voor alle eenheden van € 2500 even hoog is. Een progressief tarief
is dus niet mogelijk. De tarieven kunnen wel verschillen tussen de categorieën
onroerendezaakbelastingen, bedoeld in artikel 220. De heffingsmaatstaf voor
een onroerende zaak wordt – evenals nu al het geval is – bepaald
aan de hand van de waarde van de onroerende zaak als vastgesteld op de voet
van de bepalingen van de Wet waardering onroerende zaken.
B
De regelingen in artikel 220g betreffen uitzonderingen op en ontheffingen
van de nu te schrappen bepalingen in artikel 220f. Artikel 220g kan daarom
geschrapt worden.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten