31 133
Wijziging van de Gemeentewet in verband met het schrappen van de beperking van de tarieven van de onroerendezaakbelastingen

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Op 4 juni 2007 is in een bestuursakkoord tussen het kabinet en de VNG overeenstemming bereikt over de toekomstige systematiek van de onroerendezaakbelastingen (OZB). Daarbij is afgesproken dat de huidige maximering van de OZB zal worden geschrapt. Daarnaast zal ter voorkoming van een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk een macronorm worden ingesteld. Het onderhavige voorstel voorziet in het schrappen van de huidige maximering van de OZB. In het geheel van maatregelen, waarbij het uitgangspunt het onderlinge vertrouwen is, doet dit voorstel recht aan de zelfstandigheid van de gemeenten en de inzet om de beleidsruimte van de gemeenten te waarborgen. De regering onderstreept dat het schrappen van de maximering een belangrijk element is in het realiseren van een goede verhouding tussen Rijk en gemeenten. De regering is ervan overtuigd dat de gemeenteraden, de bevoegde organen om de voorstellen van de colleges van burgemeester en wethouders tegen het licht te houden, een beheerste ontwikkeling van de OZB zullen nastreven.

2. Maximering OZB schrappen

Gemeenten zijn in de huidige systematiek van de OZB voor de belastingheffing gebonden aan een maximumhoogte van het tarief. Ze mogen daarnaast jaarlijks niet meer dan een zekere procentuele verhoging toepassen, als het tarief op of boven een van de huidige drempeltarieven ligt. Deze beperkingen zijn gericht op afzonderlijke gemeenten en hebben als gevolg daarvan tot bestuurlijke en technische discussies geleid. In bestuurlijke zin gaat het dan vooral om wie de afweging maakt tussen lasten en voorzieningen. Met de huidige maximering was het Rijk daarin getreden.

De regering is van mening dat het uitspreken van een oordeel op afzonderlijk gemeentelijk niveau over de lokale heffingen, gelet op de uitgangspunten bij en de uitkomsten van het genoemde bestuurlijk overleg bijstelling behoeft. Het onderhavige voorstel beoogt de huidige maximering te schrappen. De gemeentebesturen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het proces waarin de tarieven, na de wisseling van argumenten in de gemeenteraad worden vastgesteld. Belangrijk daarbij is dat gemeentebesturen aan hun burgers toelichting geven op en verantwoording afleggen over de gemaakte keuzes.

3. Aanvullende afspraak uit het bestuursakkoord: de macronorm

In het bestuursakkoord is tevens overeenstemming bereikt over de instelling van de macronorm. «VNG en kabinet zijn het erover eens dat dit (het schrappen van de limitering van de OZB) niet mag leiden tot een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk. In verband hiermee zal een macronorm worden ingesteld. De ontwikkeling van de lokale lasten zal worden gevolgd en zo nodig onderwerp vormen van bestuurlijk overleg, waarna het Rijk in geval van overschrijding van de macronorm kan ingrijpen via correctie van het volume van het gemeentefonds. Deze afspraak zal in 2010 worden geëvalueerd. Het kabinet kan dan, indien daar aanleiding voor is, alsnog een wettelijk mechanisme van limitering en compensatie via gemeentefonds instellen».1

De wijze waarop de macronorm wordt vormgegeven wordt thans in een separaat traject voorbereid.

4. Inwerkingtreding

De regering streeft ernaar dat deze wet tijdig vóór 1 januari 2008 in werking treedt. Om gemeenten zekerheid te bieden en in staat te stellen om hun OZB-verordeningen tijdig vast te stellen, zodat het totaalbeeld van hun begrotingen duidelijk is, zou dit voorstel zo snel mogelijk maar bij voorkeur uiterlijk op 1 december 2007 inwerking dienen te treden. Een dergelijke snelle behandeling is temeer noodzakelijk vanwege het karakter van de OZB: 1 januari is daarvoor een fatale datum. Als deze wet niet tijdig inwerking treedt zodat de verordeningen niet vóór 1 januari 2008 aangepast kunnen zijn, kan de afschaffing van de maximering pas een jaar later, per 1 januari 2009 een feit worden.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

A

De maximering van de tarieven in artikel 220f wordt geschrapt, alsmede de jaarlijks maximaal toegestane verhoging van de tarieven.

Voorgesteld wordt dat de gemeente het tarief per volle € 2500 van de heffingsmaatstaf voor een onroerende zaak bepaalt, waarbij het tarief voor alle eenheden van € 2500 even hoog is. Een progressief tarief is dus niet mogelijk. De tarieven kunnen wel verschillen tussen de categorieën onroerendezaakbelastingen, bedoeld in artikel 220. De heffingsmaatstaf voor een onroerende zaak wordt – evenals nu al het geval is – bepaald aan de hand van de waarde van de onroerende zaak als vastgesteld op de voet van de bepalingen van de Wet waardering onroerende zaken.

B

De regelingen in artikel 220g betreffen uitzonderingen op en ontheffingen van de nu te schrappen bepalingen in artikel 220f. Artikel 220g kan daarom geschrapt worden.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Bestuursakkoord rijk en gemeenten. Samen aan de slag, pagina 12, 4 juni 2007.

Naar boven