31 125 Defensie Industrie Strategie

Nr. 58 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2015

Inleiding

Met het aannemen van de motie-Knops/Hachchi (Kamerstuk 31 125, nr. 50 van 18 december 2014) heeft uw Kamer de regering verzocht een internationale vergelijking te maken tussen landen die een grote IT-transitie hebben doorgemaakt en daarbij specifiek te kijken naar de verschillen in budgetbeheersing, de kosten per militair en de handhaving van de planning. Met mijn brief van 2 juni jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 57) is uitvoering gegeven aan deze motie. De vaste commissie voor Defensie heeft mij vervolgens per brief1 verzocht om een nadere verduidelijking van de uitvoering van de motie en daarbij in te gaan op de vergelijking met Denemarken en het inzichtelijk maken van de kosten per militair. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Internationale vergelijking

Op basis van openbare bronnen en gesprekken met betrokkenen heeft Defensie onderzoek gedaan naar recente IT-transities in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De resultaten daarvan vindt u in de brief van 2 juni jl. en de bijbehorende bijlage. Uiteraard heeft Defensie ook de situatie in Denemarken onderzocht. In het kader van dat onderzoek is het Deense ministerie bevraagd over de staat van de IT en het gebruik van sourcing. Uit de antwoorden blijkt dat de IT-dienstverlening in Denemarken grotendeels door de defensieorganisatie zelf wordt uitgevoerd. Outsourcing is in Denemarken alleen toegepast voor specifieke toepassingen, zoals SAP. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn wel grootschalige uitbestedingen gebruikt als instrument om vernieuwing van de IT te realiseren. In Denemarken is van een dergelijke grootschalige transitie geen sprake geweest en er zijn ook geen plannen in die richting. Het was derhalve niet mogelijk Denemarken in de vergelijking te betrekken.

Kosten per militair

De bestudeerde sourcingtrajecten geven slechts inzicht in een deel van de IT-kosten. Om de IT-kosten per militair te bepalen, zouden de totale IT-kosten van de betrokken landen bekend moeten zijn. Die gegevens heeft Defensie niet kunnen achterhalen. Waar gegevens wel achterhaald kunnen worden, is bovendien niet vast te stellen op welke grondslag deze zijn berekend. Daarmee is de vergelijkbaarheid van die gegevens niet te bepalen. Om een goede vergelijking tussen landen mogelijk te maken, zijn verder niet alleen de kosten relevant, maar ook de opbrengsten. Een land dat relatief weinig in IT investeert – en mede daardoor misschien wel veel meer personeel in dienst moet houden – zal uiteraard veel lagere kosten per militair rapporteren, maar is daarmee niet noodzakelijkerwijs beter af. Lage IT-kosten per militair kunnen duiden op een zeer efficiënte organisatie, maar ook op ondermaatse investeringen. De IT-kosten per militair vormen op zichzelf geen zinvolle basis voor een onderlinge vergelijking.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Op 5 juni 2015

Naar boven