31 110 Justitieel Verslavingsbeleid

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2016

Met deze brief informeer ik u over de mogelijkheden om de duur van de ISD-maatregel te verlengen. Tevens informeer ik uw Kamer over een aantal relevante ontwikkelingen in relatie tot deze maatregel, zoals de monitor veelplegers 2016.

1. Verlenging van de ISD-maatregel

Uw Kamer heeft tijdens een Algemeen Overleg in 2012 mijn ambtsvoorganger gevraagd naar de mogelijkheden om de duur van de ISD-maatregel te verlengen (Kamerstuk 29 270, nr. 69). Een aantal leden van uw Kamer heeft toen opgemerkt dat twee jaar in bepaalde gevallen te kort lijkt om de geïndiceerde behandeling af te ronden. Hierdoor zou de beoogde gedragsverandering bij (actieve) veelplegers niet worden behaald.

Ik onderschrijf dat ISD’ers vaak langdurige behandeling nodig hebben om weer op een verantwoorde en veilige manier in de samenleving te functioneren. Daarom vind ik het van belang dat de benodigde behandeling wordt afgemaakt. Het afgelopen jaar heb ik samen met professionals vanuit de zorg, reclassering, rechters en het OM verkend of en hoe een verlengingsmogelijkheid kan worden ingeregeld. Op basis van deze verkenning concludeer ik dat verlenging plaats moet vinden binnen een civiel zorgkader. Verlenging binnen het strafrecht zou contraproductief zijn, omdat rechters – zo is gebleken in de verkenning – dit niet proportioneel vinden en om die reden waarschijnlijk in minder gevallen de ISD-maatregel zouden opleggen. Dit laat onverlet dat een naadloze aansluiting tussen het strafrecht en het civielrecht nodig is om de verlenging goed vorm te geven. Om dat te bereiken is reeds een aantal trajecten gestart.

Zo past de problematiek omtrent het afronden van zorg na afloop van de ISD-maatregel binnen het bredere vraagstuk van het realiseren van de juiste vervolgzorg na afloop van een strafrechtelijke titel. Daartoe is per 1 januari 2016 het programma Continuïteit van zorg van start gegaan. Ook is het verbeteren van continuïteit van zorg één van de doelstellingen van de Wet forensische zorg (wfz), dit wetsvoorstel is aanhangig in de Eerste Kamer. De wfz schrijft onder meer voor dat de zorginstelling zes weken voor afloop van de strafrechtelijke titel, bijv. de ISD-maatregel, voorbereidende handelingen treft om vervolgzorg te regelen als dit noodzakelijk is. Zo is afdoende tijd beschikbaar om een indicatiestelling voor vrijwillige zorg of een rechterlijke machtiging voor de verlenging van gedwongen zorg voor te bereiden. Het voortzetten van zorg in een gedwongen kader kan, mits aan het gevaarscriterium uit de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) wordt voldaan. Op dit moment worden de parketten versterkt om politiemutaties en justitiële documentatie toe te voegen aan Bopz-dossiers. Hierdoor wordt de voorbereiding van Bopz-zittingen aanmerkelijk verbeterd. Daarnaast wordt vanaf juni een pilot uitgevoerd in drie regio’s: Rotterdam, Midden-Nederland en Oost-Nederland. Hier wordt gekeken naar de mogelijkheden om extra informatie vanuit de GGZ en de veiligheidshuizen aan Bopz-dossiers toe te voegen. Voorgaande heeft tot gevolg dat de rechter goed geïnformeerd kan beslissen over het al dan niet afgeven van een rechterlijke machtiging voor de verlenging van gedwongen zorg.

2. Voorlichting over de ISD-maatregel

De toezegging dat informatiebijeenkomsten over de ISD-maatregel zouden plaatsvinden voor de rechterlijke macht is in 2015 en in 2016 gestand gedaan. In totaal hebben 18 informatiebijeenkomsten plaatsgevonden, deels bij parketten en deels bij rechtbanken. Deze bijeenkomsten hebben er onder andere toe geleid dat officieren, rechters en de reclassering beter en volledig zijn geïnformeerd over de mogelijkheden die de ISD-maatregel biedt. Daarmee wordt voorkomen dat de maatregel niet wordt geadviseerd, geëist of opgelegd vanwege misverstanden over of een onvolledig beeld van de ISD-maatregel.

3. Monitor Veelplegers 2016

Met het onderzoeksrapport Monitor Veelplegers 2016 en de factsheet Monitor Veelplegers 2016 zijn de aantallen, achtergrondkenmerken en de recidive van zeer actieve veelplegers over de periode 2003 tot en met 2014 in kaart gebracht. Zowel het onderzoeksrapport als de factsheet is als bijlage bij deze brief gevoegd1. Uit de monitor blijkt dat het aantal zeer actieve veelplegers is gedaald, van 9.004 in 2003 tot 5.019 in 2014. Dit is een afname van 44,3 procent. Wel is sprake van een afvlakking in de daling. Dezelfde trend wordt gezien bij het aantal jongvolwassen zeer actieve veelplegers. Ongeveer 20 procent van de zeer actieve veelplegers zijn jongvolwassenen. Het aandeel zeer actieve veelplegers binnen de totale populatie volwassen justitiabelen is gedaald, van 5,6 procent naar 3,8 procent. Het percentage jongvolwassen zeer actieve veelplegers onder de totale jongvolwassen daderbevolking is gedaald van bijna 5 procent in 2003 naar circa 3,5 procent. Deze cijfers stemmen mij tevreden, aangezien met de afname van de totale groep zeer actieve veelplegers ook de criminaliteit die door deze groep wordt veroorzaakt afneemt. Niettemin is het aandeel van zeer actieve veelplegers binnen het totaalaantal misdrijffeiten en strafzaken nog steeds onevenredig hoog.

4. Overige ontwikkelingen ISD-maatregel

Pré-ISD

Sinds 2015 kunnen verdachte zeer actieve veelplegers die door het OM bij hun voorgeleiding als zogeheten pré-ISD’ers zijn geclassificeerd, gedurende hun preventieve hechtenis bij een ISD-inrichting worden geplaatst. Tijdens dat verblijf wordt de pré-ISD’er door het personeel van de ISD-inrichting voorgelicht over de inhoud van de ISD-maatregel. De verdachte kan een kijkje nemen bij de ISD-afdeling en indien iemand daartoe gemotiveerd is, kan al worden gestart met diagnostiek en/of het aanbieden van (geïndiceerde) ambulante zorg. Zo kan al in het voortraject van de ISD-maatregel gewerkt worden aan motivatie en voorbereiding op mogelijke zorg. Tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel kan op die manier eerder worden toegeleid naar (klinische) zorg en kan de ISD-maatregel in dat opzicht beter worden benut. Met het OM heb ik afgesproken om de pré-ISD (verder) te versterken door binnen het OM meer bekendheid te geven aan de mogelijkheid van de plaatsing van pré-ISD’ers bij een ISD-inrichting.

Re-integratie

Gedurende een ISD-maatregel wordt gericht gewerkt aan re-integratie, zodat de overgang naar het leven buiten de ISD-inrichting zo goed mogelijk verloopt. De duur en de invulling van de ISD-maatregel zijn juist ook daarop gericht. De uitgangspunten zijn de motivatie en de eigen hulpvragen van de ISD’er. Ruim 90 procent van de ISD’ers volgt op enig moment tijdens de maatregel één of meer programma’s gericht op gedragsverandering. Wanneer voortzetting van zorg nodig is na afloop van de maatregel, wordt zorg gecontinueerd op basis van een zorgindicatie en verzorgd door de gemeente waarnaar de ISD’er terugkeert. Dit is eind 2014 bekrachtigd in het convenant Re-integratie van (ex-) gedetineerden.

Conclusie

Zoals hierboven uiteengezet, zet ik in op verdere verbetering van de uitvoering van de ISD-maatregel zelf en op verbetering van de kennis over de mogelijkheden die de ISD-maatregel biedt bij de betrokken partijen. Daarnaast zet ik, samen met de Minister van VWS, via het traject continuïteit van zorg, de wfz en het verbeteren van de voorbereiding van Bopz-zittingen, in op een goede aansluiting van zorg en detentie. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor mensen die vervolgzorg nodig hebben na afloop van de strafrechtelijke titel, waaronder personen van wie de ISD afloopt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven