31 089
Urgentieprogramma Randstad

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2008

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) over het Programma Randstad Urgent1 en (de Startnotitie) Randstad 2040 op 6 september jl. (31 089, nr. 5) en 9 oktober jl. (31 089, nr. 8) heb ik toegezegd uw Kamer binnen enkele maanden te informeren over aanpak, planning en status van de in het kader van Programma Randstad Urgent op te stellen langetermijnvisie Randstad 2040. Deze brief geeft invulling aan mijn toezegging. Met de eerdere startnotitie, de mondelinge antwoorden op uw vragen in het genoemde AO en de begrotingsbehandeling van VROM en met dit schrijven kunt u zich naar mijn mening een beeld vormen van doel en inrichting van de langetermijnvisie. Dit schrijven bevat ook mijn reactie op de door u aangenomen motie Vermeij c.s.2. Tegelijkertijd informeer ik u met deze brief over de adviesaanvragen die ik in het kader van de op te stellen langetermijnvisie (Randstad 2040) heb gedaan. Bovendien maak ik u attent op de activiteiten die worden ondernomen in de «week van de dialoog» over de langetermijnvisie «Randstad 2040» (van 8 februari tot en met 15 februari a.s.). Leden van uw Kamer zijn daarbij vanzelfsprekend van harte welkom3.

Randstad 2040: doel en opgaven

Hoofddoel en ambitie van Randstad 2040 is het vaststellen van een integrale langetermijnvisie op hoofdlijnen voor de Randstad, die eraan bijdraagt dat de Randstad zich ontwikkelt tot een duurzame en concurrerende Europese topregio. De visie kijkt daarmee verder dan de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit die beide betrekking hebben op de periode tot 20204. Dat was ook de bedoeling van de Eerste Kamer toen het bij de vaststelling van de Nota Ruimte de tweede motie Lemstra5 aannam. In de Startnotitie Randstad 2040, die een basis is voor de op te stellen visie, gaf ik drie hoofdopgaven voor de lange termijn aan. Gerelateerd aan people, planet en profit, gaat het om:

• duurzaamheid en veiligheid («een klimaatbestendige delta»),

• economie en bereikbaarheid («bereikbaarheid en economische dynamiek»),

• leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale cohesie («kwaliteit van leven c.q. een goed woon-, werk- en leefklimaat»).

Ook gaf ik in de startnotitie aan voor welke zeven thema’s – in het verlengde van deze drie opgaven – een strategische keuze gemaakt moet worden met oog op het door het kabinet vastgestelde lange termijnambitie. Vanzelfsprekend zal de visie ook de samenhang tussen deze keuzen in beeld moeten brengen en daarmee een integraal samenhangend beeld scheppen. Daarmee kan op een toekomstbestendige, robuuste manier richting worden gegeven aan beleid (en waar mogelijk ook uitvoering) voor de lange termijn. Daarbij wordt uitgegaan van een gebiedsgerichte, uitvoeringsgerichte en gefocuste inzet die zich primair richt op bovenregionale opgaven (c.q. opgaven van nationaal belang, passend bij de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en rijksverantwoordelijkheden) en een integrale aanpak daarvan, waarbij de verschillende opgaven zullen worden uitgevoerd op het (geografische) schaalniveau, dat daarvoor het meest geschikt is. Dat kan, overeenkomstig de Startnotitie Randstad 2040, de Randstad als geheel zijn, maar ook slaan op een lager (dat van de stadsregio’s en Randstadvleugels1 ) of hoger geografisch schaalniveau.

In lijn met de Startnotitie Randstad 2040, het advies van de WRR («Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek») en dat van de parlementaire commissie Duivesteijn («Notie van Ruimte») wordt gelijktijdig met de visievorming ook over mogelijkheden voor uitvoering gedacht. Uitvoering is namelijk ook belangrijk. Dit kan invloed hebben op de wijze waarop de visie wordt geformuleerd. De resultaten hiervan zullen in de visie zichtbaar worden gemaakt in een aparte paragraaf. In lijn met het AO over Randstad Urgent en de Startnotitie Randstad 2040 kan de langetermijnvisie op de Randstad («Randstad 2040») aanleiding zijn te zijner tijd te overwegen een MIRT2 -verkenning te gaan starten of een kandidaat-project voor te stellen voor het dynamische Programma Randstad Urgent. Randstad 2040 zal naar verwachting consequenties hebben voor uitvoeringsactiviteiten en -projecten en daarmee ook tot consequenties leiden wat betreft het MIRT. Datzelfde geldt overigens voor een aantal andere lopende trajecten, zoals de mobiliteitsvisie, het nationaal waterplan en de agenda landschap waaraan het kabinet momenteel werkt.

Randstad 2040: aanpak

Net als voor de andere projecten uit het Programma Randstad Urgent, is voor Randstad 2040 een afsprakenkader opgesteld waaruit naar voren komt dat rijk en regio gezamenlijk werken aan dit project en dat voor het project tevens een ambassadeur wordt ingezet. Ik ben ervan overtuigd dat ook voor Randstad 2040, die nieuwe werkwijze de kansen op draagvlak en succes vergroot. Als verantwoordelijk minister voor Randstad Urgent, stuurde de Minister van Verkeer en Waterstaat (VenW) u reeds de ondertekende afsprakenkaders (inclusief dat van het Project Randstad 2040) toe. Daarin staan algemene uitgangspunten van het project vermeld, alsmede het doel, de aanpak en de organisatie. Voor alle duidelijkheid schets ik u hierbij nog eens kort de voornaamste onderdelen wat betreft de aanpak.

Het Project Randstad 2040 kent een aanpak via vier sporen: dialoog, ontwerpen («ontwikkelingsbeelden»), advies en onderzoek («verdieping») en uitvoeringsallianties. Vanuit die sporen worden bouwstenen voor de visie gemaakt.

In een aantal ontwerpateliers worden de inhoudelijke opgaven voor «groenblauw», netwerken en stad-land (en de integratie daarvan) ruimtelijk verbeeld. De resultaten van deze gebiedsgerichte ontwerpinspanningen zullen onder andere worden gebruikt voor de dialoog (met burgers, stakeholders en andere experts) over de langetermijnvisie. De ruimtelijke beelden kunnen bijdragen aan een robuust ruimtelijk Randstadbeeld met voor de lange termijn sturende en inspirerende kracht voor beleid en uitvoering van markt, maatschappelijke organisaties en overheid. Dit actuele en toekomstgerichte beeld kan daarmee mogelijk de plaats innemen van het dominante Randstadconcept dat sinds de nota «Westen des lands» (uit 1958) – met aanpassingen en nuanceringen in de verschillende daarna verschenen nota’s – aan de basis staat van de nationale ruimtelijke nota’s.

Een dialoog over Randstad 2040 is mijns inziens van bijzonder grote betekenis. Met deze dialoog laat de overheid zien in gesprek te willen over ideeën, aanbevelingen en suggesties van anderen. Verschillende partijen worden expliciet uitgenodigd hun bijdrage te leveren. Dat draagt bij aan een gedragen en gewogen langetermijnvisie op hoofdlijnen. De dialoog richt zich daarom op verschillende doelgroepen: burgers, professionele adviseurs, de vakwereld, maatschappelijke organisaties en marktpartijen. Op 4 december jl. gaf ik, samen met de betrokken decentrale bestuurders, het startschot voor deze dialoog. In aansluiting hierop wordt dit voorjaar een groot aantal activiteiten ontplooid. Ook leden van uw Kamer nodig ik daarvoor bij deze van harte uit1.

Samen met vereniging De Publieke Zaak betrek ik burgers op verschillende wijzen bij het opstellen van de visie. Zo staan onder meer «Randstadtafels» met burgers (focusgroepen) op de agenda en zal – naar verwachting in maart van dit jaar – ook een online toets op internet worden vorm gegeven. Samen met het NIROV betrek ik diverse marktpartijen, maatschappelijke organisaties en vakspecialisten bij «Randstad 2040», met name bij de «Randstadtafels voor stakeholders». Deze «Randstadtafels voor burgers en stakeholders vinden plaats in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in de «week van de dialoog over de langetermijnvisie» die ik op vrijdag 8 februari zal openen met de tentoonstelling van de eerste resultaten van de drie ontwerpateliers die – onder leiding van gerenommeerde ateliermeesters – voor «Randstad 2040» aan de slag zijn gegaan. De toekomstbeelden van de Randstad die dan worden gepresenteerd, zullen nog geen kabinetskeuzen bevatten, maar zijn erop gericht mogelijke keuzen in het verlengde van de startnotitie zichtbaar te maken en uit te nodigen daarop te reageren. De beelden zullen dan ook in de week van de dialoog in zes steden2 worden tentoongesteld en ook via internet beschikbaar worden gemaakt3. Ik zal u deze beelden medio februari toezenden, zodat u deze desgewenst met mij kunt bespreken. Na de dialoogweek zal een vierde atelier worden vorm gegeven om te komen tot geïntegreerde beelden die als bouwsteen voor de visie gaan dienen. Bij het vervaardigen daarvan zullen niet alleen de drie ateliermeesters worden betrokken, maar ook het College van Rijksadviseurs4.

Daarnaast wordt voor de langetermijnvisie een aantal adviezen opgesteld en onderzoeken uitgevoerd. Ik heb, mede namens de voor het project verantwoordelijke decentrale bestuurders en betrokken bewindslieden, advies gevraagd aan de SER, de gezamenlijke planbureaus en de gezamenlijke VROM-raad, VenWraad en Raad Landelijk Gebied. Deze drie adviesaanvragen zijn als bijlagen5 bij deze brief gevoegd. Zoals ik in het AO reeds toezegde, laat ik ook een internationale benchmark naar grootstedelijke regio’s doen. Dat doe ik samen met de Minister van VenW, gezien diens verantwoordelijkheid voor het gehele Programma Randstad Urgent en de samenhang met de mobiliteitsvisie. Daarnaast laat ik in elk geval onderzoek doen naar lange termijn uitvoeringsstrategieën alsmede een integraal onderzoek naar milieueffecten. Ten behoeve van dit laatste onderzoek heb ik de Commissie m.e.r. intussen om advies gevraagd. Voor uw informatie heb ik ook deze adviesaanvraag bij deze brief gevoegd.

Voor de langetermijnvisie wordt door de verschillende departementen een beeld geschapen van hun lange termijnopgaven. Ook de regio is gevraagd dit aan te leveren. Aangezien er geen dubbel werk moet worden gedaan, zal daarbij ten behoeve van «Randstad 2040» zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van voortschrijdende inzichten ten aanzien van de lange termijn in lopende trajecten1. Randstad 2040 kan mede op basis hiervan daarmee daadwerkelijk als integrale visie op hoofdlijnen richting geven aan en een nadere uitwerking krijgen in sectorale visies en plannen. Dat acht ik van groot belang.

In het kader van «Randstad 2040» verken ik momenteel een aantal onderwerpen waarvoor alliantievorming van marktpartijen en maatschappelijke organisaties kansrijk is en waarmee nieuwe onderwerpen – op een innovatieve wijze – voor de lange termijn kunnen worden geconcretiseerd. Eén van die onderwerpen, dat ook al in de startnotitie in dit verband werd genoemd, was «metropolitane parken». Het gaat dan om ontwikkeling van een aantal «groene» gebieden in de nabijheid van de stad met een dermate hoogwaardige kwaliteit dat deze op langere termijn onder andere als een «icoon» kunnen gaan functioneren en kunnen bijdragen aan de identiteit en uitstraling van (delen van) de Randstad.

Randstad 2040: planning

Tijdens het AO over Randstad Urgent en Randstad 2040 heb ik aangegeven dat ik erop gericht ben voor het zomerreces 2008 Randstad 2040 aan u aan te bieden als langetermijnvisie op hoofdlijnen. Daaraan voorafgaand plan ik in februari een «week van de dialoog» waarin – zoals reeds in dit schrijven aangegeven – tal van activiteiten zullen plaatsvinden. Zoals aangegeven laat ik zowel focusgroepen met burgers als bijeenkomsten met «stakeholders» organiseren in een coproductie met respectievelijk «De Publieke Zaak» en het NIROV. Naast deze «Randstadtafels» waarbij ook leden van uw Kamer welkom zijn, wil ik die week starten met het presenteren van de eerste resultaten van de ontwerpateliers en de tentoonstelling daarover openen. Rond april plan ik een werkconferentie met als doel, op basis van een synthese en integratie van de verschillende bouwstenen, een aantal keuzen voor de lange termijn te toetsen. Aansluitend volgt het opstellen en vaststellen van de eigenlijke visie op hoofdlijnen. Ik realiseer me niet alleen dat dit een ambitieuze planning is, maar ook dat er na vaststelling van de visie in elk geval nog verschillende vervolgacties nodig zullen zijn om een aantal van de hoofdlijnen voor en na de zomer van 2008 nader in te kleuren.

Randstad 2040: benaming, positionering en status

Met de meest betrokken collega’s heb ik afgesproken eerst de departementale lange termijnopgaven en -prioriteiten te schetsen, gezamenlijk vast te stellen welke daarvan in de langetermijnvisie voor de Randstad moeten landen en aansluitend te bepalen welke formele benaming en status de langetermijnvisie moet krijgen. Gezien de gezamenlijke aanpak van rijk en regio en het benodigde draagvlak, is het daarbij onder meer van belang de opgaven van de betrokken decentrale bestuurders te betrekken. Ook spelen de gevraagde adviezen (SER, planbureaus, VROM-raad c.s.), de uitkomsten van de ontwerpateliers en de inbreng van burgers en stakeholders een rol van betekenis om te bepalen in hoeverre de lange termijnbeelden tot inhoudelijke knelpunten en dilemma’s leiden waarover het kabinet besluiten moet nemen in het kader van Randstad 2040. Als kabinetsbesluit zal de langetermijnvisie in elk geval het kabinet binden en richting geven aan het handelen van het rijk voor de lange termijn met betrekking tot de Randstad, in het verlengde van de Nota Ruimte (en de daaraan gerelateerde nota’s, met name Agenda Vitaal Platteland, Nota Pieken in de Delta en Nota Mobiliteit). Daarmee is in elk geval de zelfbinding van de visie en de invloed van de visie op het rijkshandelen naar mijn mening helder weergegeven.

In lijn met bovenstaande, wil ik onderstrepen dat het proces naar een goede en gedegen langetermijnvisie op de Randstad invloed zal hebben op het rijkshandelen en dus niet vrijblijvend is. De visie zelf zal dat ook niet zijn. Bij het opstellen van de visie werk ik niet alleen samen met de betrokken decentrale bestuurders, maar nadrukkelijk ook met de meest betrokken collega’s uit het kabinet. In directe samenwerking met de bewindslieden van VenW, EZ en LNV en de Minister voor WWI – en in afstemming met de ministers van Financiën en BZK – werk ik aan dit integrale product dat onderdeel uitmaakt van het Programma Randstad Urgent. Op deze manier opereer ik rijksbreed en namens het kabinet bij alle activiteiten die ik – samen met de betrokken decentrale bestuurders – in het kader van «Randstad 2040» ontplooi, waar onder de dialoog die ik in dat kader vorm geef om tot een gedragen en gewogen visie te komen.

Op basis van de inhoud – en na collegiaal overleg – zal ik de visie, na vaststelling in het kabinet, aan u aanbieden en daarbij aangeven welke formele benaming en status het kabinet deze geeft. Het spreekt voor zich dat ik daarbij de motie Vermeij c.s.1 betrek en ervoor zorg, bij alle activiteiten die ik ontplooi in het kader van de langetermijnvisie, zowel te anticiperen op een «visie Randstad 2040» als op een «structuurvisie Randstad 2040» en de eisen die daaraan worden gesteld. Zo stel ik u met deze brief en de Startnotitie Randstad 2040, maar ook met mijn eerdere mondelinge antwoorden op uw vragen tijdens het reeds genoemde AO en bij de afgelopen begrotingsbehandeling van VROM, vroegtijdig in de gelegenheid zich een beeld te vormen van aanpak en inrichting van de visie. Ook mijn uitnodiging aan u om deel te nemen aan activiteiten in (en in aansluiting op) de dialoogweek, draagt daaraan bij. Belangrijk is ook dat ik dit besluit over de formele benaming en status niet los kan zien van de beoogde invoering van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, de aanpak die ik daarvoor momenteel ontwikkel en de consequenties die dit heeft voor vigerend beleid en daarop aansluitende trajecten, zoals de langetermijnvisie voor de Randstad. Ik acht het niet verstandig om losstaand van die bredere benadering nu bij de langetermijnvisie Randstad 2040 daarop vooruit te lopen.

In de planning van de langetermijnvisie voor de Randstad ga ik ervan uit dat voor de zomer duidelijk wordt waartoe «Randstad2040» inhoudelijk bijdraagt c.q. kan bijdragen, welke richtinggevende uitspraken het kabinet met oog op de lange termijn wil doen, wat de reikwijdte en scope hiervoor moeten zijn, wat de door het kabinet gewenste doorwerking betekent, hoe we dit totaal het beste kunnen verankeren en welke (ruimtelijke) uitvoeringsstrategie2 hierbij past. Deze opbouw is essentieel voor een werkelijk operationele (structuur)visie.

Ik vind het van grote betekenis de Tweede Kamer te informeren en te betrekken bij het opstellen van de langetermijnvisie. U ontving daarom eerst in juni 2007 – gelijktijdig met het Urgentieprogramma Randstad – de Startnotitie Randstad 2040 die het startsein gaf voor het opstellen van langetermijnvisie. In het aansluitende AO sprak ik met u hierover. Deze brief draagt eraan bij u te blijven betrekken bij het opstellen van de visie. Dat geldt ook voor mijn uitnodiging aan u deel te nemen aan activiteiten in het kader van de dialoog over de langetermijnvisie. Ik ben van plan u ook daarna bij «Randstad 2040» te blijven betrekken opdat u ook tijdens het proces uw bijdrage kunt leveren en niet alleen kunt reageren bij het gereedkomen van de gedrukte visie op hoofdlijnen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Het in het coalitieakkoord genoemde «Urgentieprogramma voor de Randstad».

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 XI, nr. 70.

XNoot
3

Bij voorkeur na aanmelding via: postbus.secretariaatRandstad2040minvrom.nl

XNoot
4

Daarbij geldt in de Nota Ruimte de periode 2020–2030 als doorkijk naar de lange termijn.

XNoot
5

Eerste Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 435, D.

XNoot
1

Conform de Nota Ruimte bestaat de Randstad uit drie economische kerngebieden (Noordvleugel, Zuidvleugel en Utrechtse regio) en het nationaal landschap Groene Hart.

XNoot
2

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.

XNoot
1

Bij voorkeur na aanmelding via: postbus.secretariaatRandstad2040minvrom.nl

XNoot
2

Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem en Almere.

XNoot
3

Via www.vrom.nl/randstad2040

XNoot
4

Samen met de Rijksbouwmeester vormen drie Rijksadviseurs het College van Rijksadviseurs.

XNoot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zoals bijvoorbeeld de langetermijnvisie Schiphol, de door de Minister van VenW op te stellen mobiliteitsvisie, het Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat, nieuwe verstedelijkingsafspraken, de agenda landschap en het nationale waterplan. Ook een aantal decentrale trajecten, zoals de verschillende in ontwikkeling zijnde provinciale structuurvisies (waar onder die voor Zuid-Holland), het traject Noordvleugel 2040, de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht 2015–2030 en de in ontwikkeling zijnde visie op het Groene Hart, is in dit kader relevant.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 XI, nr. 70.

XNoot
2

Gekoppeld aan onder meer de op te stellen ruimtelijke investeringsstrategie (motie Van Heugten c.s; Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 XI, nr. 60) en het MIRT.

Naar boven