31 089 Urgentieprogramma Randstad

Nr. 111 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2014

In de brief van 23 april jl. heeft uw Commissie van Infrastructuur en Milieu mij gevraagd een reactie op uw «Herziene Uitgangspuntennotitie Groot project RRAAM» te sturen ten behoeve van het Algemeen Overleg MIRT van 18 juni 2014. Bijgaand ontvangt u mijn reactie. Deze kan ik u nu sturen omdat Provinciale Staten van Flevoland recentelijk (28 mei) unaniem met de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 heeft ingestemd. Door de gemeenteraadsverkiezingen en de onderhandelingen over een nieuw collegeprogramma heeft ook de gemeente Almere tijd nodig gehad de afspraken voor RRAAM en in het bijzonder die van het Fonds Verstedelijking Almere opnieuw binnen de gemeente te positioneren. Nu de belangrijke stappen ten behoeve van het vervolg zijn genomen zijn, kan ik afspraken maken met alle partijen over de informatievoorziening aan uw Kamer.

Algemeen

Het vaststellen van de Rijksstructuurvisie Amsterdam–Almere–Markermeer en de daarbij behorende overeenkomsten markeert, net als de herziene notitie van uw Kamer, een nieuwe fase in het Rijkregioprogramma Amsterdam–Almere–Markermeer. Een fase die verschilt van de vorige. We gaan nu van visievorming naar uitvoering in de regio en naar een programmatische aanpak met diverse trajecten waarbij de vraag naar woningen en bedrijfslocaties uit de markt leidend zijn. Dit heeft ook invloed op de wijze waarop de informatievoorziening richting uw Kamer kan worden vormgegeven.

In de Rijkstructuurvisie heb ik samen met de regio een visie ontwikkeld waarmee wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel, verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad en tegelijkertijd een aantrekkelijker Almere. Concreet kijkend naar de uitvoering daarvan staan in de vervolgfase de verstedelijking en bereikbaarheid van Almere en de natuurambitie voor het Markermeer-IJmeer centraal.

Deze focus op uitvoering in de vervolgfase maakt dat de verantwoordelijkheid bij de uitvoerende partijen ligt. De uitvoering wordt voor een groot deel getrokken door de regio, in het bijzonder de gemeente Almere. Samen met de wethouder van Almere en de gedeputeerde van Flevoland ben ik verantwoordelijk voor de coördinatie en evaluatie van de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Binnen het Rijk ben ik regievoerend Minister en zorg ik voor de coördinatie en afstemming met de betrokken ministeries, voor het opstellen van de voortgangsrapportages en de informatievoorziening aan uw Kamer. De wethouder van Almere is verantwoordelijk voor de coördinatie in de regio.

Inhoudelijk is het Rijk in het vervolg RRAAM leidend ten aanzien van:

  • het vervolgonderzoek naar verdere infrastructuurmaatregelen voor de ontsluiting van Almere Pampus (het hervatten van de MIRT-procedure) als er 25.000 woningen in Almere zijn gebouwd en er uitzicht is op afronding van Amsterdam IJburg tweede fase. Op basis van de laatste woningbehoefteprognoses uit de Rijksstructuurvisie zal dit rond 2025 aan de orde zijn;

  • het alsdan herstarten van het proces voor een besluit over de go/no-go en financiering van een eventuele nieuwe verbinding na een besluit over de resultaten van het vervolgonderzoek (na 2025);

  • de uitvoering van de monitors voor woningbouw (samen met de provincie Noord-Holland), bereikbaarheid en natuur. Samen borgen zij dat de twee voorgaande punten op het juiste moment kunnen starten en tot uitvoering kunnen komen;

  • de pilot Grondstromen waarin wordt onderzocht of het mogelijk is om projecten in en rondom het Markermeer-IJmeer met een grote zand- en/of grond- en slibvraag aan elkaar te koppelen vanuit mogelijke kostenbesparing;

  • de afgesproken verkoop van Rijksgronden in Almere ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0.

Buiten deze scope van RRAAM is mijn ministerie verantwoordelijk voor projecten als SAA (Schiphol-Amsterdam-Almere), OV SAAL (Schiphol Amsterdam Almere en Leystad), etc. Deze projecten doorlopen een eigenstandig traject en hebben een eigen informatievoorziening richting uw Kamer.

Inrichting van het vervolg

De focus die uw commissie in de herziene uitgangspuntennotitie aangeeft: «het versterken van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel middels interventies op het gebied van de ruimtelijke, fysieke sociale en economische structuur», wordt door alle partijen herkend. Deze focus is leidend voor het Rijk en de regio die gezamenlijk aan het vervolg RRAAM werken, ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid, niveau en bijdrage. Dit bekent dat ik zoek naar maatwerk voor een goede informatievoorziening. Aandachtspunt daarbij is dat ik in de samenwerking tussen Rijk en regio voor een deel van de informatievoorziening afhankelijk ben van mijn samenwerkingspartners. Zij zullen er dan ook mede voor moeten zorgen dat die informatie voldoet aan de door uw Kamer gestelde kwaliteitseisen. Dit vergt de nodige inzet van alle partijen. Hierover moeten afspraken worden gemaakt.

Gelet op de eerder beschreven karakteristiek van het vervolg van RRAAM (markt is leidend, programmatische aanpak), het feit dat er de komende jaren voor het Rijk geen grote en financiële besluiten aan de orde zijn en de focus op de ontwikkeling van de Noordvleugel, richt ik het vervolg RRAAM in langs de lijn van het MIRT. Om de samenhang tussen de verschillende projecten in de Noordvleugel, waaronder RRAAM als ook SAA en OV SAAL, inzichtelijker te maken heb ik in het BO-MIRT van november 20131 afgesproken dat voor de Gebiedsagenda Noord-Holland-Utrecht-Flevoland een integrale monitor wordt gemaakt voor de ruimtelijk-fysieke opgaven. Deze monitor is bedoeld om in beeld te brengen of dat wat we doen aansluit bij wat we beogen met de Noordvleugel. De monitoring die voor RRAAM wordt uitgevoerd maakt hiervan deel uit; waardoor de specifieke informatie over RRAAM u langs die weg ook bereikt.

Daarnaast zorg ik er voor dat deze informatie gekoppeld wordt aan de adaptieve planning uit de Rijksstructuurvisie. Daarmee is duidelijk wanneer en welke besluitvorming aan de orde is conform uw verzoek.

De rapportage van deze jaarlijkse monitor zal in het BO-MIRT worden besproken. Een en ander is conform de afspraak die hierover met de regio is gemaakt in de Bestuursovereenkomst RRAAM. Via het MIRT projectenboek wordt de Kamer over individuele projecten geïnformeerd.

Deze invulling past goed bij het inhoudelijke ambitieniveau van de informatiebehoefte zoals uw Kamer die in de Herziene Uitgangspuntennotitie heeft verwoord. Daarnaast sluit deze koppeling met het MIRT goed aan bij het programmatische vervolg van RRAAM en de (gebieds)ontwikkelingsfase waarin de uitvoering zich nu bevindt. Het geeft de mogelijkheid om u zowel te informeren over de realisatie van de drievoudige ambitie van RRAAM, als over de samenhang van RRAAM met de andere gebiedsopgaven in de Noordvleugel.

Financiële informatievoorziening

Zoals eerder aangegeven is er voor het Rijk geen grote financiële besluitvorming aan de orde. Dit speelt pas bij het vervolgonderzoek naar verdere infrastructuurmaatregelen voor de ontsluiting van Almere Pampus; wanneer MIRT-verkenning wordt hervat. Op basis van de laatste woningbehoefteprognoses is dit rond 2025 het geval.

Voor de financiële informatie over de verkoop van Rijksgronden in Almere ten behoeve van het Fonds Verstedelijking Almere wordt aangesloten bij de begroting van BZK en de daaraan gekoppelde informatievoorziening en verantwoording aan uw Kamer.

Over de wijze waarop uw Kamer geïnformeerd kan worden over de inkomsten en uitgaven van het Fonds Verstedelijking Almere ben ik nog in overleg met de Provincie Flevoland en de gemeente Almere. Daarbij hanteer ik de «Single information Single audit» gedachte als het uitgangspunt. Dit betekent dat in lijn met de subsidiariteit de verantwoording plaatsvindt via de gemeentelijke verantwoording (daar het Fonds ook op de gemeentelijke begroting staat) en meegenomen wordt in de gemeentelijke accountantsverklaring die ik van de gemeente krijg en voor wat betreft de betrokken Rijksmiddelen aan uw Kamer zal toesturen. De gehele gemeentelijke verklaring kan ik ter informatie toesturen.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Zie mijn brief van 18 november 2013; Kamerstuk 33 750 A, nr. 25 inzake de Uitkomsten van de bestuurlijke overleggen MIRT.

Naar boven