31 066 Belastingdienst

Nr. 544 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2019

Laat ik beginnen met de opmerking dat mede door de aandacht van uw Kamer er een kentering in het CAF-dossier is gekomen. Zoals ik al aangaf heeft dit ervoor gezorgd de tunnelvisie doorbroken is. Daarvoor wil ik nogmaals mijn waardering uitspreken.

Met uw Kamer heb ik veelvuldig van gedachten gewisseld over de CAF 11-zaak. In de diverse antwoorden op de Kamervragen, Kamerbrieven en debatten over dit dossier heb ik uw Kamer steeds uitgebreid van inlichtingen voorzien. Het zo volledig en juist mogelijk informeren van de Kamer is belangrijk en voor mij ook vanzelfsprekend. Dit heb ik ook verwoord in mijn brief1 van 9 oktober jl., waarin ik uw Kamer heb toegezegd dat ik een uitgebreide analyse en weging van alle beschikbaar gekomen informatie zou geven. Hierbij heb ik aangegeven dat het mijn verwachting was dat ik volledig aan het verzoek om inlichtingen zou voldoen door uw Kamer tezamen met mijn brief2 van 15 november jl., waarin ik een uitgebreide analyse heb gegeven, de documenten te doen toekomen die ook onderdeel waren van een omvangrijk Wob-verzoek dat ik gelijktijdig in behandeling had. Aan deze toezegging heb ik voldaan door de Wob-stukken gelijktijdig met mijn brief aan uw Kamer aan te bieden. Hierbij heb ik ook volledige transparantie proberen te betrachten.

Op 19 november jl. heeft uw Kamer mij verzocht een overzicht te sturen waarin puntsgewijs staat aangegeven of en op welke wijze ik heb voldaan aan het verzoek in uw brief van 24 september jl. In reactie stuur ik u het gevraagde overzicht, dat u aantreft in de bijlage bij deze brief3.

Ook verzoekt is mij verzocht om uw Kamer te informeren over de interne richtlijn van de Belastingdienst over verwijtbaarheid en de kwalificatie opzet/grove schuld. Ook die treft u aan in de bijlage4.

Tevens bevraagt uw Kamer mij op informatie uit de eerder gepubliceerde Wob-stukken. Dit betreft een standaard werkwijze die volgt uit artikel 7, tweede lid van de Wob: om onduidelijkheden weg te nemen over de volledigheid van de informatie en om de grote hoeveelheid informatie overzichtelijk aan uw Kamer te presenteren; is in de begeleidende inventarislijst expliciet de vindplaats opgenomen van deze reeds gepubliceerde stukken. Hierbij doe ik u (nu ook digitaal) deze inventarislijst toekomen inclusief alle relevante weblinks5. In het opgenomen overzicht verwijs ik expliciet naar het betreffende documentnummer.

U heeft mij ook duidelijk gemaakt dat te veel informatie onleesbaar zou zijn gemaakt. Ik realiseer me terdege dat het recht dat uw Kamer op grond van artikel 68 Grondwet heeft op inlichtingen niet één-op-één overeenkomt met de systematiek van de Wob. Op dit verschil is de Minister van BZK ook expliciet ingegaan in zijn brief6 van 18 november 2019. Op 22 januari 2020 staat er een Algemeen Overleg gepland over de reikwijdte van artikel 68 Grondwet in relatie tot Wob-besluiten. In de hierboven genoemde brief herhaalt de Minister van BZK ook het staande kabinetsbeleid ten aanzien van het delen van stukken. Hierin benadrukt hij dat bijvoorbeeld stukken ten behoeve van intern beraad geen onderdeel worden gemaakt van het debat met de Kamer. De achtergrond hiervan is dat ambtenaren mij als bewindspersoon in vrijheid moeten kunnen adviseren, zodat alle argumenten voor en tegen kunnen worden uitgewisseld en er intern zo nodig tegenspraak kan worden geleverd in de voorbereidende fase van een notitie. Dit is ook de juridische onderbouwing dat ik geen concepten kan delen. Wel zijn de definitieve documenten aan de kamer gestuurd. Om die reden is ook dezelfde lakwijze gehanteerd als in de stukken die naar de verzoeker van het Wob-verzoek zijn gegaan.

Uw Kamer verzoekt mij voorts een aantal documenten die onderdeel zijn van intern beraad en die om dezelfde bovenstaande regel worden derhalve geen onderdeel gemaakt van het debat met uw Kamer.7 Het betreft hier bijvoorbeeld ook de e-mails die over deze zaak aan mij of aan de DG Belastingdienst zijn verstrekt en onderhanden werkversies van evaluaties. Hier wil ik graag benadrukken dat ik het van groot belang vind dat ambtenaren met mij en onderling vrij van gedachten moeten kunnen wisselen zodat tot een zorgvuldige belangenafweging kan worden gekomen.

Werkinstructies

Voorts treft u hierbij aan de werkinstructies die bij de Belastingdienst/Toeslagen gebruikt werden of worden bij de beoordeling van verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling8. De beoordeling vond plaats in verband met mogelijke opzet of grove schuld-indicaties ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering. Twee instructies werden gebruikt in de periode van maart 2015 tot juli 2017. Het betreffen de «Kaders opzet/grove schuld» voor zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebondenbudget en de «Richtlijnen verwijtbaarheid kinderopvangtoeslag» voor de kinderopvangtoeslag. De derde instructie werd gebruikt in de periode vanaf augustus 2017. Uitgangspunt van de werkinstructies is een beoordeling van de situatie op alle specifieke omstandigheden van het geval.

Het is belangrijk hierbij te vermelden zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 8 november 2019 zal de Auditdienst Rijk (ADR) in zijn onderzoek naar het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen ook aandacht schenken aan de opzet/grove schuld-kwalificaties die in het verleden zijn gegeven. De resultaten van dit onderzoek, het definitieve rapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen en het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens, zal ik zoals eerder toegezegd, ook steeds met uw Kamer delen.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 530.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 538.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kamerstuk 28 362, nr. 23.

X Noot
7

Zie hierover ook een eerdere brief met uitleg over artikel 68 Grondwet: Kamerstuk 28 362, nr. 8, p. 7.

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven