31 066 Belastingdienst

Nr. 466 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2019

In het debat over het toezicht op aangiften vennootschapsbelasting van het midden- en kleinbedrijf (mkb) van 21 februari jongstleden (Handelingen II 2018/19, nr. 57, item 16) heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Voor zover mogelijk kom ik de toezeggingen met deze brief na.

Kamervragen over uitstaande belastingschuld

De leden Omtzigt (CDA) en Lodders (VVD) hebben mij vragen gesteld over de uitstaande belastingschuld (ingezonden 14 februari 2019). In mijn brief van 20 februari jongstleden heb ik aangegeven dat ik langer de tijd nodig had om een volledige en gevalideerde analyse te maken van de uitstaande vorderingen.1 De antwoorden op de vragen en de bijbehorende analyse vindt u bijgevoegd (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1908).

Steekproef op niet-beoordeelde aangiften mkb

Ik heb aan het lid Nijboer (PvdA) toegezegd om een kleine steekproef uit te voeren op de aangiften vennootschapsbelasting over het jaar 2016 in categorie 2 waarover in november 2018 is besloten om deze verder niet handmatig te beoordelen. De Belastingdienst zal 225 aangiften (circa 1%) beoordelen conform de systematiek voor aangiften die in categorie 1 terechtkomen. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de resultaten van deze beoordeling.

Als uit de beoordeling van de aangifte over het belastingjaar 2016 blijkt dat hiertoe aanleiding is, zal behandeling plaatsvinden van de aangifte over het belastingjaar 2017. De behandeling van deze aangiften zal langer duren, omdat daarvoor nodig is dat de aangifte binnen is en contact met de belastingplichtige moet plaatsvinden.

Het leereffect bij het opstellen en aanscherpen van selectieregels

Het lid Lodders (VVD) heeft mij in het debat gevraagd waarop de keuze voor de selectieregels voor aangiften vennootschapsbelasting van het mkb wordt gebaseerd en hoe deze selectieregels worden aangescherpt.

De selectieregels worden ontwikkeld door vaktechnische experts in samenwerking met data-analisten. Ze worden zo gekozen dat de aangiftebehandeling zo effectief mogelijk is. Daarbij zijn meerdere factoren van belang, zoals nieuwe wet- en regelgeving, het risico, de uitstraling en het voorkomen van voorspelbaarheid. Daarbij wordt rekening gehouden met welke rubrieken in de aangifte het meest foutgevoelig zijn. Het weegt ook mee of bij het achterwege blijven van een controle een fiscale claim verloren kan gaan. De beschikbare capaciteit wordt ingezet op de aangiften waar het risico op grond van de selectieregels als het hoogst wordt geschat.

Ieder jaar worden de selectieregels opnieuw vastgesteld. Daarbij probeert de Belastingdienst het ieder jaar weer beter te doen, door te leren van de ervaringen uit voorgaande jaren. De Belastingdienst houdt ook rekening met ontwikkelingen in het aangiftegedrag, bijvoorbeeld als uit de uitworp blijkt dat in een bepaald onderdeel van de aangifte in een groot aantal gevallen fouten worden gemaakt. Een concreet voorbeeld is het onderwerp «kosten van de verwerving en vervreemding van deelnemingen». Hiervoor is een rubriek toegevoegd in de aangifte (voor het eerst over het belastingjaar 2016) die belastingplichtigen helpt fouten in de aangifte te voorkomen. Op deze manier worden de selectieregels voortdurend verbeterd en aangepast aan de maatschappelijke ontwikkelingen.

Het aantal correcties bij de beoordeelde aangiften Vpb

Ik heb aan het lid Omtzigt (CDA) toegezegd om een inschatting te geven van het aantal correcties dat de Belastingdienst heeft opgelegd bij de beoordeelde aangiften vennootschapsbelasting van het mkb in categorie 1 voor het belastingjaar 2016. Voor het belastingjaar 2016 zijn in totaal 58.500 aangiften aan categorie 1 toebedeeld. Voor circa 35.000 aangiften wordt de aanslag na beoordeling door het geoefende oog conform aangifte opgelegd. Van de resterende aangiften waren eind februari 2019 ruim 11.500 aangiften behandeld. Dat heeft in bijna 2.800 gevallen tot een correctie geleid, met een totaalbedrag aan Vpb-grondslag van circa € 520 miljoen. Circa 12.000 van de aangiften uit categorie 1 zijn eind februari nog niet afgedaan.

De 2.500 aangiften die in november 2018 uit categorie 2 zijn overgeheveld naar categorie 1 zijn onderdeel van bovenstaande totalen. Van de circa 250 Vpb-aangiften van geëmigreerde dga’s zijn waar nodig signalen doorgegeven naar de ontvanger voor het invorderen van de conserverende aanslag. De andere circa 2.250 aangiften waren aangiften van stichtingen en verenigingen.

Van de 2.500 aangiften zijn inmiddels circa 1400 aangiften beoordeeld door het geoefend oog. Van de 1.400 beoordeelde aangiften, zijn er 800 conform aangifte afgedaan. De 600 resterende aangiften (van stichtingen en verenigingen) zijn behandeld door vaktechnisch experts. Zoals aangegeven in mijn brief van 1 februari ging het hierbij onder meer om de toets of stichtingen en verenigingen zijn vrijgesteld in de zin van artikel 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting.2 Van deze 600 aangiften bleken bij de behandeling ongeveer 320 stichtingen en verenigingen te zijn vrijgesteld. Dat betekent dat de winst van deze stichtingen en verenigingen niet belast is en dat verliezen niet verrekenbaar zijn. Deze 320 stichtingen en verenigingen hadden per saldo een bedrag van € 11 miljoen verlies aangegeven. Omdat de Belastingdienst bij de behandeling echter heeft vastgesteld dat deze stichtingen en verenigingen zijn vrijgesteld, kan dat bedrag niet meer verrekend worden.

Van de 2.500 aangiften worden 1.100 aangiften nog beoordeeld.

De kosten van het beoordelen van alle uitgeworpen aangiften

De Belastingdienst zet de beschikbare capaciteit steeds zo effectief mogelijk in. Voor het belastingjaar 2016 betekende dat dat 120.000 aangiften vennootschapsbelasting van het mkb werden uitgeworpen, waarvan uiteindelijk 58.500 aangiften met de grootste risico’s werden beoordeeld en waar nodig behandeld. Ik heb aan het lid Leijten (SP) toegezegd om een schatting te geven van de kosten van het controleren van alle uitgeworpen aangiften. Dat betekent dat de Belastingdienst over het belastingjaar 2016 61.500 aangiften meer zou beoordelen en waar nodig behandelen.

Om deze inspanning (structureel) te leveren, zou circa 270 fte per jaar extra nodig zijn. Deze inschatting is gemaakt op basis van de tijd die het kost om de aangiften te controleren die nu in categorie 1 terechtkomen. De extra kosten hiervoor bedragen circa € 26 miljoen per jaar structureel. In deze berekening zijn de indirecte kosten die deze maatregel meebrengt niet meegenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het innen van opgelegde correcties en het behandelen van eventuele bezwaar- en beroepschriften.

Deze extra kosten zien op de aangiftebehandeling van Vpb-aangiften van het mkb. Zoals ik in het debat heb aangegeven, zou het een onevenredige capaciteitsuitbreiding vragen om alle aangiften te controleren. De uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst is hier ook niet op gericht. De Belastingdienst streeft ernaar dat burgers en bedrijven bereid zijn uit zichzelf (fiscale) regels na te leven, zonder dwingende en kostbare acties van de Belastingdienst.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 457.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 453.

Naar boven