31 066 Belastingdienst

Nr. 457 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2019

Het lid Omtzigt (CDA) heeft mij op dinsdag 19 februari jongstleden tijdens de regeling van werkzaamheden (Handelingen II 2018/19, nr. 55) verzocht om een brief over de uitstaande belastingschuld, het onderzoek naar verbetering van de sturing van de Belastingdienst door de Auditdienst Rijk (ADR) en het Carbontax-model. De leden Omtzigt (CDA) en Lodders (VVD) hebben mij tevens op 14 februari jongstleden gevraagd hoe hoog de openstaande schuld was van belastingplichtigen op 1 januari en op 1 juli van de jaren 2016 en later. Deze leden hebben mij verzocht de cijfers uit te splitsen naar Landelijk Incasso Centrum, Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en Grote Ondernemingen (GO).

I. Inningsprocessen

Ik dank de leden voor de aandacht voor dit onderwerp. Voor onze belastinginkomsten zijn de inningsprocessen cruciaal. Om die reden rapporteer ik periodiek over de prestatie-indicatoren «achterstand invordering», «inning invorderingsposten binnen een jaar» en «oninbare belastingen en premies», in de begroting en via de Halfjaarsrapportage Belastingdienst.

Uw Kamer heeft gevraagd om de uitstaande vorderingen van de Belastingdienst in absolute bedragen, per halfjaar en uitgesplitst naar de verschillende doelgroepen. Om een goed beeld te kunnen geven van de prestaties van de Belastingdienst op het gebied van inning van belasting- en premieschulden maak ik graag de ontwikkeling van de oninbaar gebleken vorderingen en de oorzaken achter de ontwikkeling van de vorderingenstand inzichtelijk. Het is mij echter op deze korte termijn niet gelukt een volledige en gevalideerd analyse aan uw Kamer te verstrekken.

Wel geef ik uw Kamer een overzicht van de achterstanden in de invordering van de jaren 2016 tot en met juni 2018, gebaseerd op de productietabellen uit de halfjaarsrapportages. Aanvullend maak ik voor uw Kamer inzichtelijk wat de achterstand in de invordering in absolute bedragen is over dezelfde periode.

Prestatie-indicatoren invordering

Het percentage «achterstand in de invordering» is een indicator voor de relatieve omvang van de betalingsachterstanden die burgers en bedrijven hebben bij de Belastingdienst. De reden van de betalingsachterstand is dat belastingplichtigen niet tijdig aan hun betalingsverplichtingen kunnen of willen voldoen. De tweede indicator betreft de inning van invorderingsposten. Deze indicator meet het bedrag aan openstaande vorderingen waarvan de betalingstermijn is verstreken en waartegen geen bezwaar is ingediend. De laatste indicator is oninbare belastingen en premies binnen een jaar.

In de onderstaande tabel treft u van de prestatie-indicatoren de percentages aan van de jaren 2016 tot en met juni 2018.1 Tevens worden de onderliggende bedragen van de betalingsachterstand en de belasting- en premieontvangsten getoond. Dit betreft de middelen vennootschaps-, omzet- en motorrijtuigenbelasting en loon- en inkomensheffingen.

Tabel 1. Prestatie-indicatoren invordering

Jaartal

Totale bedrag aan ontvangsten (in € mln.)

Achterstand in de invordering (in € mln.)

Achterstand in de invordering (in %)

Inning invorderingsposten binnen een jaar (in %)

Oninbare belastingen en premies (in %)

2016

212.180

5.430

2,6

57,2

0,3

2017

222.559

6.107

2,7

54,5

0,3

2018 (t/m juni)1

227.141

6.552

2,9

56,9

0,3

X Noot
1

12-maandsvoortschrijdend totaal.

De doelstelling van de relatieve omvang van de betalingsachterstanden ligt in de periode 2016–2018 tussen de 2,5 en 3%. De doelstelling van de inning van invorderingsposten ligt tussen de 55 en 65%.

Dynamisch monitoren

Sinds enkele jaren volgt de Belastingdienst niet direct inbare vorderingen enige jaren via dynamisch monitoren. Daarvoor werden de vorderingen eerder afgeboekt als oninbaar. Bij dynamisch monitoren controleert de Belastingdienst aan de hand van digitaal beschikbare gegevens of de situatie van de debiteur is veranderd en er toch kan worden geïncasseerd. Dynamisch monitoren leidt enerzijds tot een structureel hoger achterstandspercentage omdat schulden langere tijd worden gevolgd en dus niet worden afgeboekt. Anderzijds leidt dynamisch monitoren per saldo tot hogere opbrengsten omdat de Belastingdienst minder vorderingen afboekt.

De streefwaarde van het achterstandspercentage is vanaf de begroting 2019 aangepast en verhoogd naar een bandbreedte van 3–3,5%. Zoals aangegeven in de antwoorden op de feitelijke vragen over de 22e Halfjaarsrapportage Belastingdienst voorzie ik voorlopig geen dalende trend in de achterstand aan invordering.2

II. Onderzoek sturing Auditdienst Rijk

Uw Kamer heb ik met mijn brief van 26 april 2018 toegezegd dat ik de Auditdienst Rijk (ADR) zou vragen om onderzoek uit te voeren naar de mate waarin de organisatie en sturing van de Belastingdienst zich ontwikkelt.3 Daartoe heb ik drie onderzoeken voorzien, waarvan er twee in uitvoering zijn. Ten eerste wordt wat betreft sturing op dit moment door de ADR een onderzoek uitgevoerd in relatie tot de betreffende aanbevelingen van de Commissie onderzoek Belastingdienst (COB). Dat onderzoek is in een afrondende fase. Ten tweede loopt er een onderzoek door de ADR gericht op de vraag op welke wijze de huidige cultuur van het Ministerie van Financiën kan worden versterkt. Dit onderzoek zal dit voorjaar gereed zijn. Ten derde start eind 2019 een evaluatie door de ADR van de werking van het sturingsmodel gericht op de aansturing van de Belastingdienst.

Elk van de bovenstaande drie afzonderlijke rapporten zal ik na vaststelling aan uw Kamer doen toekomen conform de richtlijn «openbaarmaking van rapporten ADR» en op de website van mijn ministerie publiceren.

III. Carbontax-model

Het lid Omtzigt vraagt mij ten slotte of het Carbontax-model openbaar is en of het model «wetenschappelijk gevalideerd» is. In mijn brief van 5 februari 2019 ben ik ingegaan op deze vraag.4 In deze brief schrijf ik dat het Carbontax-model voor elke grote beleidsstudie is herijkt voor tal van parameters. Voor deze herijkingen is samengewerkt met onder meer Ecorys, TNO en Policy Research Corporation. De eigenaar van het Carbontax-model, onderzoeksbureau RevNext, heeft de parameters van het model in de zomer en het najaar van 2018 gedurende drie maanden uitvoerig met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en TNO besproken, getoetst en op onderdelen herijkt. PBL heeft TNO gevraagd meer inzicht te verschaffen in de ontwikkelingen rondom elektrische voertuigen (EV’s) op termijn. Dit heeft geleid tot een bandbreedte van toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot EV’s. De uitkomsten van het Carbontax-model vallen binnen deze bandbreedte. Het kabinet zal het PBL vragen om op dit punt een nadere toelichting in het rapport over de doorrekening van het ontwerpKlimaatakkoord op te nemen. Het Carbontax-model is eigendom van het onderzoeksbureau RevNext. Om die reden is het niet aan het kabinet om dit model openbaar te maken. Tegelijkertijd begrijp ik de zorgen van het lid Omtzigt omtrent de transparantie van de berekeningen die volgen uit het Carbontax-model. Het kabinet zal daarom RevNext vragen op welke wijze zij de Kamer meer inzicht kan verschaffen in de werking van het Carbontax-model.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

De jaarcijfers 2018 worden opgenomen in het Jaarverslag IX 2018.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 444.

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 403.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1458.

Naar boven